ECLI:NL:RBNNE:2016:4036

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 september 2016
Publicatiedatum
5 september 2016
Zaaknummer
18.720122.16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling, veroordeling voor vernieling en diefstal

Op 5 september 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die werd beschuldigd van mishandeling van zijn zoon en partner. De rechtbank sprak de man vrij van de beschuldigingen van mishandeling, omdat de verklaringen van de slachtoffers onvoldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de zoon en de partner niet concreet genoeg waren en dat er geen overtuigend bewijs was voor de mishandelingen. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de bovenburen, die geluiden van ruzies hadden gehoord, niet voldoende waren om de beschuldigingen te onderbouwen.

Echter, de man werd wel veroordeeld voor het opzettelijk vernielen van goederen van zijn partner en voor diefstal van een fiets. De rechtbank achtte het bewezen dat de man tijdens ruzies in de woning van zijn partner meerdere telefoons en een bril had vernield. Ook werd bewezen dat hij op 1 mei 2016 een damesfiets had gestolen, die op slot stond en waarvan hij de sleutel niet had. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op, met aftrek van het voorarrest, en bepaalde dat de man zich aan verschillende voorwaarden moest houden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met zijn partner en kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720122-16
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 september 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres [adres 1]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek van de politierechter op de terechtzitting van 17 juni 2016 en het onderzoek van de meervoudige strafkamer op de terechtzitting van 22 augustus 2016.
De verdachte is ter terechtzitting van 22 augustus 2016 verschenen, bijgestaan door
mr. J.J. de Vries, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting van 22 augustus vertegenwoordigd door
mr. E.R. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 13 augustus 2014 tot en met 1 mei 2016 te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Leeuwarden, zijn kind, [slachtoffer 1] ( [geboortedatum 2] ), heeft mishandeld door die [slachtoffer 1]
-tegen de grond en/of een deur en/of een muur te duwen en/of
-op te tillen en vervolgens op de grond te gooien/smijten en/of
-zodanig aan zijn shirt op te tillen en/of zodanig bij zijn shirt vast te pakken dat het shirt zodanig rond of tegen zijn keel kwam dat die [slachtoffer 1] daardoor niet of nauwelijks kon ademhalen en/of
-zodanig op een bed te gooien dat hij met zijn neus en/of mond tegen een houten punt van een kast terecht was gekomen en/of
-op zijn borst en/of armen en/of benen te slaan en/of
-met een slipper op zijn handen te slaan en/of
-aan een been vastpakkend over de grond te slepen en/of
-tegen een wasmachine te gooien en/of
-hardhandig bij zijn wangen en/of oren vast te pakken;
2.
hij in of omstreeks de periode van 13 augustus 2014 tot en met 1 mei 2016 te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Leeuwarden, zijn levensgezel, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 2]
-met zijn vuist tegen het voorhoofd en/of tegen een wang te slaan en/of te
stompen en/of
-zodanig hard te duwen dat zij op de grond viel en/of
-op/tegen (andere plekken van) haar lichaam te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen en/of
-in het gezicht, althans tegen het hoofd en/of tegen andere plekken van haar lichaam te duwen en/of
-voorwerpen tegen het lichaam te gooien;
3.
hij in of omstreeks de periode van 13 augustus 2014 tot en met 1 mei 2016 te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer telefoon(s) en/of een bril, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4.
