ECLI:NL:RBNNE:2016:4003
Rechtbank Noord-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Sluiting van een horecagelegenheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet
Op 31 augustus 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de sluiting van een horecagelegenheid in Groningen. De burgemeester van Groningen had op 9 augustus 2016 besloten het café voor een periode van zes maanden te sluiten, met ingang van 19 augustus 2016, op basis van artikel 13b van de Opiumwet. Dit besluit volgde op een politieonderzoek in de nacht van 9 op 10 juli 2016, waarbij in het café softdrugs, harddrugs en verpakkingsmaterialen voor verdovende middelen werden aangetroffen. De verzoeker, die deel uitmaakt van de coöperatie die het café exploiteert, maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 23 augustus 2016 heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat verzoeker een spoedeisend belang had bij het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter overwoog dat de burgemeester bevoegd was om het café te sluiten op basis van de aangetroffen hoeveelheden drugs, die groter waren dan een hoeveelheid voor eigen gebruik. Verzoeker voerde aan dat de sluiting onterecht was, omdat de aangetroffen hoeveelheden gering waren en dat de burgemeester in zijn besluit niet zorgvuldig had gehandeld. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de burgemeester op goede gronden had besloten tot sluiting van het café, gezien de aanwezigheid van harddrugs en de verantwoordelijkheden van de uitbater.
De voorzieningenrechter concludeerde dat het belang van de handhaving van de openbare orde zwaarder woog dan de belangen van verzoeker. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.