Beoordeling van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het hem onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde. Hij heeft hiertoe naar voren gebracht dat ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde sprake is van een strafbare poging tot invoer van drugs. Van een vrijwillige terugtred is geen sprake, nu het feit niet is voltooid in verband met een externe oorzaak, te weten ziekte van verdachte. De voorbereidingshandelingen voor de tweede reis kunnen eveneens worden bewezen. Opzet op het plegen van misdrijven van de Opiumwet is aanwezig, aangezien het een feit van algemene bekendheid is dat wanneer iemand voor een korte periode op vakantie mag naar Zuid-Amerika, en hij daarbij veel geld meekrijgt, het de bedoeling is dat er drugs mee worden teruggenomen. Daarnaast heeft verdachte deelgenomen aan een criminele organisatie. Er was sprake van een gestructureerde vorm van samenwerking waarin volgens een vast patroon gedurende langere tijd strafbare feiten, te weten het plegen van misdrijven van de Opiumwet, werden begaan en beraamd. Het aandeel van verdachte bestond uit het fungeren als koerier. Hiermee heeft hij een essentiële functie verricht binnen de organisatie en zijn aandeel aan de organisatie geleverd. Verdachte was op de hoogte van de rollen van de medeverdachten en het samenwerkingsverband, zodat in de visie van de officier van justitie ook de deelname aan een criminele organisatie kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte ten aanzien van het hem onder 1 primair ten laste gelegde dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aangezien sprake is geweest van een vrijwillige terugtred. Voorts heeft zij aangevoerd dat vrijspraak dient te volgen voor het hem subsidiair ten laste gelegde, aangezien niet kan worden bewezen dat het daadwerkelijk om cocaïne ging. Ditzelfde geldt voor het onder 2 ten laste gelegde feit. Daarnaast kan niet worden bewezen dat verdachte opzet had op de invoer van cocaïne en dat hij voorbereidingshandelingen daartoe heeft verricht. Deze handelingen zijn door andere personen geregeld en verdachte heeft zelf niets ondernomen ter voorbereiding van de invoer van de cocaïne en wilde op de dag van vertrek vluchten. Ten aanzien van feit 3 dient eveneens vrijspraak te volgen, gelet op de hiervoor weergegeven conclusies met betrekking tot de feiten 1 en 2. Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken, omdat hij er niet van op de hoogte was dat de organisatie tot oogmerk had het plegen van drugsgerelateerde misdrijven. Meer subsidiair dient de periode te worden verkort, aangezien verdachte pas later in beeld is gekomen. Met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Het onder 1 ten laste gelegde feit betreft het medeplegen van een poging, subsidiair voorbereiding, van invoer van cocaïne.
Poging of voorbereiding
Met betrekking tot de vraag of sprake is van een begin van uitvoering van invoer van verdovende middelen, overweegt de rechtbank het volgende.
Uit het dossier volgt dat verdachte op 9 oktober 2014, terwijl hij in het bezit was van een aanzienlijk bedrag contant geld, door [medeverdachte 1] naar het vliegveld te [plaats 4] is gebracht en vervolgens via [plaats 1] en [plaats 2] naar [plaats 3] in Argentinië is gevlogen. Het doel was om in ruil voor het geld een verboden middel verpakt in laptophoesjes mee terug te nemen. De vliegtickets, het hotel en het geld zijn verzorgd door [medeverdachte 2] . Er heeft voorafgaand aan de reis geen rechtstreeks contact plaatsgevonden tussen verdachte en [medeverdachte 2] . Het contact verliep via [medeverdachte 1] . Nadat verdachte reeds in Argentinië was aangekomen, heeft hij besloten onverrichter zake terug te keren. Hiertoe heeft hij op eigen initiatief een retourvlucht geboekt en is hij eerder dan in de planning lag naar Nederland teruggekeerd. Het geld heeft verdachte aan [medeverdachte 1] teruggegeven. Deze heeft het bedrag vervolgens aan [medeverdachte 2] overhandigd.
De rechtbank ziet zich voor de vraag geplaatst of bovenstaande gedragingen, zoals de officier van justitie heeft betoogd, als een begin van uitvoering van het medeplegen van invoer van verdovende middelen kunnen worden aangemerkt. De rechtbank is van oordeel dat, nu niet is gebleken dat er contact tussen verdachte en de leverancier van de drugs is geweest en er derhalve evenmin een overdracht van deze verboden middelen heeft plaatsgevonden, het geheel van gedragingen onvoldoende de voltooiing van het misdrijf is genaderd om van een poging tot invoer te kunnen spreken. Verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van het hem primair onder 1 ten laste gelegde.
