ECLI:NL:RBNNE:2016:3231

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 maart 2016
Publicatiedatum
7 juli 2016
Zaaknummer
18.730410-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van gevangenisstraf voor deelname aan criminele organisatie en invoer van cocaïne

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 24 maart 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met de invoer van cocaïne vanuit Zuid-Amerika. De verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie die koeriers naar Zuid-Amerika stuurde om daar cocaïne te verkrijgen en deze vervolgens naar Nederland te smokkelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende manieren betrokken was bij de voorbereidingen voor deze drugstransporten, waaronder het aanvragen van een paspoort, het boeken van vliegtickets en het ontvangen van contant geld. De verdachte heeft ook bekend dat hij op de hoogte was van de illegale activiteiten en dat hij wist dat hij iets mee terug moest nemen dat niet legaal was.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor het medeplegen van de voorbereiding van de invoer van cocaïne, deelname aan een criminele organisatie en het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte een belangrijke rol speelde binnen de organisatie en dat zijn handelingen een wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan de drugshandel. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf opgelegd van 400 dagen, waarvan 214 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn leeftijd en gezondheid, en heeft besloten dat het onvoorwaardelijke deel van de straf niet langer mag zijn dan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730410-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 maart 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
3 maart 2015, 22 mei 2015, 14 december 2015 en 9 en 10 maart 2016.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. R.P. van der Graaf, advocaat te Utrecht (op de terechtzitting van 3 maart 2015), respectievelijk mr. C.W. Dirkzwager, advocaat te Utrecht (op de overige terechtzittingen), die verklaard hebben uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2014 tot en met 18 oktober 2014
te [pleegplaats 1] , (althans) in de gemeente Tytsjerksteradiel en/of te [pleegplaats 2] , in de gemeente Leeuwarden en/of elders in Nederland en/of buiten Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen, als bedoeld in
artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet,
(telkens) opzettelijk tezamen met een ander of anderen, althans alleen,
- op advies/aandringen van (een van) verdachtes mededader(s) (met spoed) een paspoort
aangevraagd en/of laten aanvragen en/of (vervolgens)
- zijn, verdachtes, mailadres en/of inlogcode aan een of meer van zijn,verdachtes,
mededader(s) heeft afgegeven, zodat documenten (ondermeer een vliegticket)
in de mail konden worden afgedrukt/vermeld en/of (vervolgens)
- een creditcard met daarop geld en/of contant geld heeft ontvangen en/of (vervolgens)
- een koffer heeft gekregen en/of (een) telefoon(s) heeft gekregen en/of kleding heeft
aangeschaft/gekregen en/of
- via internet (een) vlucht(en) heeft geboekt en/of heeft laten boeken naar [plaats 1] ,
en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of (vervolgens)
- naar een luchthaven is gebracht en/of is afgereisd naar Argentinië en/of (vervolgens)
- ( in afwachting van de leverancier(s) van de cocaïne en/of in afwachting van de retourvlucht
naar Nederland), zich (in een hotel) in [plaats 3] heeft gehuisvest en/of heeft laten
huisvesten en/of (vervolgens)
- met een of meer mededader(s) heeft overlegd over de wijze waarop verdachte
het geld moest afleveren en/of (vervolgens) in ruil voor dat geld de cocaïne in ontvangst
moest nemen en/of moest vervoeren naar Nederland en/of
-voorafgaande aan en/of tijdens zijn reis en/of tijdens het verblijf in (ondermeer) Argentinië
via Whats-app en/of via Facebook contact(en) heeft gelegd en/of gehouden met een of
meer van zijn mededader(s) en/of door die mededader(s) van informatie is/werd voorzien,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, in dien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2014 tot en met 18 oktober 2014
te [pleegplaats 1] , (althans) in de gemeente Tytsjerksteradiel en/of te [pleegplaats 2] , in de gemeente Leeuwarden en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een
feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te
weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van in elk
geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich of een ander gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het
plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad,
waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden, dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s),
opzettelijk
- op advies/aandringen van (een van) verdachtes mededader(s) (met spoed) een paspoort
aangevraagd en/of laten aanvragen en/of (vervolgens) ontvangen en/of
- een creditcard met daarop geld en/of contant geld ontvangen en/of (vervolgens)
- een koffer gekregen en/of (een) telefoon(s) gekregen en/of kleding aangeschaft/gekregen
en/of (vervolgens)
- ( een) vliegtickets geboekt en/of laten boeken en/of betaald/laten betalen
en/of (vervolgens)
- zich naar een luchthaven laten brengen en/of (vervolgens) naar Argentinië afgereisd en/of
(vervolgens)
- ( in afwachting van de leverancier(s) van de cocaïne en in afwachting van de retourvlucht
naar Nederland) (in een hotel) in [plaats 3] gehuisvest en/of laten huisvesten
(vervolgens)
- ( met een of meer van zijn mededaders) overlegd over de wijze waarop
verdachte het geld moest afleveren en/of in ruil voor dat geld de cocaïne in ontvangst moest
nemen en/of vervoeren naar Nederland en/of
-voorafgaande aan en/of tijdens zijn/de reis en/of tijdens het verblijf in (ondermeer)
Argentinië via Whats-app en/of via Facebook contact(en) gelegd en/of gehouden (met een
of meer van zijn, verdachtes, mededader(s) en/of met verdachte) en/of (zich) (door die
mededader(s)) van informatie (laten) voorzien,
en/of/althans (ondermeer) een paspoort en/of een creditcard (met daarop geld) en/of contant geld en/of (een) vliegticket(s) en/of een koffer en/of kleding en/of (een) telefoon(s) (bestemd voor hem, verdachte,) voorhanden gehad;
2.
hij in of omstreeks de periode van 19 oktober 2014 tot en met 17 november 2014
te [pleegplaats 1] , althans in de gemeente Tytsjerksteradiel en/of te [pleegplaats 2] , in de gemeente Leeuwarden en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een
feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te
bevorderen
- zich of een ander gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het
plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad,
waarvan hij en/of of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te
vermoeden, dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s),
opzettelijk
- een creditcard (met daarop geld) en/of contant geld en/of (een) telefoon(s) ontvangen en/of
- ( een) vliegticket(s) geboekt en/of laten boeken en/of betaald/laten betalen en/of (vervolgens)
- overlegd over de wijze van aflevering van het geld en/of in ruil daarvoor
het in ontvangst nemen van de cocaïne en/of het vervoeren van die cocaïne
naar Nederland en/of
-voorafgaande aan de reis via Whats-app en/of via Facebook contact(en) gelegd en/of
gehouden (met een of meer van zijn, verdachtes, mededader(s) en/of met verdachte) en/of
(zich) (door die mededader(s)) van informatie (laten) voorzien,
en/of/althans een creditcard (met daarop geld) en/of een hoeveelheid contant
geld en/of (een) vliegticket(s) en/of (een) telefoon(s) (bestemd voor hem, verdachte) voorhanden gehad;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2014 tot en met 17 november 2014,
te [pleegplaats 1] , althans in de gemeente Tytsjerksteradiel en/of te [pleegplaats 2] , in de gemeente Leeuwarden en/of elders in Nederland en/of buiten Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie,
gevormd door hem verdachte en/of een of meer andere(n), (te weten (ondermeer)
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] ) welke
organisatie tot oogmerk had het plegen van (een) misdrijf/misdrijven als
bedoeld in artikel 10 eerste lid sub a van de Opiumwet namelijk
- opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van (een)
hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet en/of
- het al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk
verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (een) grote
hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2014 tot en met 12 januari 2015
te [pleegplaats 1] , (althans) in de gemeente Tytsjerksteradiel,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1 kilogram, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het hem onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde. Hij heeft hiertoe naar voren gebracht dat ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde sprake is van een strafbare poging tot invoer van drugs. Van een vrijwillige terugtred is geen sprake, nu het feit niet is voltooid in verband met een externe oorzaak, te weten ziekte van verdachte. De voorbereidingshandelingen voor de tweede reis kunnen eveneens worden bewezen. Opzet op het plegen van misdrijven van de Opiumwet is aanwezig, aangezien het een feit van algemene bekendheid