ECLI:NL:RBNNE:2016:3280

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 juli 2016
Publicatiedatum
12 juli 2016
Zaaknummer
18-73014-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van smaadschrift door publicatie van een boek met smadelijke uitlatingen over een slachtoffer van moord

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 5 juli 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met een medeverdachte een boek heeft geschreven en uitgegeven. In dit boek werden smadelijke uitlatingen gedaan over de eer en goede naam van een slachtoffer van een moord. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van smaadschrift, omdat de uitlatingen in het boek de betrokkenheid van het slachtoffer bij de moord op [persoon 1] suggereerden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte onvoldoende en onzorgvuldig bronnenonderzoek heeft verricht en niet te goeder trouw heeft aangenomen dat de beschuldigingen waar waren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden en gelast de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van vier weken. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, het recidiverisico en de schade die de uitlatingen voor het slachtoffer hebben veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730314-15
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/650651-12
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 juli 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 juni 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T. Stapel, advocaat te Haarlem.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode 30 mei 2014 tot en met 17 maart 2015
te [pleegplaats] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk, door middel van verspreiding en/of het openlijk tentoonstellen
van een geschrift, de eer en/of de goede naam van [slachtoffer] heeft aangerand
door telastlegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijke doel om
daaraan ruchtbaarheid te geven,
immers heeft/hebben verdachte(n) een geschrift, te weten een boek met de
titel: [naam titel] en/of met de ondertitel: [ondertitel]
" geschreven en/of verspreid en/of uitgegeven, welk boek (een)
passage(s) bevat die onder meer inhoud(en):
- dat [persoon 1] hem goed kende omdat [persoon 2] altijd bij [slachtoffer] in de
caravan kwam bij wie [persoon 1] en haar vriendjes regelmatig rondhingen (pagina
52),
en/of
- dat [persoon 3] er is ingeluisd. Hij kwam wellicht in de sekscaravan van [slachtoffer]
die op het AZC stond om zijn seksuele fantsieën te bevredigen. Die
bewuste nacht is [persoon 1] opgepikt in [plaats] met de BMW van (de inmiddels
wijlen) [persoon 2] . De moord is zeer waarschijnlijk gepleegd in de caravan
van [slachtoffer] en [persoon 1] is met de BMW naar het weiland vervoerd. Geen
wonder dat de bewijslast weggemoffeld moest worden. De caravan ging in vlammen
op en [slachtoffer] reed de BMW naar Duitsland en liet hem direct tot
schroot vernietigen (pagina 65),
en/of
- dat dit, samen met het keeldoorsnijdende gebaar, sterk de indruk wekt dat de
asielzoekers de moord hebben gepleegd waarbij zij hulp hebben gekregen van
hun Duitse vriendjes [persoon 2] en [slachtoffer] (pagina 65),
en/of
- de duistere kanten van [slachtoffer] (pagina 212),
en/of
- dat er zogenaamde snuff movies in het chalet van [slachtoffer] zouden
worden gemaakt. Gruwelijker sexfilms waarbij moord en seks samengaan zijn er
niet te vinden (pagina 214),
en/of
- dat [slachtoffer] samen met [persoon 2] pornofilms produceerde in een daar
speciaal voor ingerichte studio (pagina 214),
en/of
- dat hij, die [slachtoffer] , de ochtend voor de moord naar Duitsland was
vertrokken. Pas twee weken later kwam hij terug. Met een andere auto (pagina
214),
en/of
- dat bij [slachtoffer] er ook een handel werd gedreven in gestolen spul. Tot
wapens aan toe. De achteringang was voor criminele zaakjes de vooringang
geworden. Dat wist iedereen. Er werd geprostitueerd en mensenhandel deed ook