De rechtbank is van oordeel dat het samenstel van gedragingen zoals dat wordt bewezenverklaard wel een strafbare voorbereiding van invoer van cocaïne oplevert. Hieraan doet niet af dat verdachte -op een moment dat reeds voorbereidingshandelingen waren verricht- heeft besloten het feit niet te voltooien. Art. 46b Sr -waarin de vrijwillige terugtred staat omschreven, en welke vraag overigens speelt bij de strafbaarheid van verdachte- is namelijk niet van toepassing op de voorbereidingsdelicten die in art. 10a Opiumwet zelfstandig strafbaar zijn gesteld (vgl. Hoge Raad, 29 april 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZD0146). Cocaïne
Ten aanzien van het verweer dat niet kan worden bewezen dat de in te voeren stof cocaïne zou betreffen, overweegt de rechtbank het volgende.
Vooropgesteld wordt dat geen inbeslagname van in te voeren middelen heeft plaatsgevonden, zodat evenmin een drugstest is uitgevoerd op basis waarvan na technisch onderzoek is komen vast te staan dat sprake is geweest van cocaïne.
Niettemin acht de rechtbank op grond van het navolgende, in onderling verband en samenhang beschouwd, wettig en overtuigend bewezen dat het de bedoeling was cocaïne in te voeren. De rechtbank overweegt hiertoe dat een andere koerier ( [persoon 1] ), die voor medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] tweemaal naar Zuid-Amerika is gereisd, bij zijn tweede reis in Colombia is aangehouden, terwijl hij in het bezit was van een hoeveelheid cocaïne in zijn bagage. Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat in de door [medeverdachte 2] gehuurde woonruimte in [plaats 5] een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne is aangetroffen. Ook in een vanuit Argentinië aan medeverdachte [medeverdachte 1] verzonden postpakket dat in Duitsland is onderschept, zat cocaïne. De rechtbank acht het voorts een feit van algemene bekendheid dat indien drugs vanuit Zuid-Amerikaanse landen zoals Argentinië naar Nederland worden vervoerd dit veelal cocaïne betreft.
Opzet
De rechtbank verwerpt voorts het verweer dat niet kan worden bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het invoeren van cocaïne. Hiertoe overweegt de rechtbank dat verdachte heeft verklaard dat hij wist dat hij in ruil voor het meegekregen geld ten bedrage van
€ 16.000,00, iets vanuit Zuid-Amerika mee terug moest nemen dat veel geld zou opleveren in Nederland en dat dat verpakt zou worden in laptoptassen. Hij wist dat het niet legaal was. Verdachte heeft voorts aangegeven dat hij met opzet niet heeft gevraagd wat hij mee terug moest nemen en dat hij geld nodig had. Daarnaast neemt de rechtbank ook in dit verband in aanmerking dat het een feit van algemene bekendheid is dat indien drugs vanuit Zuid-Amerikaanse landen zoals Argentinië naar Nederland worden vervoerd, dit veelal cocaïne betreft. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat verdachte in ieder geval bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de in te voeren middelen harddrugs, zoals cocaïne, betroffen.
Medeplegen
Medeplegen veronderstelt een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte(n), in casu gericht op het plegen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot invoer van cocaïne. Verdachtes betrokkenheid bestond uit het fungeren als koerier voor het geld en vervolgens voor de verboden middelen. Hiertoe heeft verdachte afspraken gemaakt met [medeverdachte 1] en indirect ook met [medeverdachte 2] . Aldus heeft verdachte een belangrijke en wezenlijke bijdrage geleverd aan de feiten, waarbij hij zodanig bewust en nauw heeft samengewerkt met zijn medeverdachte(n) dat sprake is van medeplegen.
Conclusie
Het subsidiair ten laste gelegde acht de rechtbank derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Onder 2 is ten laste gelegd het medeplegen van voorbereiding van invoer van cocaïne.
Voorbereidingshandelingen
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen, te weten de verklaringen van verdachte en [medeverdachte 1] en de telecomgegevens, volgt dat concrete voorbereidingen waren getroffen voor een tweede reis naar Argentinië. Nadat eerst het plan was gevormd om een tweede reis met verdachte als koerier te ondernemen, heeft verdachte zijn paspoort aan [medeverdachte 1] afgegeven, zijn de tickets geregeld, heeft verdachte geld ontvangen om kleding te kopen en is het vervoer naar de luchthaven geregeld. Ook deze keer zou verdachte door [medeverdachte 1] naar het vliegveld van [plaats 4] gebracht worden. Het contact met personen in Zuid-Amerika verliep via [medeverdachte 2] . Op de dag dat verdachte zijn reis zou aanvangen, heeft de politie verdachte aangehouden, zodat de reis geen doorgang heeft kunnen vinden.
