Beoordeling van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het primair ten laste gelegde kan worden bewezen en dat verdachte zich aldus met de medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan smaadschrift. Door het uitgeven van een boek waarin aangever nadrukkelijk in verband wordt gebracht met dan wel medeplichtig wordt geacht aan de moord op [persoon 1] is sprake van telastlegging van een bepaald feit, waardoor aangever in zijn eer en goede naam is aangetast.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat sprake is van de situatie zoals omschreven in artikel 261 lid 3 van het Wetboek van Strafrecht, hetgeen gelet op de formulering in dat artikel tot vrijspraak zou moeten leiden.
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 21 juni 2016 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb met [medeverdachte] een boek geschreven en uitgegeven met als titel: " [naam titel] ", met als ondertitel [ondertitel] . De in de tenlastelegging opgenomen passages omtrent [slachtoffer] staan in dit boek opgenomen. Ik heb in het boek willen aangeven dat [slachtoffer] iets met de moord op [persoon 1] te maken heeft.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 17 juli 2014, opgenomen op pagina 20 e.v. van het dossier met nummer 2014076532 d.d. 17 september 2015, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Ik doe aangifte tegen [verdachte] en [medeverdachte] . Zij zijn schrijvers van het boek " [naam titel] . In dit boek word ik met naam en toenaam genoemd. In het gehele boek worden uitspraken gedaan over mij. De schrijvers stellen in het boek dat ik medeplichtig ben aan de moord op [persoon 1] . Ik verwijs u voor verdere informatie hierover naar het boek welke ik aan u geef om bij het proces-verbaal te voegen.
In november/december 2013 werd ik gebeld door een man die zei dat hij een boek wilde gaan schrijven over de moord op [persoon 1] . Ik maakte een afspraak met hem en zijn medeauteur. Op een dag in november/december kwamen er twee heren bij mij die zich voorstelden als [verdachte] en [medeverdachte] . Ze stelden vragen aan mij of ik [persoon 2] en [persoon 4] en andere genoemde mensen ook kende. De meeste vragen aan mij werden gesteld door [medeverdachte] . Ik gaf aan dat ik de genoemde mensen niet kende. Ik gaf nog enkele referenties die mijn verhaal konden bevestigen. De schrijvers gingen weg. Ze hadden mij wel verteld dat het boek in januari 2014 uit zou komen. Er volgde nog een keer een ontmoeting met [medeverdachte] . Dit was enkele weken na de eerste afspraak. In dit gesprek ging [medeverdachte] wat dieper op de zaken in. Ook gaf hij aan dat hij mijn eerste antwoorden als leugens beschouwde. Hij gaf daarbij ook aan dat als ik antwoorden gaf die bij zijn visie pasten hij mij goed zou behandelen in het boek. Ik wilde gewoon dat de waarheid in het boek kwam. Ik heb dit heel goed onthouden omdat dit mij zeer tegen de borst stuitte. Ik heb gezegd dat ik dit niet wilde. Ik heb aangegeven dat [medeverdachte] weg moest gaan en dat ik geen contact meer met hem wilde. [medeverdachte] verliet toen mijn woning. Nadien ben ik meerdere keren door [medeverdachte] gebeld. [medeverdachte] gaf aan dat hij bewijzen had dat ik de eerder genoemde mensen wel kende en dat de moord in mijn caravan was gepleegd. Ik ben door dit alles heel erg beschadigd. Mijn naam is tot aan mijn dood kapot.
Ik heb het boek [naam titel] " gekocht bij de boekwinkel in [plaats] . Ik hoor van de verbalisant dat in het boek een kassabon zit waarop de datum 30 mei 2014 staat.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 17 september 2015, afzonderlijk opgemaakt, inhoudende als relatering van verbalisant:
[medeverdachte] verklaarde aan mij verbalisant:
- dat hij het boek: [naam titel] had uitgegeven;
- dat [naam titel] een oplage heeft gehad van een paar duizend stuks;
- dat het verkrijgbaar was in de periode van 18 mei 2014 tot 17 maart 2015.
4. Een schriftelijk stuk, te weten een boek met als titel [naam titel] , met als ondertitel: [ondertitel] , geschreven door [verdachte] en [medeverdachte] , inhoudende:
- pagina 52: [persoon 1] kende hem [persoon 2] ) goed omdat [persoon 2] altijd bij [slachtoffer] in de caravan kwam bij wie [persoon 1] en haar vriendjes regelmatig rondhingen.