mee. Pornobanden werden uitgevent op adresjes die [slachtoffer] opgaf (pagina 214),
en/of
- dat [slachtoffer] nooit door de politie op een normale wijze is verhoord hoewel
hij zich zo verdacht had gemaakt als een pyromaan in een hooiberg (pagina 215),
en/of
- dat juist en vooral [slachtoffer] God op de blote knieën mag danken dat de moord
enkele dagen voor het verschijnen van dit boek verjaard is. Hoewel [slachtoffer] en
een paar anderen op fluweel zitten omdat Justitie nooit meer achter hen aan
zal komen (pagina 471);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode 30 mei 2014 tot en met 17 maart 2015,
te [pleegplaats] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer] in het openbaar bij geschrift heeft/hebben beledigd,
immers heeft/hebben verdachte(n) een boek uitgegeven met als titel: [naam titel]
" en/of met als ondertitel: [ondertitel]
, welk boek (een) passage(s) bevat die onder meer inhoud(en):
- dat [persoon 1] hem goed kende omdat [persoon 2] altijd bij [slachtoffer] in de
caravan kwam bij wie [persoon 1] en haar vriendjes regelmatig rondhingen (pagina
52),
en/of
- dat [persoon 3] er is ingeluisd. Hij kwam wellicht in de sekscaravan van
[slachtoffer] die op het AZC stond om zijn seksuele fantasiën te
bevredigen. Die bewuste nacht is [persoon 1] opgepikt in [plaats] met de BMW van
(de inmiddels wijlen) [persoon 2] . De moord is zeer waarschijnlijk gepleegd
in de caravan van [slachtoffer] en [persoon 1] is met de BMW naar het weiland
vervoerd. Geen wonder dat de bewijslast weggemoffeld moest worden. De caravan
ging in vlammen op en [slachtoffer] reed de BMW naar Duitsland en liet hem
direct tot schroot vernietigen (pagina 65),
en/of
- dat dit, samen met het keeldoorsnijdende gebaar, sterk de indruk wekt dat de
asielzoekers de moord hebben gepleegd waarbij zij hulp hebben gekregen van
hun Duitse vriendjes [persoon 2] en [slachtoffer] (pagina 65),
en/of
- de duistere kanten van [slachtoffer] (pagina 212),
en/of
- dat er zogenaamde snuff movies in het chalet van [slachtoffer] zouden
worden gemaakt. Gruwelijker sexfilms waarbij moord en seks samengaan zijn niet
te vinden (pagina 214),
en/of
- dat [slachtoffer] samen met [persoon 2] pornofilms produceerde in een daar
speciaal voor ingerichte studio (pagina 214),
en/of
- dat hij, die [slachtoffer] , de ochtend voor de moord naar Duitsland was
vertrokken. Pas twee weken later kwam hij terug. Met een andere auto (pagina
214),
en/of
- dat bij [slachtoffer] er ook handel werd gedreven in gestolen spul. Tot wapens
aan toe. De achteringang was voor criminele zaakjes de vooringang geworden.
Dat wist iedereen. Er werd geprostitueerd en mensenhandel deed ook mee.
Pornobanden werden uitgevent op adresjes die [slachtoffer] opgaf (pagina 214),
en/of
- dat [slachtoffer] nooit door de politie op normale wijze is verhoord hoewel hij
zich zo verdacht had gemaakt als een pyromaan in een hooiberg (pagina 215),
en/of
- dat juist en vooral [slachtoffer] God op de blote knieën mag danken dat de moord
enkele dagen voor het verschijnen van dit boek verjaard is. Hoewel [slachtoffer] en
een paar anderen op fluweel zitten omdat Justitie nooit meer achter hen aan
zal komen (pagina 471),
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het primair ten laste gelegde kan worden bewezen en dat verdachte zich aldus met de medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan smaadschrift. Door het uitgeven van een boek waarin aangever nadrukkelijk in verband wordt gebracht met dan wel medeplichtig wordt geacht aan de moord op [persoon 1] is sprake van telastlegging van een bepaald feit, waardoor aangever in zijn eer en goede naam is aangetast.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat sprake is van de situatie zoals omschreven in artikel 261 lid 3 van het Wetboek van Strafrecht, hetgeen gelet op de formulering in dat artikel tot vrijspraak zou moeten leiden.