De rechtbank is van oordeel dat aldus kan worden bewezen dat voorbereidingshandelingen ten aanzien van de invoer van cocaïne zijn verricht, waaraan verdachte een belangrijke bijdrage heeft geleverd en waartoe hij in bewuste en nauwe samenwerking met zijn medeverdachten heeft samengewerkt. De rechtbank acht ook hier bewezen dat het in te voeren middel cocaïne zou betreffen. Verwezen wordt naar hetgeen hierover met betrekking tot feit 1 is overwogen.
Opzet
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat verdachte geen opzet op de voltooiing van het feit heeft gehad.
In aanvulling op hetgeen de rechtbank over het opzet van verdachte ten aanzien van feit 1 heeft overwogen, overweegt de rechtbank dat in het geheel niet aannemelijk is geworden dat verdachte deze reis niet wilde aanvangen. De rechtbank verwijst naar de inhoud van diverse tapgesprekken, waaruit volgt dat verdachte aan een buitenstaander heeft aangegeven van plan te zijn voor enige tijd naar het buitenland, met als bestemming Argentinië, te vertrekken. Reeds om die reden kan het verweer van de verdediging niet slagen. Ook overigens kan het verweer niet slagen, aangezien voor het onderhavige feit van belang is of er sprake is van opzet op het medeplegen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot de invoer van cocaïne. Dat hiervan sprake is geweest, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Onder 3 is ten laste gelegd de deelname aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van bepaalde misdrijven van de Opiumwet.
De rechtbank overweegt dat uit de jurisprudentie volgt dat een organisatie een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband is van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad. Hierbij is niet vereist dat de verdachte heeft samengewerkt of bekend was met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Van deelneming aan het samenwerkingsverband is sprake indien de verdachte daartoe behoort en een aandeel heeft in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Daarbij dient de verdachte in zijn algemeenheid te weten dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van de betreffende misdrijven van de Opiumwet.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 2] vanaf april 2014 heeft samengewerkt met [medeverdachte 1] met het doel cocaïne in te voeren uit Zuid-Amerikaanse landen en dat dit heeft geleid tot één voltooide invoer, twee pogingen daartoe en tweemaal voorbereiding daarvan. De rol van [medeverdachte 2] bestond hierbij telkens uit het onderhouden van contacten in het buitenland en het financieren van de reis en aankoop van de verdovende middelen. De rol van [medeverdachte 1] bestond uit het regelen van koeriers, het onderhouden van contacten met de koeriers en het vervoeren van de koeriers van en naar de luchthaven. Ook heeft hij zijn adres opgegeven om post met daarin verdovende middelen te ontvangen. Daarnaast namen er koeriers deel aan het samenwerkingsverband, waaronder verdachte, en heeft [medeverdachte 3] een aandeel geleverd in de organisatie. Verdachte is eenmaal naar Argentinië afgereisd, zonder middelen mee terug te nemen. Voorts waren voorbereidingen getroffen voor een tweede reis. Verdachte heeft hierbij contact gehad met onder andere [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , en was op de hoogte van de rolverdeling binnen het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband heeft gedurende een periode van ruim een half jaar meerdere misdrijven voorbereid, gepoogd te plegen en/of gepleegd. Dit alles maakt, naar het oordeel van de rechtbank dat kan worden gesproken van een organisatie die tot oogmerk had het invoeren van cocaïne, aan welke organisatie verdachte heeft deelgenomen. Dat verdachte weet had van het oogmerk van de organisatie, volgt eveneens uit de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4
Onder 4 is ten laste gelegd het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine.
De rechtbank acht dit feit dat verdachte tegenover de politie heeft bekend, wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 25 november 2014, opgenomen op pagina 125 e.v. van voornoemd dossier d.d. 8 april 2015, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
Ik heb contact gehad met een [voornaam] . Deze woont in [plaats 5] . Die [voornaam] heeft mij gevraagd of ik iemand wist die naar Zuid-Amerika wilde vliegen om daar drugs op te halen en naar Nederland te vervoeren. Ik wist wel iemand die op "vakantie" wilde gaan. Zo hadden [persoon 1] en ik het er over gehad. Hij had er wel oren naar om naar Zuid-Amerika te vliegen. [persoon 1] en ik zijn samen naar Amsterdam gereden. Daar hebben we met die [voornaam] afgesproken. We hebben afspraken gemaakt. De vluchten naar [plaats 4] zijn geregeld door [voornaam] . Ik heb gezien dat [voornaam] geld aan [persoon 1] heeft gegeven. [persoon 1] heeft ongeveer
€ 1000,-- voor de reis gekregen. De afspraak was dat [persoon 1] in Zuid-Amerika het geld voor die drugs kreeg. Mijn rol was dat ik [persoon 1] via [plaats 5] naar [plaats 4] heb gereden. Ik heb hier € 500,-- voor gekregen. Later heb ik hem ook weer opgehaald. We gingen van [plaats 4] naar [plaats 5] , daar heeft [persoon 1] zijn koffertje aan [voornaam] afgegeven.
