In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 1 februari 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich tijdens een verlof in het kader van de terbeschikkingstelling (TBS) schuldig heeft gemaakt aan mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving van een prostituee. De feiten vonden plaats tussen 6 en 8 december 2014, toen de verdachte het slachtoffer, na aanvankelijke instemming, tegen haar wil in zijn auto meenam naar Duitsland. Het slachtoffer stapte aanvankelijk vrijwillig in de auto, maar werd later mishandeld en gedwongen om mee te gaan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij het slachtoffer tegen haar wil meenam, en dat hij haar wederrechtelijk van de vrijheid beroofde. De rechtbank hield rekening met de gevolgen van de feiten voor de verdachte, die al in een TBS-kliniek verbleef, en besloot tot het opleggen van een langdurige voorwaardelijke gevangenisstraf in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, omdat de huidige TBS-maatregel niet mocht worden doorkruist. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 540 dagen, waarvan 529 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Tevens werd de in beslag genomen auto verbeurd verklaard.