hij op of omstreeks 1 mei 2016 te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Leeuwarden,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (dames)fiets (merk Rivel Transport, kleur zwart), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde kan worden bewezen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat aangeefster [slachtoffer 2] en haar zoon [slachtoffer 1] in grote lijnen dezelfde verklaring hebben afgelegd en dat deze verklaringen voldoende steun vinden in de verklaring van de bovenburen die geschreeuw en gebonk hebben gehoord om tot een bewezenverklaring van het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde te komen. De verklaring van verdachte ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde dat verdachte dacht dat het zijn eigen fiets betrof acht de officier van justitie niet aannemelijk.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte de feiten ontkent en dat de verklaring van zijn zoon [slachtoffer 1] voor het bewijs buiten beschouwing moet worden gelaten. Door de verbalisanten is een verslag gemaakt van het verhoor waardoor het lastig is om nuances uit de verklaring te halen. [slachtoffer 1] heeft zich voor een loyaliteitsconflict geplaatst gezien waardoor hij deze verklaring heeft afgelegd. Hij heeft zijn moeder niet willen afvallen. Om de verklaring op juiste waarde te schatten is het van belang om de nuances eruit te halen en dit is door het verslag niet mogelijk. Aangeefster [slachtoffer 2] heeft later haar eigen aangifte afgezwakt en heeft verklaard dat de blauwe plekken een andere oorzaak hebben. Verdachte moet daarom van het onder 1. en 2. ten laste gelegde worden vrijgesproken, omdat dit niet kan worden bewezen.
De telefoon die verdachte heeft vernield had hij zelf aangeschaft en deze vernieling was derhalve niet wederrechtelijk, zodat verdachte van het onder 3. ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde geldt dat verdachte geen opzet had om de fiets te stelen. Hij dacht dat het zijn eigen fiets betrof. Verdachte moet daarom ook van dit feit worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1. en 2. ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Onder 1. wordt verdachte verweten dat hij in een periode van ruim twee jaren zijn zoon, [slachtoffer 1] , meerdere malen, heeft mishandeld. Onder 2. wordt verdachte verweten dat hij zijn partner [slachtoffer 2] en moeder van [slachtoffer 1] in diezelfde periode meerdere malen heeft mishandeld.
Verdachte ontkent de mishandelingen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt van concrete mishandelingen die vervolgens steun vinden in een of meer andere bewijsmiddelen. De specifieke geweldsincidenten waarover [slachtoffer 1] verklaart vinden geen steun in de verklaring van [slachtoffer 2] en de incidenten waarover [slachtoffer 2] verklaart vinden geen steun in de verklaring van [slachtoffer 1] . De verklaringen van de bovenburen, inhoudende dat ze veelvuldige ruzies hebben gehoord waarbij ze gelet op de geluiden de indruk hadden dat ze passen bij geweld, zijn onvoldoende concreet om tot steun van de verklaring van [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] te dienen.
[slachtoffer 1] heeft voorts verklaard dat hij blauwe plekken bij zijn moeder heeft gezien. [slachtoffer 2] verklaart echter dat deze blauwe plekken niet door de mishandelingen gepleegd door verdachte zijn veroorzaakt. Voorts verklaart ze blauwe plekken bij [slachtoffer 1] te hebben gezien maar ze kan niet aangeven dat deze plekken passen bij geweld dat verdachte zou hebben gepleegd. Volgens haar zouden deze blauwe plekken ook door voetballen kunnen zijn veroorzaakt en volgens haar had [slachtoffer 1] tegen haar gezegd dat de blauwe plekken door het buitenspelen zijn veroorzaakt. Ook deze meer algemene verklaringen bieden elkaar dus over en weer geen steun.
Onder 3. wordt verdachte verweten dat hij meerdere telefoons en een bril van aangeefster [slachtoffer 2] heeft vernield. Uit de stukken blijkt dat deze vernielingen in de woning van aangeefster plaatsvonden en dat de telefoons bij haar in gebruik waren. De rechtbank acht derhalve bewijsbaar dat de telefoons, in ieder geval in strafrechtelijke zin, aan haar toebehoorden.
Onder 4. wordt verdachte verweten dat hij een fiets van [slachtoffer 3] heeft gestolen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaart dat hij dronken was en dacht dat dit zijn eigen fiets betrof. Gelet op de omstandigheid dat verdachte een fiets heeft weggenomen die op slot stond en waarvan hij de sleutel niet in zijn bezit had, acht de rechtbank de verklaring van verdachte niet aannemelijk. De rechtbank acht, gelet op de uiterlijke verschijningsvormen, bewezen dat verdachte met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening de fiets heeft weggenomen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de hierna onder 3. en 4. bewezenverklaring de redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.