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 21 juni 2016 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb met [medeverdachte] een boek geschreven en uitgegeven met als titel: " [naam titel] ", met als ondertitel [ondertitel] . De in de tenlastelegging opgenomen passages omtrent [slachtoffer] staan in dit boek opgenomen. Ik heb in het boek willen aangeven dat [slachtoffer] iets met de moord op [persoon 1] te maken heeft.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 17 juli 2014, opgenomen op pagina 20 e.v. van het dossier met nummer 2014076532 d.d. 17 september 2015, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Ik doe aangifte tegen [verdachte] en [medeverdachte] . Zij zijn schrijvers van het boek " [naam titel] . In dit boek word ik met naam en toenaam genoemd. In het gehele boek worden uitspraken gedaan over mij. De schrijvers stellen in het boek dat ik medeplichtig ben aan de moord op [persoon 1] . Ik verwijs u voor verdere informatie hierover naar het boek welke ik aan u geef om bij het proces-verbaal te voegen.
In november/december 2013 werd ik gebeld door een man die zei dat hij een boek wilde gaan schrijven over de moord op [persoon 1] . Ik maakte een afspraak met hem en zijn medeauteur. Op een dag in november/december kwamen er twee heren bij mij die zich voorstelden als [verdachte] en [medeverdachte] . Ze stelden vragen aan mij of ik [persoon 2] en [persoon 4] en andere genoemde mensen ook kende. De meeste vragen aan mij werden gesteld door [medeverdachte] . Ik gaf aan dat ik de genoemde mensen niet kende. Ik gaf nog enkele referenties die mijn verhaal konden bevestigen. De schrijvers gingen weg. Ze hadden mij wel verteld dat het boek in januari 2014 uit zou komen. Er volgde nog een keer een ontmoeting met [medeverdachte] . Dit was enkele weken na de eerste afspraak. In dit gesprek ging [medeverdachte] wat dieper op de zaken in. Ook gaf hij aan dat hij mijn eerste antwoorden als leugens beschouwde. Hij gaf daarbij ook aan dat als ik antwoorden gaf die bij zijn visie pasten hij mij goed zou behandelen in het boek. Ik wilde gewoon dat de waarheid in het boek kwam. Ik heb dit heel goed onthouden omdat dit mij zeer tegen de borst stuitte. Ik heb gezegd dat ik dit niet wilde. Ik heb aangegeven dat [medeverdachte] weg moest gaan en dat ik geen contact meer met hem wilde. [medeverdachte] verliet toen mijn woning. Nadien ben ik meerdere keren door [medeverdachte] gebeld. [medeverdachte] gaf aan dat hij bewijzen had dat ik de eerder genoemde mensen wel kende en dat de moord in mijn caravan was gepleegd. Ik ben door dit alles heel erg beschadigd. Mijn naam is tot aan mijn dood kapot.
Ik heb het boek [naam titel] " gekocht bij de boekwinkel in [plaats] . Ik hoor van de verbalisant dat in het boek een kassabon zit waarop de datum 30 mei 2014 staat.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 17 september 2015, afzonderlijk opgemaakt, inhoudende als relatering van verbalisant:
[medeverdachte] verklaarde aan mij verbalisant:
- dat hij het boek: [naam titel] had uitgegeven;
- dat [naam titel] een oplage heeft gehad van een paar duizend stuks;
- dat het verkrijgbaar was in de periode van 18 mei 2014 tot 17 maart 2015.
4. Een schriftelijk stuk, te weten een boek met als titel [naam titel] , met als ondertitel: [ondertitel] , geschreven door [verdachte] en [medeverdachte] , inhoudende:
- pagina 52: [persoon 1] kende hem [persoon 2] ) goed omdat [persoon 2] altijd bij [slachtoffer] in de caravan kwam bij wie [persoon 1] en haar vriendjes regelmatig rondhingen.
