ECLI:NL:RBNNE:2016:337

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 februari 2016
Publicatiedatum
2 februari 2016
Zaaknummer
18.830384-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving van prostituee tijdens TBS-verlof

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 1 februari 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich tijdens een verlof in het kader van de terbeschikkingstelling (TBS) schuldig heeft gemaakt aan mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving van een prostituee. De feiten vonden plaats tussen 6 en 8 december 2014, toen de verdachte het slachtoffer, na aanvankelijke instemming, tegen haar wil in zijn auto meenam naar Duitsland. Het slachtoffer stapte aanvankelijk vrijwillig in de auto, maar werd later mishandeld en gedwongen om mee te gaan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij het slachtoffer tegen haar wil meenam, en dat hij haar wederrechtelijk van de vrijheid beroofde. De rechtbank hield rekening met de gevolgen van de feiten voor de verdachte, die al in een TBS-kliniek verbleef, en besloot tot het opleggen van een langdurige voorwaardelijke gevangenisstraf in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, omdat de huidige TBS-maatregel niet mocht worden doorkruist. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 540 dagen, waarvan 529 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Tevens werd de in beslag genomen auto verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/830384-14
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
1 februari 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
18 januari 2016.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. F.P. Holthuis, advocaat te Den Haag, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 6 december 2014 tot en met 8 december 2014,
in het arrondissement Noord-Nederland, althans in Nederland, en/of in
Duitsland, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft
beroofd en/of beroofd gehouden,
immers heeft hij, verdachte met dat opzet die [slachtoffer] in een auto vastgehouden
en/of tegengehouden en/of geslagen en/of in die auto vastgebonden en/of
geboeid en/of belemmerd om weg te gaan, althans verhinderd zich te verwijderen
van de plaats waar die [slachtoffer] zich bevond,
en/of
hij in of omstreeks de periode van 6 december 2014 tot en met 8 december 2014,
in het arrondissement Noord-Nederland, althans in Nederland, en/of Duitsland,
[slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] (hardhandig) aan haar arm(en) uit een auto te trekken en/of te sleuren en/of te slaan en/of vast te binden en/of te boeien.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat aangeefster, nadat zij in eerste instantie vrijwillig met verdachte mee ging, zich op een gegeven moment, toen zij doorhad dat verzet bieden geen zin had, aan hem heeft overgegeven. Zij had geen inspraak in wat er ging gebeuren en waar ze voor hoe lang heen gingen. Verdachte heeft verklaard dat hij de regisseur was in alles. Op een landweg in [pleegplaats 1] heeft een mishandeling plaatsgevonden. Verdachte heeft haar daar uit de auto gesleurd, geslagen en vastgebonden. Dat heeft letsel veroorzaakt bij aangeefster. Na de mishandeling heeft verdachte nog verteld dat hij tbs'er is en zijn vrouw gedood heeft. Vervolgens is verdachte met aangeefster naar Duitsland gereden. Daar verzocht aangeefster verdachte meerdere malen om terug te gaan naar Nederland. Verdachte reed echter nog een dag met aangeefster rond, voor hij hier gehoor aan gaf. Uit al deze omstandigheden blijkt dat aangeefster tegen haar wil door verdachte is vastgehouden en dat zij geen kant op kon. Zowel de wederrechtelijke vrijheidsberoving als de mishandeling is daarom te bewijzen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de wederrechtelijke vrijheidsberoving. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Bovendien was het opzet van verdachte niet gericht op wederrechtelijke vrijheidsberoving. Nadat de mishandeling plaatsvond op de landweg in [pleegplaats 1] , spraken verdachte en aangeefster in de auto rustig met elkaar, waarna ze SM-achtige seks met elkaar hadden. De verklaring van verdachte dat die seks heeft plaatsgevonden vindt bevestiging in de verwondingen van verdachte. Niet te bewijzen is dat aangeefster vastgebonden in de auto zat. De boeien waarover aangeefster spreekt zijn niet in de auto aangetroffen en het vastbinden om de borsten vond plaats in het kader van de seks. Tijdens de rit naar Duitsland die daarop volgde, lijkt ook geen sprake te zijn van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Aangeefster heeft meerdere malen verklaard dat zij niet bang is geweest en dat ze een spel speelde met verdachte, zodat verdachte zou denken dat zij hem leuk vond. Zij is bij een benzinestation nog naar het toilet geweest terwijl verdachte in de auto zat. Het was voor verdachte al met al niet kenbaar dat aangeefster tegen haar wil in de auto werd vastgehouden. Voorts heeft de raadsman bepleit dat hetgeen aan bewijs overblijft, nadat de onderdelen van de verklaring van aangeefster die geen steun vinden in ander bewijs buiten beschouwing worden gelaten, onvoldoende is om te kunnen spreken van wederrechtelijke vrijheidsberoving. De mishandeling kan wel worden bewezen, voor zover deze betreft het uit de auto sleuren en het slaan.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de inhoud van de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven.