is dat wanneer iemand voor een korte periode op vakantie mag naar Zuid-Amerika, en hij daarbij veel geld meekrijgt, het de bedoeling is dat er drugs mee worden teruggenomen. Daarnaast heeft verdachte deelgenomen aan een criminele organisatie. Er was sprake van een gestructureerde vorm van samenwerking waarin volgens een vast patroon gedurende langere tijd strafbare feiten, te weten het plegen van misdrijven van de Opiumwet, werden begaan en beraamd. Het aandeel van verdachte bestond uit het fungeren als koerier. Hiermee heeft hij een essentiële functie verricht binnen de organisatie en zijn aandeel aan de organisatie geleverd. Verdachte was op de hoogte van de rollen van de medeverdachten en het samenwerkingsverband, zodat in de visie van de officier van justitie ook de deelname aan een criminele organisatie kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte ten aanzien van het hem onder 1 primair ten laste gelegde dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aangezien sprake is geweest van een vrijwillige terugtred. Voorts heeft zij aangevoerd dat vrijspraak dient te volgen voor het hem subsidiair ten laste gelegde, aangezien niet kan worden bewezen dat het daadwerkelijk om cocaïne ging. Ditzelfde geldt voor het onder 2 ten laste gelegde feit. Daarnaast kan niet worden bewezen dat verdachte opzet had op de invoer van cocaïne en dat hij voorbereidingshandelingen daartoe heeft verricht. Deze handelingen zijn door andere personen geregeld en verdachte heeft zelf niets ondernomen ter voorbereiding van de invoer van de cocaïne en wilde op de dag van vertrek vluchten. Ten aanzien van feit 3 dient eveneens vrijspraak te volgen, gelet op de hiervoor weergegeven conclusies met betrekking tot de feiten 1 en 2. Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken, omdat hij er niet van op de hoogte was dat de organisatie tot oogmerk had het plegen van drugsgerelateerde misdrijven. Meer subsidiair dient de periode te worden verkort, aangezien verdachte pas later in beeld is gekomen. Met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Het onder 1 ten laste gelegde feit betreft het medeplegen van een poging, subsidiair voorbereiding, van invoer van cocaïne.
Poging of voorbereiding
Met betrekking tot de vraag of sprake is van een begin van uitvoering van invoer van verdovende middelen, overweegt de rechtbank het volgende.
Uit het dossier volgt dat verdachte op 9 oktober 2014, terwijl hij in het bezit was van een aanzienlijk bedrag contant geld, door [medeverdachte 1] naar het vliegveld te [plaats 4] is gebracht en vervolgens via [plaats 1] en [plaats 2] naar [plaats 3] in Argentinië is gevlogen. Het doel was om in ruil voor het geld een verboden middel verpakt in laptophoesjes mee terug te nemen. De vliegtickets, het hotel en het geld zijn verzorgd door [medeverdachte 2] . Er heeft voorafgaand aan de reis geen rechtstreeks contact plaatsgevonden tussen verdachte en [medeverdachte 2] . Het contact verliep via [medeverdachte 1] . Nadat verdachte reeds in Argentinië was aangekomen, heeft hij besloten onverrichter zake terug te keren. Hiertoe heeft hij op eigen initiatief een retourvlucht geboekt en is hij eerder dan in de planning lag naar Nederland teruggekeerd. Het geld heeft verdachte aan [medeverdachte 1] teruggegeven. Deze heeft het bedrag vervolgens aan [medeverdachte 2] overhandigd.
De rechtbank ziet zich voor de vraag geplaatst of bovenstaande gedragingen, zoals de officier van justitie heeft betoogd, als een begin van uitvoering van het medeplegen van invoer van verdovende middelen kunnen worden aangemerkt. De rechtbank is van oordeel dat, nu niet is gebleken dat er contact tussen verdachte en de leverancier van de drugs is geweest en er derhalve evenmin een overdracht van deze verboden middelen heeft plaatsgevonden, het geheel van gedragingen onvoldoende de voltooiing van het misdrijf is genaderd om van een poging tot invoer te kunnen spreken. Verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van het hem primair onder 1 ten laste gelegde.
De rechtbank is van oordeel dat het samenstel van gedragingen zoals dat wordt bewezenverklaard wel een strafbare voorbereiding van invoer van cocaïne oplevert. Hieraan doet niet af dat verdachte -op een moment dat reeds voorbereidingshandelingen waren verricht- heeft besloten het feit niet te voltooien. Art. 46b Sr -waarin de vrijwillige terugtred staat omschreven, en welke vraag overigens speelt bij de strafbaarheid van verdachte- is namelijk niet van toepassing op de voorbereidingsdelicten die in art. 10a Opiumwet zelfstandig strafbaar zijn gesteld (vgl. Hoge Raad, 29 april 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZD0146).