Na drie of vier maanden heeft [persoon 1] weer een tripje naar Zuid-Amerika gemaakt. Dat is op dezelfde manier gegaan als de eerste keer. [voornaam] is toen in [pleegplaats 2] geweest. Daar heeft hij het geld aan [persoon 1] gegeven. Ik heb toen [persoon 1] rechtstreeks naar [plaats 4] gebracht. Ik zou geld krijgen als [persoon 1] weer terug in Nederland was, maar dat is niet gebeurd. [persoon 1] zit daar nog steeds vast. Ik heb een aantal keren telefonisch contact gehad met [persoon 1] . Ik was de contactpersoon tussen [persoon 1] en [voornaam] .
Na een aantal weken kwam [voornaam] weer bij mij thuis. Hij vroeg of ik nog een persoon wist die weer naar Zuid-Amerika wilde vliegen voor het transport van drugs. [verdachte] zei dat hij wel naar Zuid-Amerika wilde. [verdachte] zou voor deze trip € 3.000,-- of € 4.000,-- krijgen. Ik zou dan € 500,-- van [voornaam] krijgen. Ik heb toen een paspoort voor [verdachte] geregeld. Ik heb deze ook voor hem betaald. [voornaam] heeft de vliegtickets geregeld. [verdachte] heeft gekregen geld op een 'cash passport' gezet. Dat cash-passport heeft [voornaam] meegenomen naar [plaats 5] . [voornaam] heeft vervolgens de vliegreis en het hotel daarvan betaald. Na een week is [voornaam] weer naar [pleegplaats 2] gekomen. Hij heeft mij toen € 16.000,- gegeven in coupures van € 500,-. Toen heb ik [verdachte] gebeld dat hij langs moest komen. Dat was begin oktober 2014. Daar heb ik [verdachte] direct die € 16.000,- gegeven. [verdachte] had geen koffer en heeft toen één van mij gekregen. Later die avond ben ik samen met [persoon 2] naar [verdachte] gegaan. Daar hebben we € 8.000,- in een sok en in zijn koffer gedaan en die andere € 8.000,- had hij gewoon bij zich. Vervolgens zijn we via [plaats 5] naar [plaats 4] gereden.
Een paar dagen later heb ik contact gezocht met [voornaam] . Van [voornaam] heb ik gehoord dat het de bedoeling was dat [verdachte] het geld in [hotel 1] in Zuid-Amerika zou overdragen. Maar [verdachte] was daar niet aangekomen. Op verzoek van [voornaam] heb ik contact gezocht met [verdachte] . Ik ben een aantal keren aan de deur geweest bij [verdachte] . We wisten niet waar hij was. [verdachte] is vervolgens weer bij mij thuis geweest en heeft die € 16.000,- aan mij teruggegeven. Ik heb vervolgens dat geld weer aan [voornaam] gegeven.
[verdachte] wilde wel weer terug om de kosten te vergoeden. [verdachte] had gezegd dat hij wel weer wilde "vliegen".
Ik realiseer mij dat ik heb meegedaan aan de voorbereidingen van transport van verdovende middelen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 26 november 2014, opgenomen op pagina 133 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
De man die ik gisteren in mijn verklaring [voornaam] noemde, is eigenlijk genaamd [medeverdachte 2] .