- pagina 65: Kort na de aanhouding van [persoon 3] lezen we de volgende posting: " [persoon 3] is er ingeluisd. Hij kwam wellicht in de sekscaravan van [slachtoffer] die op het AZC stond om zijn seksuele fantasieën te bevredigen. De bewuste nacht is [persoon 1] opgepikt in [plaats] met de BMW van (de inmiddels wijlen) [persoon 2] . De moord is zeer waarschijnlijk in de caravan gepleegd en [persoon 1] is met de BMW naar het weiland vervoerd. Geen wonder dat bewijslast weggemoffeld moest worden. De caravan ging in vlammen op en [slachtoffer] reed de BMW naar Duitsland en liet hem direct tot schroot vernietigen. Dit, samen met het keeldoorsnijdende gebaar, wekt sterk de indruk dat de asielzoekers de moord hebben gepleegd, waarbij zij hulp hebben gekregen van hun Duitse vriendjes [persoon 2] en [slachtoffer] ." Hoe gelijk zou deze reageerder op [website] hebben en krijgen. Het verhaal is minstens zo logisch als evenwichtig en een ieder die zich ook maar een beetje in de zaak zou hebben verdiept was met soortgelijke conclusies gekomen.
- pagina 212: tussenkopje: De duistere kanten van [slachtoffer] .
- pagina 214: In de auto terug naar huis mijmeren we over de zogenaamde snuff movies die in het chalet van [slachtoffer] zouden worden gemaakt. Gruwelijker seksfilms waarbij moord en seks samengaan zijn er niet te vinden. Van meerdere getuigen hoorden we dat [slachtoffer] samen met [persoon 2] pornofilms produceerde in een daar speciaal voor ingerichte studio. [slachtoffer] was op de ochtend voor de moord naar Duitsland
vertrokken. Pas twee weken later kwam hij terug. Met een andere auto.
Bij [slachtoffer] werd er ook een handel gedreven in gestolen spul. Tot wapens aan toe. De achteringang was voor criminele zaakjes de vooringang geworden. Dat wist iedereen. Er werd geprostitueerd en mensenhandel deed ook mee. Pornobanden werden uitgevent op adresjes die [slachtoffer] opgaf.
- pagina 215: [slachtoffer] is nooit door de politie op een normale wijze verhoord hoewel
hij zich zo verdacht had gemaakt als een pyromaan in een hooiberg.
- pagina 217: een mailbericht van [medeverdachte] aan [slachtoffer] , voor zover inhoudende: [slachtoffer] , wij hebben inmiddels de verklaring van iemand die onbedoeld en ongewild bij de moord betrokken is nu definitief als kluisverklaring. De noodzaak om met jou welke deal dan ook te sluiten is daarmee van beduidend minder gewicht geworden. Voor wat betreft de zaak zelf hebben we nu dus twee "kroongetuigen" en als het om jou gaat van drie verschillende mensen verklaringen die vernietigend voor je zijn. Kortom, als je nog steeds niet op ons voorstel in wil gaan is ons dat om het even omdat de info die we nu compleet en hard hebben een geweldige bijdrage levert aan het plot van het boek. Wat er onder meer uit naar voren komt zijn tal van zaken die jij tot dusver met klem hebt ontkend. Buiten dat jouw rol ons sowieso bekend is en wij die zullen publiceren, zal de lezer een eenduidige conclusie trekken als het er om gaat wat jouw bijdrage is geweest. Wat jij je moet afvragen is niet of je bescherming van justitie kan krijgen, want die krijg je heus wel. Je moet je afvragen of wij de lezers van ons boek zullen overtuigen dat jij betrokken was en precies weet hoe het gegaan is. Neem nu maar van mij aan dat jij -zo als het er nu bij staat- na de verschijning van ons boek een heel groot probleem hebt. Eigenlijk gun ik je dat niet op je ouwe dag. Nogmaals, het maakt ons niet meer uit dat je na afgelopen donderdag plots frontaal in de tegenaanval gaat. Voor het boek zou het beter zijn als het blijft zoals het nu is. Niettemin speel ik nog met de gedachte je ten finale je standpunt te (her)overwegen. Een derde (anonieme) bron is ook wel iets. Met groet, [medeverdachte] .