Cocaïne
Ten aanzien van het verweer dat niet kan worden bewezen dat de in te voeren stof cocaïne zou betreffen, overweegt de rechtbank het volgende.
Vooropgesteld wordt dat geen inbeslagname van in te voeren middelen heeft plaatsgevonden, zodat evenmin een drugstest is uitgevoerd op basis waarvan na technisch onderzoek is komen vast te staan dat sprake is geweest van cocaïne.
Niettemin acht de rechtbank op grond van het navolgende, in onderling verband en samenhang beschouwd, wettig en overtuigend bewezen dat het de bedoeling was cocaïne in te voeren. De rechtbank overweegt hiertoe dat een andere koerier ( [persoon 1] ), die voor medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] tweemaal naar Zuid-Amerika is gereisd, bij zijn tweede reis in Colombia is aangehouden, terwijl hij in het bezit was van een hoeveelheid cocaïne in zijn bagage. Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat in de door [medeverdachte 2] gehuurde woonruimte in [plaats 5] een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne is aangetroffen. Ook in een vanuit Argentinië aan medeverdachte [medeverdachte 1] verzonden postpakket dat in Duitsland is onderschept, zat cocaïne. De rechtbank acht het voorts een feit van algemene bekendheid dat indien drugs vanuit Zuid-Amerikaanse landen zoals Argentinië naar Nederland worden vervoerd dit veelal cocaïne betreft.
Opzet
De rechtbank verwerpt voorts het verweer dat niet kan worden bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het invoeren van cocaïne. Hiertoe overweegt de rechtbank dat verdachte heeft verklaard dat hij wist dat hij in ruil voor het meegekregen geld ten bedrage van
€ 16.000,00, iets vanuit Zuid-Amerika mee terug moest nemen dat veel geld zou opleveren in Nederland en dat dat verpakt zou worden in laptoptassen. Hij wist dat het niet legaal was. Verdachte heeft voorts aangegeven dat hij met opzet niet heeft gevraagd wat hij mee terug moest nemen en dat hij geld nodig had. Daarnaast neemt de rechtbank ook in dit verband in aanmerking dat het een feit van algemene bekendheid is dat indien drugs vanuit Zuid-Amerikaanse landen zoals Argentinië naar Nederland worden vervoerd, dit veelal cocaïne betreft. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat verdachte in ieder geval bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de in te voeren middelen harddrugs, zoals cocaïne, betroffen.
Medeplegen
Medeplegen veronderstelt een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte(n), in casu gericht op het plegen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot invoer van cocaïne. Verdachtes betrokkenheid bestond uit het fungeren als koerier voor het geld en vervolgens voor de verboden middelen. Hiertoe heeft verdachte afspraken gemaakt met [medeverdachte 1] en indirect ook met [medeverdachte 2] . Aldus heeft verdachte een belangrijke en wezenlijke bijdrage geleverd aan de feiten, waarbij hij zodanig bewust en nauw heeft samengewerkt met zijn medeverdachte(n) dat sprake is van medeplegen.
Conclusie
Het subsidiair ten laste gelegde acht de rechtbank derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Onder 2 is ten laste gelegd het medeplegen van voorbereiding van invoer van cocaïne.
Voorbereidingshandelingen
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen, te weten de verklaringen van verdachte en [medeverdachte 1] en de telecomgegevens, volgt dat concrete voorbereidingen waren getroffen voor een tweede reis naar Argentinië. Nadat eerst het plan was gevormd om een tweede reis met verdachte als koerier te ondernemen, heeft verdachte zijn paspoort aan [medeverdachte 1] afgegeven, zijn de tickets geregeld, heeft verdachte geld ontvangen om kleding te kopen en is het vervoer naar de luchthaven geregeld. Ook deze keer zou verdachte door [medeverdachte 1] naar het vliegveld van [plaats 4] gebracht worden. Het contact met personen in Zuid-Amerika verliep via [medeverdachte 2] . Op de dag dat verdachte zijn reis zou aanvangen, heeft de politie verdachte aangehouden, zodat de reis geen doorgang heeft kunnen vinden.