Daarbij is ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts gebruikt met betrekking tot het feit of de feiten waarop het blijkens zijn inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 11 december 2014, opgenomen op p. 24 e.v. van dossier nummer 2014174068 d.d. 23 januari 2015 van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] :
Afgelopen zaterdag 6 december 2014 stond ik op de baan van de tippelzone in Groningen en toen kwam er een rode Volkswagen aan rijden. Ik stapte bij hem in. Het was toen ongeveer 20.30 uur. We reden weg en toen stopten we bij een landweg. Hij sprong boven op mij en schold mij uit voor stomme hoer. Hij was boos. Ik verzette mij en toen werd er ook geslagen. Hij gaf mij twee keer een klap in mijn gezicht. Ik had daardoor ook bloed aan mijn slaap. En toen zei hij: "En nu de auto in. En meewerken". Ik heb me toen toch maar aan hem overgegeven.
Op een gegeven moment zag ik dat we in Duitsland waren. We hebben geslapen tot ongeveer 6:00 uur. We hebben toen heel lang gereden en uiteindelijk kwamen we weer in Nederland aan.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 1 juli/29 oktober 2015, los bijgevoegd bij voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] , afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris:
Ik heb alles geïncasseerd om sterk te blijven en controle te houden. Ik was in gevangenschap, ik kon niet weg. Dat vond ik niet mooi. Ik ben geschrokken toen [verdachte] de auto uitsprong. Hij trok mij uit de auto. Er is sprake van een spel geweest. Ik durfde niet te ontsnappen. Ik wist niet wat [verdachte] dan ging doen.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 8 december 2014, opgenomen op p. 66 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte:
Ik ben zaterdag volgens mij om 20:00 uur/20:30 uur richting de tippelzone aan de [straat] gereden. Vrijwel direct kwam een vrouw die zich voorstelde als [bijnaam slachtoffer] naar mijn auto toelopen. Ik zag dat zij instapte. Net voor [pleegplaats 1] ben ik een bospad ingereden. Wij hebben daar een paar uur op het bospad gestaan. Volgens mij was het toen ongeveer 23.30 uur. Onder invloed van de coke en een joint die ik van haar heb gekregen ben ik blind gaan rondrijden. Op een gegeven moment kwam ik bij een grensovergang bij Duitsland. Ik heb de auto in Duitsland op een rustig plekje neergezet. We zijn toen samen gaan slapen. Het was toen ongeveer 04.00 uur zondagmorgen. Om ongeveer 9:00 uur werden wij wakker. Ik ben uiteindelijk bij Arnhem de grens overgegaan en richting Groningen gereden.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 9 december 2014, opgenomen op p. 70 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte:
Tussen [pleegplaats 2] en [pleegplaats 1] ontstond er een handgemeen. Ik heb haar de auto uitgetrokken en zei dat we klaar waren met elkaar. Ik heb haar aan de polsen en jas gegrepen om de auto uit te slepen.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 10 december 2014, opgenomen op p. 82 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte:
Ik ben zo'n beetje de regisseur geweest van het geheel van wat er in die auto is gebeurd. Ik heb haar verteld dat ik bij de [adres kliniek] uit de kliniek kwam. Ze wist dat dit een gevangenis was. Het zou kunnen dat ik gezegd heb dat ik mijn vrouw heb vermoord. Dat was daar bij [pleegplaats 1] in de buurt op het zandpaadje. Het kan wel zijn dat [bijnaam slachtoffer] goed benauwd is geweest. [bijnaam slachtoffer] heeft een paar keer gezegd dat ze terug wilde omdat ze methadon nodig had en beroerd was. De verwondingen aan haar gezicht en pols zijn door de ruzie gekomen.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster niet alleen heeft mishandeld, maar ook wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden. De rechtbank stelt daartoe de volgende feitelijke gang van zaken vast.