De door verdachte op de terechtzitting van 22 augustus 2016 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Tijdens een ruzie met [slachtoffer 2] in haar woning heb ik een huistelefoon vernield. Deze telefoon heb ik doormidden gebroken.
Op 1 mei 2016 te [pleegplaats] ben ik aangehouden door de politie, terwijl ik een zwarte damesfiets in mijn bezit had. Deze fiets was niet van mij. Deze fiets stond op slot. Op het moment van de aanhouding was ik bij de woning van een vriend, zodat het slot kon worden opengebroken. Ik had deze fiets even eerder in [pleegplaats] meegenomen.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 5 mei 2016, opgenomen op pagina 9 van het dossier met nummer PL0100-2016112852 d.d. 13 mei 2016, inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] :
Ik ben woonachtig in [pleegplaats] . Ik woon hier samen met mijn twee kinderen. [verdachte] kwam regelmatig bij ons. Hij is de vader van de kinderen. Als hij het ergens niet mee eens was dan werd hij kwaad en gooide hij met spullen die in mijn woning stonden. Hierdoor zijn er diverse dingen door hem kapot gegooid. [verdachte] kwam een keer bij mij met een bankbiljet van 100 euro. Hij wilde dit wisselen. Toen hij merkte dat ik hier niet aan mee wilde werken pakte hij mijn bril van mijn hoofd en gooide deze met kracht op de grond. Als gevolg hiervan ging mijn bril kapot. Ik probeerde vaak om mijn moeder te bellen. [verdachte] probeerde dit dan te verhinderen en vernielde dan de telefoon. Hij heeft zeker wel zes vaste telefoons en twee mobiele telefoons vernield.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 20 april 2016, opgenomen op pagina 5 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] :
Vanaf augustus 2014 ging het wat slechter met de relatie tussen [verdachte] en mij. We kregen steeds vaker ruzie.
4.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 4 mei 2016, opgenomen op pagina 18 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Op 4 mei 2016 tijdens een studioverhoor van een minderjarige jongeman, genaamd [slachtoffer 1] .
[slachtoffer 1] vertelde dat papa soms spullen kapot gooide als hij boos was. De laatste keer dat papa boos werd was een maand geleden. [slachtoffer 1] vertelde dat hij wist dat het een zondag was. Papa was boos op mama en had de telefoon van mama kapot gemaakt. Een andere keer kwam papa met geld aanzetten vertelde [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] vertelde dat papa toen boos werd op mama en haar bril toen kapot had gemaakt. Ze zijn daarna een keer naar de Pearl gegaan voor een nieuwe bril. Hij had dit gehoord van zijn oma, omdat zijn mama oma had gebeld en oma had toen de politie gebeld. Dat zou vaker gebeuren vertelde [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] vertelde dat als papa mama pijn deed dat mama dan oma probeerde te bellen en dat papa dan de telefoon afpakte en deze kapot maakte. Soms maakte hij de telefoon kapot met een hamer en soms gooide hij deze kapot.
5.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 1 mei 2016, opgenomen op pagina 26 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van aangever [naam aangever] :
Ik wil hierbij namens [slachtoffer 3] aangifte doen van diefstal van een lokfiets. Deze lokfiets, een zwarte damesfiets van het merk Rivel Transport, is eigendom van [slachtoffer 3] . Ik heb deze fiets op 23 april 2016 slotvast afgesloten geplaatst in een fietsenstalling op het [straatnaam 1] te [pleegplaats] . De fiets was afgesloten met een hoefijzerslot. De lokfiets is voorzien van een technisch opsporingsmiddel. Op 1 mei 2016 om 8.16 uur kreeg ik een alarmmelding binnen welke aangaf dat de fiets werd gestolen. Ik heb collega's aangestuurd om de fiets te onderscheppen. Ik zag dat de fiets zich langzaam verplaatste wat mij de indruk gaf dat de persoon met de fiets aan de hand liep. Ik zag dat de fiets om 8.30 uur tot stilstand kwam en hoorde via de portofoon dat collega's de fiets zagen met daarbij een persoon.