De rechtbank is van oordeel dat aldus kan worden bewezen dat voorbereidingshandelingen ten aanzien van de invoer van cocaïne zijn verricht, waaraan verdachte een belangrijke bijdrage heeft geleverd en waartoe hij in bewuste en nauwe samenwerking met zijn medeverdachten heeft samengewerkt. De rechtbank acht ook hier bewezen dat het in te voeren middel cocaïne zou betreffen. Verwezen wordt naar hetgeen hierover met betrekking tot feit 1 is overwogen.
Opzet
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat verdachte geen opzet op de voltooiing van het feit heeft gehad.
In aanvulling op hetgeen de rechtbank over het opzet van verdachte ten aanzien van feit 1 heeft overwogen, overweegt de rechtbank dat in het geheel niet aannemelijk is geworden dat verdachte deze reis niet wilde aanvangen. De rechtbank verwijst naar de inhoud van diverse tapgesprekken, waaruit volgt dat verdachte aan een buitenstaander heeft aangegeven van plan te zijn voor enige tijd naar het buitenland, met als bestemming Argentinië, te vertrekken. Reeds om die reden kan het verweer van de verdediging niet slagen. Ook overigens kan het verweer niet slagen, aangezien voor het onderhavige feit van belang is of er sprake is van opzet op het medeplegen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot de invoer van cocaïne. Dat hiervan sprake is geweest, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Onder 3 is ten laste gelegd de deelname aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van bepaalde misdrijven van de Opiumwet.
De rechtbank overweegt dat uit de jurisprudentie volgt dat een organisatie een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband is van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad. Hierbij is niet vereist dat de verdachte heeft samengewerkt of bekend was met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Van deelneming aan het samenwerkingsverband is sprake indien de verdachte daartoe behoort en een aandeel heeft in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Daarbij dient de verdachte in zijn algemeenheid te weten dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van de betreffende misdrijven van de Opiumwet.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 2] vanaf april 2014 heeft samengewerkt met [medeverdachte 1] met het doel cocaïne in te voeren uit Zuid-Amerikaanse landen en dat dit heeft geleid tot één voltooide invoer, twee pogingen daartoe en tweemaal voorbereiding daarvan. De rol van [medeverdachte 2] bestond hierbij telkens uit het onderhouden van contacten in het buitenland en het financieren van de reis en aankoop van de verdovende middelen. De rol van [medeverdachte 1] bestond uit het regelen van koeriers, het onderhouden van contacten met de koeriers en het vervoeren van de koeriers van en naar de luchthaven. Ook heeft hij zijn adres opgegeven om post met daarin verdovende middelen te ontvangen. Daarnaast namen er koeriers deel aan het samenwerkingsverband, waaronder verdachte, en heeft [medeverdachte 3] een aandeel geleverd in de organisatie. Verdachte is eenmaal naar Argentinië afgereisd, zonder middelen mee terug te nemen. Voorts waren voorbereidingen getroffen voor een tweede reis. Verdachte heeft hierbij contact gehad met onder andere [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , en was op de hoogte van de rolverdeling binnen het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband heeft gedurende een periode van ruim een half jaar meerdere misdrijven voorbereid, gepoogd te plegen en/of gepleegd. Dit alles maakt, naar het oordeel van de rechtbank dat kan worden gesproken van een organisatie die tot oogmerk had het invoeren van cocaïne, aan welke organisatie verdachte heeft deelgenomen. Dat verdachte weet had van het oogmerk van de organisatie, volgt eveneens uit de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4
Onder 4 is ten laste gelegd het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine.