- pagina 65: Kort na de aanhouding van [persoon 3] lezen we de volgende posting: " [persoon 3] is er ingeluisd. Hij kwam wellicht in de sekscaravan van [slachtoffer] die op het AZC stond om zijn seksuele fantasieën te bevredigen. De bewuste nacht is [persoon 1] opgepikt in [plaats] met de BMW van (de inmiddels wijlen) [persoon 2] . De moord is zeer waarschijnlijk in de caravan gepleegd en [persoon 1] is met de BMW naar het weiland vervoerd. Geen wonder dat bewijslast weggemoffeld moest worden. De caravan ging in vlammen op en [slachtoffer] reed de BMW naar Duitsland en liet hem direct tot schroot vernietigen. Dit, samen met het keeldoorsnijdende gebaar, wekt sterk de indruk dat de asielzoekers de moord hebben gepleegd, waarbij zij hulp hebben gekregen van hun Duitse vriendjes [persoon 2] en [slachtoffer] ." Hoe gelijk zou deze reageerder op [website] hebben en krijgen. Het verhaal is minstens zo logisch als evenwichtig en een ieder die zich ook maar een beetje in de zaak zou hebben verdiept was met soortgelijke conclusies gekomen.
- pagina 212: tussenkopje: De duistere kanten van [slachtoffer] .
- pagina 214: In de auto terug naar huis mijmeren we over de zogenaamde snuff movies die in het chalet van [slachtoffer] zouden worden gemaakt. Gruwelijker seksfilms waarbij moord en seks samengaan zijn er niet te vinden. Van meerdere getuigen hoorden we dat [slachtoffer] samen met [persoon 2] pornofilms produceerde in een daar speciaal voor ingerichte studio. [slachtoffer] was op de ochtend voor de moord naar Duitsland
vertrokken. Pas twee weken later kwam hij terug. Met een andere auto.
Bij [slachtoffer] werd er ook een handel gedreven in gestolen spul. Tot wapens aan toe. De achteringang was voor criminele zaakjes de vooringang geworden. Dat wist iedereen. Er werd geprostitueerd en mensenhandel deed ook mee. Pornobanden werden uitgevent op adresjes die [slachtoffer] opgaf.
- pagina 215: [slachtoffer] is nooit door de politie op een normale wijze verhoord hoewel
hij zich zo verdacht had gemaakt als een pyromaan in een hooiberg.
- pagina 217: een mailbericht van [medeverdachte] aan [slachtoffer] , voor zover inhoudende: [slachtoffer] , wij hebben inmiddels de verklaring van iemand die onbedoeld en ongewild bij de moord betrokken is nu definitief als kluisverklaring. De noodzaak om met jou welke deal dan ook te sluiten is daarmee van beduidend minder gewicht geworden. Voor wat betreft de zaak zelf hebben we nu dus twee "kroongetuigen" en als het om jou gaat van drie verschillende mensen verklaringen die vernietigend voor je zijn. Kortom, als je nog steeds niet op ons voorstel in wil gaan is ons dat om het even omdat de info die we nu compleet en hard hebben een geweldige bijdrage levert aan het plot van het boek. Wat er onder meer uit naar voren komt zijn tal van zaken die jij tot dusver met klem hebt ontkend. Buiten dat jouw rol ons sowieso bekend is en wij die zullen publiceren, zal de lezer een eenduidige conclusie trekken als het er om gaat wat jouw bijdrage is geweest. Wat jij je moet afvragen is niet of je bescherming van justitie kan krijgen, want die krijg je heus wel. Je moet je afvragen of wij de lezers van ons boek zullen overtuigen dat jij betrokken was en precies weet hoe het gegaan is. Neem nu maar van mij aan dat jij -zo als het er nu bij staat- na de verschijning van ons boek een heel groot probleem hebt. Eigenlijk gun ik je dat niet op je ouwe dag. Nogmaals, het maakt ons niet meer uit dat je na afgelopen donderdag plots frontaal in de tegenaanval gaat. Voor het boek zou het beter zijn als het blijft zoals het nu is. Niettemin speel ik nog met de gedachte je ten finale je standpunt te (her)overwegen. Een derde (anonieme) bron is ook wel iets. Met groet, [medeverdachte] .