Aangeefster stapte op zaterdagavond 6 december 2014 aanvankelijk vrijwillig bij verdachte in zijn auto, onder de afspraak dat verdachte geld zou gaan halen om aangeefster voor nog te verrichten diensten te kunnen betalen. Op weg naar de plek waar verdachte geld ging halen, belandden zij op een landweg in de buurt van [pleegplaats 1] . Daar sleurde verdachte aangeefster hardhandig uit de auto en sloeg hij haar. Bij verdachte was sprake van paniek, omdat hij zich realiseerde dat hij niet op tijd terug zou zijn in de kliniek als hij eerst geld zou moeten gaan halen teneinde aangeefster na betaling ergens af te kunnen zetten. Aangeefster moest vervolgens weer plaatsnemen in de auto van verdachte. In de auto vond toen een gesprek plaats met verdachte, waarin hij onder meer aangaf dat hij in een kliniek zat, waarvan aangeefster begreep dat het een gevangenis was, en dat hij zijn vrouw had vermoord. Verdachte is vervolgens rond gaan rijden en kwam uiteindelijk met aangeefster in Duitsland terecht. Daar heeft aangeefster aangegeven terug te willen naar Nederland. Het duurde echter nog geruime tijd alvorens verdachte uiteindelijk besloot hieraan gehoor te geven, waardoor zij pas in de nacht van 7 op 8 december 2014 in Groningen aan kwamen.
Alle omstandigheden in aanmerking genomen is de rechtbank van oordeel dat verdachte in ieder geval de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij aangeefster tegen haar wil meenam naar Duitsland en haar dus wederrechtelijk van de vrijheid beroofde vanaf het moment dat in [pleegplaats 1] de mishandeling plaatsvond. Immers, nadat aangeefster door verdachte was mishandeld, vertelde verdachte haar over zijn verblijf in een kliniek en de reden daarvan. Vervolgens reed hij zonder haar toestemming naar Duitsland en eenmaal daar gaf hij niet onmiddellijk gehoor aan haar wens om terug te keren naar Nederland. Dit terwijl aangeefster enkel akkoord was gegaan met het voorstel van verdachte om ergens buiten Groningen geld te gaan halen. Aangeefster gaf weliswaar niet expliciet aan dat zij tegen haar wil met verdachte mee ging en had mogelijk op enig moment in Duitsland wel een kans om anderen te waarschuwen, maar dat leidt niet tot de conclusie dat het voor verdachte in het geheel niet kenbaar was of kon zijn dat hij haar van de vrijheid beroofde. Aangeefster bevond zich in een van verdachte afhankelijke positie, namelijk als prostituee in zijn auto en wilde niet 's avonds laat in de kou op een verlaten landweg of ergens in Duitsland zonder geld worden achtergelaten. Zij besloot na de mishandeling en de informatie die verdachte haar gaf over zijn verleden het spel met verdachte mee te spelen, omdat zij dacht dat dat haar de beste kans op terugkeer in Groningen zou geven. Van haar mocht in die omstandigheden niet verwacht worden dat zij zou tegenstribbelen of expliciet zou aangeven dat zij niet met verdachte meewilde. Toen aangeefster eenmaal van haar vrijheid was beroofd en de rust na enige tijd was teruggekeerd, terwijl de sfeer van agressie niet meer op de voorgrond stond, negeerde verdachte aanvankelijk ook de door aangeefster geuite wens om terug te keren naar Nederland voor het nemen van haar medicatie.