De rechtbank acht dit feit dat verdachte tegenover de politie heeft bekend, wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 25 november 2014, opgenomen op pagina 125 e.v. van voornoemd dossier d.d. 8 april 2015, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
Ik heb contact gehad met een [voornaam] . Deze woont in [plaats 5] . Die [voornaam] heeft mij gevraagd of ik iemand wist die naar Zuid-Amerika wilde vliegen om daar drugs op te halen en naar Nederland te vervoeren. Ik wist wel iemand die op "vakantie" wilde gaan. Zo hadden [persoon 1] en ik het er over gehad. Hij had er wel oren naar om naar Zuid-Amerika te vliegen. [persoon 1] en ik zijn samen naar Amsterdam gereden. Daar hebben we met die [voornaam] afgesproken. We hebben afspraken gemaakt. De vluchten naar [plaats 4] zijn geregeld door [voornaam] . Ik heb gezien dat [voornaam] geld aan [persoon 1] heeft gegeven. [persoon 1] heeft ongeveer
€ 1000,-- voor de reis gekregen. De afspraak was dat [persoon 1] in Zuid-Amerika het geld voor die drugs kreeg. Mijn rol was dat ik [persoon 1] via [plaats 5] naar [plaats 4] heb gereden. Ik heb hier € 500,-- voor gekregen. Later heb ik hem ook weer opgehaald. We gingen van [plaats 4] naar [plaats 5] , daar heeft [persoon 1] zijn koffertje aan [voornaam] afgegeven.
Na drie of vier maanden heeft [persoon 1] weer een tripje naar Zuid-Amerika gemaakt. Dat is op dezelfde manier gegaan als de eerste keer. [voornaam] is toen in [pleegplaats 2] geweest. Daar heeft hij het geld aan [persoon 1] gegeven. Ik heb toen [persoon 1] rechtstreeks naar [plaats 4] gebracht. Ik zou geld krijgen als [persoon 1] weer terug in Nederland was, maar dat is niet gebeurd. [persoon 1] zit daar nog steeds vast. Ik heb een aantal keren telefonisch contact gehad met [persoon 1] . Ik was de contactpersoon tussen [persoon 1] en [voornaam] .
Na een aantal weken kwam [voornaam] weer bij mij thuis. Hij vroeg of ik nog een persoon wist die weer naar Zuid-Amerika wilde vliegen voor het transport van drugs. [verdachte] zei dat hij wel naar Zuid-Amerika wilde. [verdachte] zou voor deze trip € 3.000,-- of € 4.000,-- krijgen. Ik zou dan € 500,-- van [voornaam] krijgen. Ik heb toen een paspoort voor [verdachte] geregeld. Ik heb deze ook voor hem betaald. [voornaam] heeft de vliegtickets geregeld. [verdachte] heeft gekregen geld op een 'cash passport' gezet. Dat cash-passport heeft [voornaam] meegenomen naar [plaats 5] . [voornaam] heeft vervolgens de vliegreis en het hotel daarvan betaald. Na een week is [voornaam] weer naar [pleegplaats 2] gekomen. Hij heeft mij toen € 16.000,- gegeven in coupures van € 500,-. Toen heb ik [verdachte] gebeld dat hij langs moest komen. Dat was begin oktober 2014. Daar heb ik [verdachte] direct die € 16.000,- gegeven. [verdachte] had geen koffer en heeft toen één van mij gekregen. Later die avond ben ik samen met [persoon 2] naar [verdachte] gegaan. Daar hebben we € 8.000,- in een sok en in zijn koffer gedaan en die andere € 8.000,- had hij gewoon bij zich. Vervolgens zijn we via [plaats 5] naar [plaats 4] gereden.
Een paar dagen later heb ik contact gezocht met [voornaam] . Van [voornaam] heb ik gehoord dat het de bedoeling was dat [verdachte] het geld in [hotel 1] in Zuid-Amerika zou overdragen. Maar [verdachte] was daar niet aangekomen. Op verzoek van [voornaam] heb ik contact gezocht met [verdachte] . Ik ben een aantal keren aan de deur geweest bij [verdachte] . We wisten niet waar hij was. [verdachte] is vervolgens weer bij mij thuis geweest en heeft die € 16.000,- aan mij teruggegeven. Ik heb vervolgens dat geld weer aan [voornaam] gegeven.
[verdachte] wilde wel weer terug om de kosten te vergoeden. [verdachte] had gezegd dat hij wel weer wilde "vliegen".
Ik realiseer mij dat ik heb meegedaan aan de voorbereidingen van transport van verdovende middelen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 26 november 2014, opgenomen op pagina 133 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
De man die ik gisteren in mijn verklaring [voornaam] noemde, is eigenlijk genaamd [medeverdachte 2] .