- pagina 218: een mailbericht van [medeverdachte] aan [slachtoffer] , voor zover inhoudende: Ik had je een eenvoudige deal voorgesteld waar we allebei "wijzer" van zouden worden. Simpeler kon het niet. Het gaat al helemaal niet meer om jouw leugens. Hoewel, jij noemt het "praatjes" maar dat zijn het niet. Het is door ons inmiddels bewezen. Door de thans voor handen zijnde kluisverklaring van een bij de moord betrokkene weten we nu wat er gebeurd is. Het spijt me dat het dan toch zo is gelopen. Je had jezelf heel wat kunnen besparen. Ik zal om het zo objectief mogelijk te houden jouw reacties minutieus weergeven. Dit laat echter onverlet dat jouw rol voor de lezer wel heel duidelijk zal worden. Het is niet anders. [medeverdachte] .
- pagina 471: Juist en vooral [slachtoffer] mag God op de blote knieën danken dat de moord
enkele dagen voor het verschijnen van dit boek verjaard is. Hoewel natuurlijk [slachtoffer] en
een paar anderen op fluweel zitten omdat Justitie nooit meer achter hen aan zal komen.
Bewijsoverweging
Ten aanzien van de vraag of de in het boek over aangever opgenomen passages als smadelijk kunnen worden aangemerkt, overweegt de rechtbank het volgende. Aangever wordt genoemd in het boek met als ondertitel [ondertitel] en aan hem wordt hierin een bepaalde mate van betrokkenheid toegedicht bij deze moord en andere kwalijke zaken. Door aangever op deze wijze in verband te brengen met een ernstig misdrijf als moord, hebben verdachte en de medeverdachte aangever in een kwaad daglicht gesteld en is hij in zijn eer en goede naam aangetast. Daaraan doet naar het oordeel van de rechtbank niet af dat het bij bepaalde aantijgingen gaat om citaten van anderen of dat hierbij termen als "wellicht", "zeer waarschijnlijk" ,"mijmeren" en "sterk de indruk wekt" zijn gebruikt, waarmee verdachte en diens medeverdachte kennelijk hebben beoogd de aantijgingen aan het adres van aangever niet als “eigen overtuiging” te formuleren. Naar het oordeel van de rechtbank moeten de aan het adres van aangever gedane aantijgingen, in onderling verband en samenhang bezien, worden geplaatst in de context van het gehele boek, dat onder meer de beschuldiging inhoudt dat aangever op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de moord op [persoon 1] , waardoor de uitingen een smadelijk karakter hebben. Daaraan doet evenmin af dat aangever reeds eerder door anderen in verband is gebracht met het tenlastegelegde feit. Die omstandigheid maakt niet dat jegens aangever niet langer smadelijke uitingen geuit zouden kunnen worden. Integendeel, door de vorm waarin de uitingen zijn gedaan – een boek met een oplage van een paar duizend stuks – hebben verdachte en zijn medeverdachte een ruimer en (deels) ander publiek gezocht dan diegenen die reeds eerder op andere wijze (veelal via internet) op de hoogte waren van de beschuldigingen aan het adres van aangever.
Uit de verklaring van aangever en mailberichten die in het boek zijn opgenomen volgt daarnaast dat is overwogen aangever als anonieme bron weer te geven, mits hij een verklaring zou afleggen die paste in het plot van het boek. Nu aangever hieraan niet wilde voldoen, is hij, in de wetenschap welke gevolgen een dergelijke publicatie voor aangever zou kunnen hebben, bewust met naam en toenaam aangeduid. Gelet daarop en in aanmerking genomen de inhoud en vorm van de uitingen gedaan jegens aangever, is de rechtbank van oordeel dat verdachte en de medeverdachte ook opzettelijk en onnodig grievend hebben gehandeld.
Voorts overweegt de rechtbank dat uit bestendige rechtspraak volgt dat artikel 261 lid 3 van het Wetboek van Strafrecht is aan te merken als een bijzondere rechtvaardigingsgrond. Honorering van het verweer leidt derhalve, anders dan de raadsman heeft betoogd, niet tot een vrijspraak van het ten laste gelegde maar tot een ontslag van alle rechtsvervolging. De rechtbank zal dit verweer derhalve bespreken bij het onderdeel "strafbaarheid van het bewezenverklaarde".