U toont mij twee foto's. (De rechtbank merkt op dat dit dezelfde foto's betreffen als de foto's die zijn opgenomen op p. 664 en 665 van het dossier. Over deze laatste foto heeft de verbalisant gerelateerd dat de persoon op de foto is genaamd: [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum medeverdachte 2] te [plaats 6] met Chileense nationaliteit, wonende op de [adres 1] te [plaats 6] .) Ik herken de man op de foto's als zijnde de [voornaam] waar ik over sprak. [medeverdachte 2] heeft in [plaats 6] een woning, achterin de [adres 1] . Als ik voor [medeverdachte 2] aan het werk ben, ik bedoel de vliegreisjes zoals ik bij [persoon 1] en [verdachte] heb gedaan, dan krijg ik daar geld voor van [medeverdachte 2] . De grote man achter deze drugstransporten is [medeverdachte 2] . Ik werk in opdracht van hem.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 27 november 2014, opgenomen op pagina 151 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
[medeverdachte 2] had mij gevraagd iemand te zoeken voor een vliegreisje nadat [persoon 1] in Zuid-Amerika vastzat. Ik heb contact gehad met [medeverdachte 2] over [verdachte] . Dat vond [medeverdachte 2] toen prima. De eerste keer heeft [medeverdachte 2] [verdachte] niet persoonlijk gezien. Ik heb deze eerste zaak met [verdachte] geregeld. De tweede keer heeft [medeverdachte 2] [verdachte] wel gezien. Ik en een andere persoon zijn via [plaats 5] gegaan om de vliegtickets en een telefoon voor [verdachte] in ontvangst te nemen. Toen zijn we naar [plaats 4] gegaan en hebben daar [verdachte] afgeleverd. Het geld was al eerder geregeld. Toen [verdachte] in een hotel in Argentinië zat, heb ik [verdachte] gebeld om hem het adres door te geven waar hij het geld moest afleveren. Ik had van [medeverdachte 2] al gehoord dat er mensen in het hotel zouden komen. [verdachte] zou dat geld dan af moeten geven. De bedoeling zou zijn dat [verdachte] wat mee terug moest nemen. Dat zou een vloeibaar middel zijn dat in laptophoesjes zou worden vervoerd. Ik zou [verdachte] weer uit [plaats 4] halen. Toen [verdachte] bij mij thuis was, heeft [medeverdachte 2] met [verdachte] gesproken. Ze hebben toen geregeld dat [verdachte] nog wel een keer naar Zuid-Amerika zou gaan om het voorgaande reisje goed te maken.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 8 januari 2015, opgenomen op pagina 157 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
V: Op 26-11-2014 is er een postpakket vanuit Argentinië verstuurd naar jouw adres aan de [adres 2] te [plaats 6] .
A: [medeverdachte 2] heeft mij wel eens gevraagd of ik adresjes wist waar ik postpakketjes op kon ontvangen vanuit het buitenland. [medeverdachte 2] had het er over dat ik 100 of 150 euro zou krijgen per postpakketje. [medeverdachte 2] heeft twee adressen van mij gekregen, om die postpakketjes op af te laten leveren. Ik heb hem ook mijn adresgegevens gegeven. Zodra een pakketje zou komen, moest ik [medeverdachte 2] inlichten.
[persoon 1] zou laptoptassen meenemen vanuit Argentinië en Colombia. Volgens mij heeft [persoon 1] de keer dat hij in Argentinië was geweest, één laptoptas meegenomen. Deze is rechtstreeks afgeleverd bij [medeverdachte 2] in [plaats 5] .
5. Een geschrift, te weten de vertaling van een verslag van het observatie team van de politie te Colombia, opgenomen op pagina 613 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant(en):
Op 28 juli 2014, [vliegveld] , kwam reisbagage aan op naam van [persoon 1] . Aan de heer [persoon 1] wordt toestemming gevraagd om een perforatie met een stalen priem te maken, waarop hij antwoordt dat hij er niets op tegen heeft. Nadat de koffer is geperforeerd, is er binnenin deze koffer een zwarte substantie aangetroffen, die na een test een kleuring (positief voor verdovende middelen) oplevert.
Aangehouden persoon: [persoon 1] . In bewaring gegeven voorwerp: boardingpassen [plaats 7] - [plaats 8] - [plaats 4] op naam van [persoon 1] en koffer die een substantie bevat met een bruto gewicht van ongeveer 10200 gram.
6. Een geschrift, te weten de vertaling van een verslag van het Forensisch Scheikundig Laboratorium te [plaats 7] , d.d. 11 september 2014, opgenomen op p. 624 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende: De substantie die verborgen zat in de wanden van de koffer bevat cocaïne in de concentratie van 14,7%, hetgeen overeenkomt met een netto gewicht van 801 gram cocaïne.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 18 november 2014, opgenomen op pagina 193 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [verdachte] :
Ik heb het paspoort aangevraagd, maar [medeverdachte 1] heeft dat voor mij betaald. Ik heb geld van [medeverdachte 1] gekregen, daarvoor heb ik kleding gekocht.
V: Volgens de tapgesprekken was de tweede reis ook al voor je geregeld.