U toont mij twee foto's. (De rechtbank merkt op dat dit dezelfde foto's betreffen als de foto's die zijn opgenomen op p. 664 en 665 van het dossier. Over deze laatste foto heeft de verbalisant gerelateerd dat de persoon op de foto is genaamd: [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum medeverdachte 2] te [plaats 6] met Chileense nationaliteit, wonende op de [adres 1] te [plaats 6] .) Ik herken de man op de foto's als zijnde de [voornaam] waar ik over sprak. [medeverdachte 2] heeft in [plaats 6] een woning, achterin de [adres 1] . Als ik voor [medeverdachte 2] aan het werk ben, ik bedoel de vliegreisjes zoals ik bij [persoon 1] en [verdachte] heb gedaan, dan krijg ik daar geld voor van [medeverdachte 2] . De grote man achter deze drugstransporten is [medeverdachte 2] . Ik werk in opdracht van hem.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 27 november 2014, opgenomen op pagina 151 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
[medeverdachte 2] had mij gevraagd iemand te zoeken voor een vliegreisje nadat [persoon 1] in Zuid-Amerika vastzat. Ik heb contact gehad met [medeverdachte 2] over [verdachte] . Dat vond [medeverdachte 2] toen prima. De eerste keer heeft [medeverdachte 2] [verdachte] niet persoonlijk gezien. Ik heb deze eerste zaak met [verdachte] geregeld. De tweede keer heeft [medeverdachte 2] [verdachte] wel gezien. Ik en een andere persoon zijn via [plaats 5] gegaan om de vliegtickets en een telefoon voor [verdachte] in ontvangst te nemen. Toen zijn we naar [plaats 4] gegaan en hebben daar [verdachte] afgeleverd. Het geld was al eerder geregeld. Toen [verdachte] in een hotel in Argentinië zat, heb ik [verdachte] gebeld om hem het adres door te geven waar hij het geld moest afleveren. Ik had van [medeverdachte 2] al gehoord dat er mensen in het hotel zouden komen. [verdachte] zou dat geld dan af moeten geven. De bedoeling zou zijn dat [verdachte] wat mee terug moest nemen. Dat zou een vloeibaar middel zijn dat in laptophoesjes zou worden vervoerd. Ik zou [verdachte] weer uit [plaats 4] halen. Toen [verdachte] bij mij thuis was, heeft [medeverdachte 2] met [verdachte] gesproken. Ze hebben toen geregeld dat [verdachte] nog wel een keer naar Zuid-Amerika zou gaan om het voorgaande reisje goed te maken.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 8 januari 2015, opgenomen op pagina 157 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
V: Op 26-11-2014 is er een postpakket vanuit Argentinië verstuurd naar jouw adres aan de [adres 2] te [plaats 6] .
A: [medeverdachte 2] heeft mij wel eens gevraagd of ik adresjes wist waar ik postpakketjes op kon ontvangen vanuit het buitenland. [medeverdachte 2] had het er over dat ik 100 of 150 euro zou krijgen per postpakketje. [medeverdachte 2] heeft twee adressen van mij gekregen, om die postpakketjes op af te laten leveren. Ik heb hem ook mijn adresgegevens gegeven. Zodra een pakketje zou komen, moest ik [medeverdachte 2] inlichten.
[persoon 1] zou laptoptassen meenemen vanuit Argentinië en Colombia. Volgens mij heeft [persoon 1] de keer dat hij in Argentinië was geweest, één laptoptas meegenomen. Deze is rechtstreeks afgeleverd bij [medeverdachte 2] in [plaats 5] .
5. Een geschrift, te weten de vertaling van een verslag van het observatie team van de politie te Colombia, opgenomen op pagina 613 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant(en):
Op 28 juli 2014, [vliegveld] , kwam reisbagage aan op naam van [persoon 1] . Aan de heer [persoon 1] wordt toestemming gevraagd om een perforatie met een stalen priem te maken, waarop hij antwoordt dat hij er niets op tegen heeft. Nadat de koffer is geperforeerd, is er binnenin deze koffer een zwarte substantie aangetroffen, die na een test een kleuring (positief voor verdovende middelen) oplevert.
Aangehouden persoon: [persoon 1] . In bewaring gegeven voorwerp: boardingpassen [plaats 7] - [plaats 8] - [plaats 4] op naam van [persoon 1] en koffer die een substantie bevat met een bruto gewicht van ongeveer 10200 gram.