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode 30 mei 2014 tot en met 17 maart 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, door middel van verspreiding van een geschrift, de eer en de goede naam van [slachtoffer] heeft aangerand door telastlegging van bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven,
immers hebben verdachten een geschrift, te weten een boek met de titel: [naam titel] en met de ondertitel: [ondertitel] geschreven en verspreid en uitgegeven, welk boek passages bevat die inhouden:
- dat [persoon 1] [persoon 2] goed kende omdat [persoon 2] altijd bij [slachtoffer] in de caravan kwam bij wie [persoon 1] en haar vriendjes regelmatig rondhingen (pagina 52),
en
- dat [persoon 3] er is ingeluisd. Hij kwam wellicht in de sekscaravan van [slachtoffer] die op het AZC stond om zijn seksuele fantasieën te bevredigen. Die bewuste nacht is [persoon 1] opgepikt in [plaats] met de BMW van (de inmiddels wijlen) [persoon 2] . De moord is zeer waarschijnlijk gepleegd in de caravan van [slachtoffer] en [persoon 1] is met de BMW naar het weiland vervoerd. Geen wonder dat de bewijslast weggemoffeld moest worden. De caravan ging in vlammen op en [slachtoffer] reed de BMW naar Duitsland en liet hem direct tot schroot vernietigen (pagina 65),
en
- dat dit, samen met het keeldoorsnijdende gebaar, sterk de indruk wekt dat de asielzoekers de moord hebben gepleegd waarbij zij hulp hebben gekregen van hun Duitse vriendjes [persoon 2] en [slachtoffer] (pagina 65),
en
- de duistere kanten van [slachtoffer] (pagina 212),
en
- dat er zogenaamde snuff movies in het chalet van [slachtoffer] zouden worden gemaakt. Gruwelijker seksfilms waarbij moord en seks samengaan zijn er niet te vinden (pagina 214),
en
- dat [slachtoffer] samen met [persoon 2] pornofilms produceerde in een daar speciaal voor ingerichte studio (pagina 214),
en
- dat hij, die [slachtoffer] , de ochtend voor de moord naar Duitsland was vertrokken. Pas twee weken later kwam hij terug. Met een andere auto (pagina 214),
en
- dat bij [slachtoffer] er ook een handel werd gedreven in gestolen spul. Tot wapens aan toe. De achteringang was voor criminele zaakjes de vooringang geworden. Dat wist iedereen. Er werd geprostitueerd en mensenhandel deed ook mee. Pornobanden werden uitgevent op adresjes die [slachtoffer] opgaf (pagina 214),
en
- dat [slachtoffer] nooit door de politie op een normale wijze is verhoord hoewel hij zich zo verdacht had gemaakt als een pyromaan in een hooiberg (pagina 215),
en
- dat juist en vooral [slachtoffer] God op de blote knieën mag danken dat de moord enkele dagen voor het verschijnen van dit boek verjaard is. Hoewel [slachtoffer] en een paar anderen op fluweel zitten omdat Justitie nooit meer achter hen aan zal komen (pagina 471).
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair: medeplegen van smaadschrift.