A: Dat klopt. Ik heb weer geld van [medeverdachte 1] gekregen om kleding te kopen. Gisteren 17 november 2014 zou ik worden opgehaald door [medeverdachte 1] en nog iemand die mij vervolgens weer naar [plaats 4] zou brengen om vervolgens weer naar Argentinië te vertrekken. Ik moest daar weer hetzelfde doen wat ik in eerste instantie ook voor [medeverdachte 1] moest doen.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 20 november 2014, opgenomen op pagina 202 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [verdachte] :
Ik heb op de dag van vertrek, begin oktober 2014, in de flat bij [medeverdachte 1] een bedrag van 8.000 euro gekregen. Op het vliegveld in [plaats 4] kreeg ik van [medeverdachte 1] nogmaals een bedrag van 8.000 euro.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 2 december 2014, opgenomen op pagina 206 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [verdachte] :
[medeverdachte 1] vroeg mij of ik wel betaald naar het buitenland wilde gaan. Het leek mij wel wat want ik had dringend geld nodig. [medeverdachte 1] noemde dat vakantie. Ik vond het vreemd dat ik
€ 150 per dag zakgeld zou krijgen. Dat was veel voor mij. Mijn tegenprestatie was dat ik in Zuid-Amerika mensen zou ontmoeten. De reis is voor mij betaald. Ik had wel door dat ik daar wat moest doen. Ik zou een geldbedrag meekrijgen. Ik moest dan die mensen daar het geld geven. Ik kreeg ook een gescrambelde GSM mee. Ik moest twee laptophoesjes met iets erin mee terugnemen naar Nederland. Ik had wel door dat het niet legaal was. Ik ben net op tijd teruggegaan omdat ik wel door had dat het niet deugde. Ook had ik wel het idee dat het veel geld zou opleveren in Nederland. Ik heb met opzet niet gevraagd wat ik mee terug moest nemen.
Het voornoemde voorstel van de reis naar Zuid-Amerika ben ik dus wel op ingegaan. Nadat de voorbereidingen waren getroffen ben ik op reis gegaan. Ik heb € 1000 gekregen om daar van te leven. Tijdens het inchecken in [plaats 4] kreeg ik van [medeverdachte 1] de vliegtickets.
[medeverdachte 1] vertelde mij dat ik het geld op een bijzondere plaats aan een paar mensen moest afgeven. Daar zou ik toen van die mensen twee laptophoesjes krijgen. Deze zou ik dan terug moeten nemen naar Nederland. Voordat [medeverdachte 1] weer zou bellen om de plaats van overdracht door te geven, heb ik het hotel verlaten en ben ik weggegaan. Ik heb van mijn eigen geld een retourticket gekocht. Een uur of tien later stond [medeverdachte 1] al voor mijn deur. Hij wilde weten hoe het zat. Ik heb het geld, die € 16.000, weer teruggegeven aan [medeverdachte 1] . Ik zou die € 4000 die de reis gekost had, terug moeten betalen. Voordat ik voor de tweede keer op reis zou, wilde [medeverdachte 2] mij zien. Ik heb hem in de woning van [medeverdachte 1] ontmoet.
O: Wij tonen [verdachte] een foto van [medeverdachte 2] . (opmerking rechtbank: dit betreft dezelfde foto als de foto die is opgenomen op p. 664 van het dossier. Over deze foto heeft de verbalisant gerelateerd dat de persoon op de foto grote gelijkenis vertoont met een persoon genaamd: [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum medeverdachte 2] te [plaats 6] met Chileense nationaliteit, wonende [adres 1] te [plaats 6] , van wie een foto is bijgevoegd)
U toont mij een foto, de man op deze foto is de man die ik in mijn verklaringen [medeverdachte 2] noem. Het is een Chileen. Ik heb [medeverdachte 2] het verhaal verteld wat me tijdens de reis was overkomen. [medeverdachte 2] vertelde mij dat het een dure reis is geweest. Wij hebben het er over gehad dat ik nog een keer naar Zuid-Amerika moest gaan. Ik heb gezegd dat ik wel zou gaan. Het was voor mij duidelijk dat [medeverdachte 2] de baas was. Dat bleek onder andere uit het feit dat hij alles over het geld wist en de vliegtickets. Drie weken na onze eerste ontmoeting heb ik [medeverdachte 2] weer gezien.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 29 januari 2015, opgenomen op pagina 215 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [verdachte] :
V: Er is in je woning een plastic zak gevonden met een witte stof. Uit onderzoek bleek dat deze inhoud positief op amfetamine is getest.
A: Ik heb het pakketje in de koelkast gedaan. Ik heb het pakketje een week voordat ik werd aangehouden gekregen van jongens van wie ik onder meer wel eens speed heb gekocht.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 5 februari 2015, opgenomen op pagina 690 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van de verbalisant:
Tijdens de doorzoeking van de woning [adres 3] te [plaats 5] werd een iPad inbeslaggenomen. Deze iPad werd door de Divisie Recherche Ondersteuning, Unit observatie en digitale expertise, Team digitale expertise, veiliggesteld en onderzocht en op dvd gezet. Tijdens het uitlezen van deze dvd bleek dat er mailtjes waren met betrekking tot de vluchtgegevens van [verdachte] .