Bewezenverklaring
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen en gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 6 december 2014 tot en met 8 december 2014 in het arrondissement Noord-Nederland en in Duitsland opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft
beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, met dat opzet die [slachtoffer] in een auto vastgehouden en belemmerd om weg te gaan,
en
hij op 6 december 2014 in het arrondissement Noord-Nederland [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] hardhandig aan haar armen uit een auto te sleuren en te slaan.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van de feiten

Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
EN
mishandeling
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden (540 dagen), waarvan 529 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft daarbij opgemerkt dat het ernstige feiten betreft. Het is een heftig gebeuren geweest voor aangeefster. Verdachte zit op dit moment op de plek waar hij thuishoort, de tbs-kliniek. Verdachte heeft onmiddellijk de gevolgen van zijn handelen ondervonden, nu hij door deze feiten immers al zijn opgebouwde vrijheden en verloven is kwijtgeraakt. Uit maatschappelijk oogpunt dient wel een straf te worden opgelegd, maar wel in een zodanige vorm dat die de huidige maatregel van terbeschikkingstelling niet doorkruist.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf, die, gelet op het feit dat hij enkel mishandeling bewezen acht, in duur korter moet zijn dan door de officier van justitie gevorderd. Het is belangrijk dat de nu lopende maatregel van terbeschikkingstelling niet wordt onderbroken.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving. Dit zijn ernstige feiten, waarmee verdachte geen enkel respect heeft getoond voor de belangen en wensen van het slachtoffer, die door zijn handelen meer dan 24 uur in een zeer benarde situatie heeft moeten verkeren. Voor dergelijke feiten past, alle omstandigheden in aanmerking genomen, naar het oordeel van de rechtbank normaliter slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Aan verdachte is in 1995 de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd en hij verblijft in dat kader al sinds 1998 in tbs-klinieken. De maatregel is laatstelijk in 2015 verlengd en de door hem in de loop der tijd opgebouwde vrijheden en verloven zijn door de nu gepleegde feiten komen te vervallen. Op korte termijn wordt beoordeeld of verdachte (opnieuw) in aanmerking komt voor een longstay-status. Er is, gelet op die ontwikkelingen, op dit moment geen reëel zicht op beëindiging van de terbeschikkingstelling binnen een afzienbare termijn. Tegen die achtergrond is de rechtbank van oordeel dat het thans geen toegevoegde waarde heeft om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verdachte zal in het kader van de maatregel van terbeschikkingstelling immers nog lange tijd beroofd zijn van zijn vrijheid en het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan er enkel toe leiden dat een eventuele behandeling van verdachtes stoornis enige tijd zal zijn onderbroken. Uit het oogpunt van normhandhaving zal de rechtbank wel een aanzienlijke voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, waarbij de rechtbank nog opmerkt dat de bijbehorende proeftijd pas zal ingaan op het moment dat verdachte in vrijheid zal worden gesteld.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een rode Volkswagen Golf C1, [kenteken] , vatbaar voor verbeurdverklaring nu het een voorwerp betreft met behulp van welke het feit is begaan en het toebehoort aan verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57, 282 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 540 dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
529 dagen,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen rode Volkswagen Golf, [kenteken] .
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Haisma, voorzitter, mr. M.J. Oostveen en
mr. J. van Bruggen, rechters, bijgestaan door mr. A.J. van Baren, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 februari 2016.