- pagina 218: een mailbericht van [medeverdachte] aan [slachtoffer] , voor zover inhoudende: Ik had je een eenvoudige deal voorgesteld waar we allebei "wijzer" van zouden worden. Simpeler kon het niet. Het gaat al helemaal niet meer om jouw leugens. Hoewel, jij noemt het "praatjes" maar dat zijn het niet. Het is door ons inmiddels bewezen. Door de thans voor handen zijnde kluisverklaring van een bij de moord betrokkene weten we nu wat er gebeurd is. Het spijt me dat het dan toch zo is gelopen. Je had jezelf heel wat kunnen besparen. Ik zal om het zo objectief mogelijk te houden jouw reacties minutieus weergeven. Dit laat echter onverlet dat jouw rol voor de lezer wel heel duidelijk zal worden. Het is niet anders. [medeverdachte] .
- pagina 471: Juist en vooral [slachtoffer] mag God op de blote knieën danken dat de moord
enkele dagen voor het verschijnen van dit boek verjaard is. Hoewel natuurlijk [slachtoffer] en
een paar anderen op fluweel zitten omdat Justitie nooit meer achter hen aan zal komen.
Bewijsoverweging
Ten aanzien van de vraag of de in het boek over aangever opgenomen passages als smadelijk kunnen worden aangemerkt, overweegt de rechtbank het volgende. Aangever wordt genoemd in het boek met als ondertitel [ondertitel] en aan hem wordt hierin een bepaalde mate van betrokkenheid toegedicht bij deze moord en andere kwalijke zaken. Door aangever op deze wijze in verband te brengen met een ernstig misdrijf als moord, hebben verdachte en de medeverdachte aangever in een kwaad daglicht gesteld en is hij in zijn eer en goede naam aangetast. Daaraan doet naar het oordeel van de rechtbank niet af dat het bij bepaalde aantijgingen gaat om citaten van anderen of dat hierbij termen als "wellicht", "zeer waarschijnlijk" ,"mijmeren" en "sterk de indruk wekt" zijn gebruikt, waarmee verdachte en diens medeverdachte kennelijk hebben beoogd de aantijgingen aan het adres van aangever niet als “eigen overtuiging” te formuleren. Naar het oordeel van de rechtbank moeten de aan het adres van aangever gedane aantijgingen, in onderling verband en samenhang bezien, worden geplaatst in de context van het gehele boek, dat onder meer de beschuldiging inhoudt dat aangever op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de moord op [persoon 1] , waardoor de uitingen een smadelijk karakter hebben. Daaraan doet evenmin af dat aangever reeds eerder door anderen in verband is gebracht met het tenlastegelegde feit. Die omstandigheid maakt niet dat jegens aangever niet langer smadelijke uitingen geuit zouden kunnen worden. Integendeel, door de vorm waarin de uitingen zijn gedaan – een boek met een oplage van een paar duizend stuks – hebben verdachte en zijn medeverdachte een ruimer en (deels) ander publiek gezocht dan diegenen die reeds eerder op andere wijze (veelal via internet) op de hoogte waren van de beschuldigingen aan het adres van aangever.
Uit de verklaring van aangever en mailberichten die in het boek zijn opgenomen volgt daarnaast dat is overwogen aangever als anonieme bron weer te geven, mits hij een verklaring zou afleggen die paste in het plot van het boek. Nu aangever hieraan niet wilde voldoen, is hij, in de wetenschap welke gevolgen een dergelijke publicatie voor aangever zou kunnen hebben, bewust met naam en toenaam aangeduid. Gelet daarop en in aanmerking genomen de inhoud en vorm van de uitingen gedaan jegens aangever, is de rechtbank van oordeel dat verdachte en de medeverdachte ook opzettelijk en onnodig grievend hebben gehandeld.
Voorts overweegt de rechtbank dat uit bestendige rechtspraak volgt dat artikel 261 lid 3 van het Wetboek van Strafrecht is aan te merken als een bijzondere rechtvaardigingsgrond. Honorering van het verweer leidt derhalve, anders dan de raadsman heeft betoogd, niet tot een vrijspraak van het ten laste gelegde maar tot een ontslag van alle rechtsvervolging. De rechtbank zal dit verweer derhalve bespreken bij het onderdeel "strafbaarheid van het bewezenverklaarde".
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.