6.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aanhouding van Politie Noord-Nederland d.d. 1 mei 2016, opgenomen op pagina 31 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Op 1 mei 2016 hoorden wij via de portofoon collega [naam aangever] doorgeven dat er een lokfiets in beweging was en dat deze zich op dat moment bewoog [straatnaam 2] te [pleegplaats] . [naam aangever] verstuurde ons een foto van de lokfiets. Ik zag een man staan die later bleek te zijn: [verdachte] . Ik zag dat de man stond bij een zwarte damesfiets. Ik zag dat de fiets tegen hem aan leunde en zijn hand op het zadel van de fiets lag. Ik keek naar de foto van de weggenomen lokfiets. Ik zag dat de fiets volledig overeen kwam met de fiets die bij de man stond.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 3. en 4. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
3.
hij in de periode van 13 augustus 2014 tot en met 1 mei 2016 te [pleegplaats] in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk en wederrechtelijk telefoons en een bril, toebehorende aan [slachtoffer 2] , heeft vernield;
4.
hij op 1 mei 2016 te [pleegplaats] in de gemeente Leeuwarden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een damesfiets, merk Rivel Transport, kleur zwart, toebehorende aan [slachtoffer 3] .
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
3. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
4. diefstal.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van drie jaren en met de volgende bijzondere voorwaarden:
- een meldplicht bij de afdeling reclassering van Verslavingszorg Noord Nederland;
- de verplichting zich gedurende de proeftijd klinisch te laten opnemen voor een maximale periode van twaalf maanden bij de Piet Roordakliniek of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de
(geneesheer-)directeur van die kliniek worden gegeven;
- de verplichting om zich gedurende de proeftijd en aansluitend aan de klinische opname ambulant te laten behandelen door Verslavingszorg Noord Nederland of een soortgelijke instelling;
- een contactverbod -zowel direct als indirect- met [slachtoffer 2] en haar beide kinderen;
- een gebiedsverbod voor de volgende adressen:
- de [adres 2] (adres moeder van [slachtoffer 2] );
- [adres 3] (school);
- [adres 4] (zwembad);
- [adres 5] (voetbalclub);
- [adres 6] (kinderopvang);
- [adres 7] (huisadres);
- [adres 8] (werkadres).
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gesteld voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor algehele vrijspraak, maar subsidiair heeft zij gepleit voor een deels voorwaardelijke gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd van het voorarrest op de dag van de uitspraak en de bijzondere voorwaarden worden opgelegd zoals door de officier van justitie is gevorderd.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzittingen, een reclasseringsadvies opgemaakt door Verslavingszorg Noord Nederland op 18 juni 2016, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vernielen van telefoons en een bril van zijn toenmalige vriendin en diefstal van een fiets.
De vernielingen zijn erg vervelende strafbare feiten, omdat ze zijn gepleegd tijdens ruzies met zijn toenmalige vriendin in haar woning waarbij ook de kinderen vaak aanwezig waren. Verdachte heeft hiermee zijn kinderen getuige laten zijn van geweld.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor vernielingen en dat hij een strafbeschikking heeft gehad voor diefstal. De rechtbank zal dit in het nadeel van verdachte meenemen bij het bepalen van de straf.
De rechtbank acht twee ernstige strafbare feiten niet bewezen en daarom komt de rechtbank tot een aanmerkelijk lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank heeft om deze reden de dag na het onderzoek ter terechtzitting de voorlopige hechtenis van verdachte opgeheven. Gelet op de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht is in de straf geen ruimte om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, zodat reclasseringstoezicht, een geïndiceerde klinische opname of andere broodnodige bijzondere voorwaarden mogelijk kunnen worden gemaakt.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. en 2. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3. en 4. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A. van Capelle, voorzitter, mr. J. van Bruggen en mr. O.J. Bosker, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 september 2016.
Mrs. M.A.A. van Capelle is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Van Bruggen
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Bosker
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Zandstra-Alkema
locatie Leeuwarden,