[emailadres]
TAP PORTUGAL.
Boeking Details, mr. [verdachte] . Reserveringsdatum: 3 okt. 2014.
Vluchtinformatie:
[plaats 4] - [plaats 1] 09 okt.
[plaats 1] - [plaats 2] 09 okt.
[plaats 2] - [plaats 3] 09 okt.
[plaats 3] - [plaats 2] 23 okt.
[plaats 2] - [plaats 1] 23 okt.
[plaats 1] - [plaats 4] 24 okt.
Totaal € 1419,85.
e-mail Booking.com
Bedankt [verdachte] ! Uw reservering is nu bevestigd; [hotel 2] , [plaats 3] Argentinië. Inchecken 9 oktober 2014, uitchecken 20 oktober 2014. Totaalprijs € 466,94.
U heeft uw reservering bevestigd en gegarandeerd met uw creditcard.
Vlucht: [plaats 3] - [plaats 2] - [plaats 1] - [plaats 4] ; betalingswijze: creditkaart [verdachte] .
12. geschriften, bestaande uit door de politie uitgewerkte tap- en sms gesprekken, opgenomen op p. 752 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Tapgesprek d.d. 7 november 2014, beller [medeverdachte 1] (H), gebelde [verdachte] (J).
H: Ja [verdachte] , we hebben dat paspoort nodig. Want vanavond is je ticket geboekt, maar we moeten wat gegevens van je paspoort hebben.
J: Ja
H: Kun je dat paspoort nog brengen?
J: Dat zal wel moeten hè?
H: Ja, en dan ga je de 17e weg.
J: De 17e ok. Het paspoort doe ik in je bus oké?
Tapgesprek d.d. 8 november 2014, beller [medeverdachte 1] , gebelde [verdachte]
[medeverdachte 1] belt uit met [verdachte] . [medeverdachte 1] zegt dat alles geregeld is, alles is klaar. [verdachte] zegt dat het goed klinkt.
Tapgesprek d.d. 10 november 2014, sms bericht van [verdachte] naar het nummer in gebruik bij [medeverdachte 1]
Het wordt nu tijd voor een voorschot. Voor ik weg ga wil ik kleding kopen op internet.
Tapgesprek d.d. 11 november 2014, beller [verdachte] , gebelde [naam] .
[verdachte] zegt dat hij er volgende week niet is. Dan gaat hij naar Argentinië voor de duur van 10 dagen.
Sms bericht d.d. 13 november 2014, [verdachte] naar onbekend nummer.
Ik ga nu naar België/Portugal/ Brasil/ [plaats 2] , b.a. Argentina.
Tapgesprek d.d. 17 november 2014, [medeverdachte 3] naar [medeverdachte 1]
zegt dat hij [verdachte] straks even zal ophalen.
Tapgesprek d.d. 17 november 2014, [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 3] naar [medeverdachte 1]
zegt dat er niet wordt opengedaan bij [verdachte] en dat de ramen van de voordeur eruit liggen.
Tapgesprek d.d. 17 november 2014, [medeverdachte 3] naar [medeverdachte 1]
: Nou ik heb [medeverdachte 2] al een berichtje gestuurd. Nou, die zal het vast fijn vinden.
[medeverdachte 3] : Die slaat straks door de rooie heen.
[medeverdachte 1] : Nou daar gaat mijn zakgeld weer.
Tapgesprek d.d. 17 november 2014, [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 3]
[medeverdachte 1] : we moeten hem opzoeken van [medeverdachte 2] .
Sms bericht d.d. 17 november 2014 door [medeverdachte 1]
Ik ben ook nog thuis. [plaats 4] ging ook niet door.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van algemeen relaas van Politie Noord-Nederland d.d. 8 april 2015, opgenomen op pagina 8 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 9 december 2014 kwam via Douane Liaison Duitsland het bericht binnen dat er tussen 26 november 2014 en 30 november 2014 een postpakket was onderschept in [plaats 9] in een vlucht vanaf [plaats 10] , Argentinië, voorzien van pakketnummer EE004440348AR. Het bleek dat er 500 gram cocaïne in een wijnfles zat, met als eindbestemming het adres [adres 2] te [pleegplaats 2] . Zowel het vermelde telefoonnummer als het adres behoren bij [medeverdachte 1]
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 2 maart 2015, opgenomen op pagina 888 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van de verbalisant:
Tijdens de doorzoeking van de woning [adres 3] te [plaats 5] werd een iPad in beslag genomen. Tijdens het uitlezen bleek dat er e-mailtjes waren die in het Spaans waren geschreven. Deze e-mails werden door een erkende en geregistreerde tolk vertaald naar het Nederlands:
Received 13/10/2014
Vriend, geef me alstublieft nog een keer de gegevens door van de zieke meneer. De naam, de nationaliteit en namens wie komt hij naar zijn zeggen.
voornaam: [verdachte] achternaam: [verdachte] nationaliteit: Nederlandse namens: [medeverdachte 1]
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding van Politie Amsterdam d.d. 8 december 2014, opgenomen op pagina 225 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Wij verbalisanten hebben [medeverdachte 2] op 8 december 2014 aangehouden te [adres 3] te [plaats 5] .