De raadsman heeft subsidiair betoogd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat sprake is van een situatie als omschreven in artikel 261 lid 3 Sr. Hiertoe heeft hij naar voren gebracht dat verdachte te goeder trouw heeft kunnen aannemen dat hetgeen hij over aangever heeft opgemerkt waar was en dat het algemeen belang de telastlegging eiste. Verdachte wilde een misstand aan de kaak stellen en in het kader daarvan zijn de uitlatingen over aangever opgetekend. Het is hierbij nooit de primaire bedoeling van verdachte geweest om aangever te belasteren of te beledigen. De mededelingen waren noodzakelijk om datgene over te brengen wat verdachte over wilde brengen over de werkelijke toedracht van de moord op [persoon 1] . Verdachte heeft gehandeld op grond van betrouwbare informatie en zijn publicatie diende het algemeen belang. Een verschil met de zaak tegen Maurice de Hond, waarin deze veroordeeld werd voor smaad, is dat in deze zaak sprake is van een minder ernstige beschuldiging; aangever wordt niet beschuldigd van moord. Daarnaast heeft het openbaar ministerie in de onderhavige zaak nimmer onderzoek gedaan naar de bevindingen van verdachte, waarmee het maatschappelijke belang van zijn mededelingen over een alternatieve toedracht van de moord op [persoon 1] veel groter is dan in het geval van De Hond, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Om een geslaagd beroep te kunnen doen op de exceptie die in artikel 261 lid 3 Sr staat omschreven, moet er onder meer worden vastgesteld dat verdachte te goeder trouw heeft aangenomen dat het tenlastegelegde waar was. De rechtbank ziet zich in de onderhavige zaak voor de vraag geplaatst of verdachte redelijke inspanningen heeft verricht bij het vaststellen en controleren van het waarheidskarakter alvorens de uitlatingen in het boek werden opgenomen en verspreid.
De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat diverse personen tegenover [medeverdachte] hebben verklaard over de rol en handelingen van aangever. Ook heeft verdachte verklaard dat hij voor de publicatie van het boek weliswaar heeft gezien dat de medeverdachte contact had met verschillende personen, maar dat hij zelf niet met de personen heeft gesproken die zich in belastende zin over aangever zouden hebben uitgelaten. Verdachte is afgegaan op de inhoud van de verklaringen zoals deze door [medeverdachte] aan hem zijn voorgehouden. Daarbij heeft verdachte naar voren gebracht dat met name de omstandigheid dat de medeverdachte hem verzekerde dat hij de afgelegde verklaringen bij een notaris had gedeponeerd -de zogenaamde kluisverklaringen- , hem het vertrouwen gaf dat de inhoud van de verklaringen in overeenstemming was met de waarheid.
Voorts neemt de rechtbank de wijze waarop verklaringen die van belang waren voor de totstandkoming van het boek werden verkregen in aanmerking. Hierover staat in het uitgegeven boek het een en ander opgetekend. De rechtbank wijst op de manier waarop geprobeerd wordt een verklaring van een zekere [persoon 5] te verkrijgen. Eenzelfde methode wordt toegepast ten aanzien van aangever. Er wordt geprobeerd een verklaring te verkrijgen die past in de lezing van de schrijvers van het boek, waarbij wordt aangegeven dat er getuigen zijn die anders verklaren en waarbij wordt gedreigd met de gevolgen die de verschijning van het boek zal hebben, indien niet wordt ingegaan op het gedane voorstel. Op pagina 205 staat in dit verband opgemerkt: "Dat van die getuigenverklaringen was bluf. Althans, we hadden dat toen nog niet geheel rond. Je moet echter in een dergelijk dossier anticyclisch en onorthodox te werk gaan, omdat je anders niet ver komt." De betreffende mailberichten staan in het boek opgenomen, zodat het niet anders kan dan dat verdachte van deze wijze van opereren door zijn medeverdachte op de hoogte was.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte onvoldoende en onzorgvuldig bronnenonderzoek verricht. In plaats daarvan is hij volledig afgegaan op hetgeen de medeverdachte hierover verklaarde, terwijl hij op de hoogte moet zijn geweest van de manier waarop verklaringen werden verkregen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte aldus niet in redelijkheid te goeder trouw heeft kunnen aannemen dat aangever op enigerlei wijze betrokken was bij de moord op [persoon 1] . Gelet daarop behoeft het verweer dat verdachte met de publicatie het algemeen belang diende, geen bespreking.
De rechtbank acht het feit strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden, gelet op de ernst van het feit en het gevaar voor recidive.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft -geheel subsidiair- bepleit dat rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat verdachte op goede gronden de aanklacht in het boek heeft opgenomen, hetgeen in strafverminderende zin dient te worden meegenomen. Gelet hierop dient aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van smaadschrift. Hij heeft samen met de medeverdachte een boek geschreven en uitgegeven, waarin aangever met naam en toenaam in verband wordt gebracht met de moord op [persoon 1] . Dit boek werd in diverse boekhandels en ook op internet aangeboden. Met zijn beschuldiging heeft verdachte de eer en goede naam van aangever onherstelbaar en op grove wijze aangetast. Door de beschuldigingen in de vorm van een boek te verspreiden heeft verdachte de indruk gewekt dat men met de uitkomsten van een gedegen onafhankelijk onderzoek te maken heeft dat de lezer geneigd is serieus te nemen en betrouwbaar te achten. De schade voor aangever is daardoor des te groter.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit, eveneens verband houdende met het onderzoek naar de moord op [persoon 1] . Verdachte heeft hiervoor onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd gekregen, waarvan thans de tenuitvoerlegging gevorderd wordt. De oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf heeft verdachte er niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan een soortgelijk feit.
In het reclasseringsrapport dat over verdachte is opgemaakt staat onder meer vermeld dat verdachte sinds januari 2015 contact heeft met de Reclassering Haarlem in het kader van het toezicht op eerder opgelegde bijzondere voorwaarden en dat verdachte verschijnt op de afspraken die in het kader daarvan gemaakt worden. Verdachte blijft actief op zijn website waarin hij uitleg geeft over de in zijn visie gemaakte fouten bij de rechtsgang rondom de moord op [persoon 1] . Hij is overtuigd van zijn visie, waarbij hij verschillende mensen aan de top van het openbaar ministerie een kwalijke rol toedicht. Als zijn toezichthouder hem hierop aanspreekt volgt hij aanwijzingen om bepaalde teksten van zijn website te verwijderen wel op. Verdachte toont zich niet gemotiveerd voor hulpverlening en begeleiding en is aldus niet ontvankelijk voor gedragsbeïnvloeding. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat.
De rechtbank overweegt dat verdachte er ter zitting blijk van heeft gegeven geen enkel inzicht te hebben in het kwalijke van zijn handelen. Verdachte blijft actief op internet om door hem ‘geconstateerde misstanden’ aan de kaak te stellen. Hij heeft zich met grote vasthoudendheid vastgebeten in de zaak, ongeacht de gevolgen die ook hij daarvan persoonlijk ondervindt. Het recidiverisico is derhalve hoog. Alles afwegende is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat thans niet meer kan worden volstaan met de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden passend en geboden.

Beslissing op het getuigenverzoek

De raadsman heeft verzocht een aantal getuigen te doen horen, omtrent de door hen gedane uitlatingen over de rol van aangever of hetgeen zij hierover van anderen vernomen zouden hebben. In de visie van de verdediging is het van belang dat de verklaringen van deze personen door de rechtbank op betrouwbaarheid worden getoetst, waarmee kan worden beoordeeld of verdachte te goeder trouw heeft kunnen aannemen dat het tenlastegelegde waar was.
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen en met name gelet op het feit dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij de getuigen, met uitzondering van de medeverdachte, niet voor de publicatie van het boek heeft gesproken, ziet de rechtbank geen aanleiding het onderzoek te heropenen om de betreffende getuigen te horen. De rechtbank handhaaft derhalve haar ter terechtzitting gegeven voorlopige beslissing het getuigenverzoek af te wijzen.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 3 maart 2014 gewezen door de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Noord-Nederland te Groningen is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 7 juni 2016 ter griffe ontvangen de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
Het hiervoor bewezen verklaarde feit is door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de hem bij voornoemd vonnis van 3 maart 2014 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14g, 47 en 261 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18/650651-12:
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Noord-Nederland te Groningen d.d. 3 maart 2014, te weten: 4 weken gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. N.A. Vlietstra, rechters, bijgestaan door mr. A. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 juli 2016.
Mr. Sieders is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
w.g.
Lootsma-Oude Nijeweme
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Vlietstra
locatie Leeuwarden,
Dijkstra