16. Een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, in combinatie met een bijlage behorend bij een lijst van inbeslaggenomen goederen RC, opgenomen op pagina 252 e.v. en 280 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Inbeslagneming op [adres 3] te [plaats 5] op 8 december 2014:
- PL0100-2014152257-457859: (ongeveer) 1 kilo cocaïne, pakket in krant, vindplaats 050101: in de keuken op de grond onder de eettafel;
- PL0100-2014152257-457861: (ongeveer) 1 kilo cocaïne, pakket in krant, vindplaats 050201: in de keuken in de linker lade van het keukenblok;
- PL0100-2014152257-457884: (ongeveer) 1 kilo cocaïne, pakket bruin, vindplaats 050201: in de keuken in de linker onderkast van het keukenblok;
- PL0100-2014152257-457887: (ongeveer) 500 gram cocaïne, pakket brokken, vindplaats 050301: in de keuken in de linker onderkast van het keukenblok;
- PL0100-2014152257-457897: (ongeveer) 500 gram cocaïne, pakket brokken, vindplaats 050302: in de keuken in de linker onderkast van het keukenblok;
- PL0100-2014152257-457928: (ongeveer) 1 kilo cocaïne, pakket in krant, vindplaats 070101: in een boodschappentas in een vaste kast, gelegen naast de wc;
- PL0100-2014152257-457930: 5 stuks losse verpakkingen kleine hoeveelheden, vindplaats 050202, in de keuken in de linker lade van het keukenblok;
- PL0100-2014152257-457658: een Apple iPad, vindplaats 020501, in de woonkamer op de grond in de hoek bij balkon 1.
17. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen van Politie Noord-Nederland d.d. 9 december 2014, opgenomen op pagina 798 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
- PL0100-2014152257-457859: netto gewicht: 934,5 gram cocaïne, SIN: AAHS9101NL
- PL0100-2014152257-457861: netto gewicht: 944,06 cocaïne, SIN: AAHS9336NL
- PL0100-2014152257-457884: netto gewicht: 1005,41 gram cocaïne, SIN: AAHS9346NL
- PL0100-2014152257-457887: netto gewicht: 499,26 gram cocaïne, SIN: AAHS9345NL
- PL0100-2014152257-457897: netto gewicht: 505,16 gram cocaïne, SIN: AAHS9335NL
- PL0100-2014152257-457928: netto gewicht: 955,71 gram cocaïne, SIN: AAHS9330NL
- PL0100-2014152257-457930: netto gewicht: in totaal 4,371 gram. SIN: AAHS9331NL, AAHS9332NL, AAHS9333NL, AAHS9334NL en AAHS9337NL
Totaal: 4848,471 gram
Alle bovenstaande goederen werden getest met de MMC cocaïne/cracktest. Resultaat: positief op cocaïne.
18. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie, d.d. 23 december 2014 opgemaakt door Ing. A.G.A. Sprong, opgenomen op pagina 813 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring:
De monsters met SIN-nummers AAHS9335NL, AAHS9101NL, AAHS9345NL, AAHS9346NL, AAHS9336NL, AAHS9330NL, AAHS9334NL, AAHS9333NL, AAHS9332NL, AAHS9331NL en AAHS9337NL bevatten cocaïne.
19. Een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen op pagina 841 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Inbeslagneming van een goed afkomstig van de [woonadres] te [pleegplaats 1] , binnen de gemeente Tytsjerksteradiel d.d. 12 januari 2015.
- PL0100-2014152257-475100, medicamenten/hulpmiddelen, verdovende middelen (amfetamine), aantal 1 kilogram.
20. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen van Politie Noord-Nederland d.d. 19 januari 2015, opgenomen op pagina 842 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Goednummer PL0100-2014152257-475100. Netto gewicht: 981,06 gram.
Genomen monster: AAHS8751NL.
21. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie, d.d. 4 februari 2015 opgemaakt door Ing. P.H. Walinga, opgenomen op pagina 846 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring:
Het monster AAHS8751NL bevat amfetamine.