6. Een geschrift, te weten de vertaling van een verslag van het Forensisch Scheikundig Laboratorium te [plaats 7] , d.d. 11 september 2014, opgenomen op p. 624 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende: De substantie die verborgen zat in de wanden van de koffer bevat cocaïne in de concentratie van 14,7%, hetgeen overeenkomt met een netto gewicht van 801 gram cocaïne.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 18 november 2014, opgenomen op pagina 193 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [verdachte] :
Ik heb het paspoort aangevraagd, maar [medeverdachte 1] heeft dat voor mij betaald. Ik heb geld van [medeverdachte 1] gekregen, daarvoor heb ik kleding gekocht.
V: Volgens de tapgesprekken was de tweede reis ook al voor je geregeld.
A: Dat klopt. Ik heb weer geld van [medeverdachte 1] gekregen om kleding te kopen. Gisteren 17 november 2014 zou ik worden opgehaald door [medeverdachte 1] en nog iemand die mij vervolgens weer naar [plaats 4] zou brengen om vervolgens weer naar Argentinië te vertrekken. Ik moest daar weer hetzelfde doen wat ik in eerste instantie ook voor [medeverdachte 1] moest doen.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 20 november 2014, opgenomen op pagina 202 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [verdachte] :
Ik heb op de dag van vertrek, begin oktober 2014, in de flat bij [medeverdachte 1] een bedrag van 8.000 euro gekregen. Op het vliegveld in [plaats 4] kreeg ik van [medeverdachte 1] nogmaals een bedrag van 8.000 euro.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 2 december 2014, opgenomen op pagina 206 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [verdachte] :
[medeverdachte 1] vroeg mij of ik wel betaald naar het buitenland wilde gaan. Het leek mij wel wat want ik had dringend geld nodig. [medeverdachte 1] noemde dat vakantie. Ik vond het vreemd dat ik
€ 150 per dag zakgeld zou krijgen. Dat was veel voor mij. Mijn tegenprestatie was dat ik in Zuid-Amerika mensen zou ontmoeten. De reis is voor mij betaald. Ik had wel door dat ik daar wat moest doen. Ik zou een geldbedrag meekrijgen. Ik moest dan die mensen daar het geld geven. Ik kreeg ook een gescrambelde GSM mee. Ik moest twee laptophoesjes met iets erin mee terugnemen naar Nederland. Ik had wel door dat het niet legaal was. Ik ben net op tijd teruggegaan omdat ik wel door had dat het niet deugde. Ook had ik wel het idee dat het veel geld zou opleveren in Nederland. Ik heb met opzet niet gevraagd wat ik mee terug moest nemen.
Het voornoemde voorstel van de reis naar Zuid-Amerika ben ik dus wel op ingegaan. Nadat de voorbereidingen waren getroffen ben ik op reis gegaan. Ik heb € 1000 gekregen om daar van te leven. Tijdens het inchecken in [plaats 4] kreeg ik van [medeverdachte 1] de vliegtickets.
[medeverdachte 1] vertelde mij dat ik het geld op een bijzondere plaats aan een paar mensen moest afgeven. Daar zou ik toen van die mensen twee laptophoesjes krijgen. Deze zou ik dan terug moeten nemen naar Nederland. Voordat [medeverdachte 1] weer zou bellen om de plaats van overdracht door te geven, heb ik het hotel verlaten en ben ik weggegaan. Ik heb van mijn eigen geld een retourticket gekocht. Een uur of tien later stond [medeverdachte 1] al voor mijn deur. Hij wilde weten hoe het zat. Ik heb het geld, die € 16.000, weer teruggegeven aan [medeverdachte 1] . Ik zou die € 4000 die de reis gekost had, terug moeten betalen. Voordat ik voor de tweede keer op reis zou, wilde [medeverdachte 2] mij zien. Ik heb hem in de woning van [medeverdachte 1] ontmoet.
O: Wij tonen [verdachte] een foto van [medeverdachte 2] . (opmerking rechtbank: dit betreft dezelfde foto als de foto die is opgenomen op p. 664 van het dossier. Over deze foto heeft de verbalisant gerelateerd dat de persoon op de foto grote gelijkenis vertoont met een persoon genaamd: [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum medeverdachte 2] te [plaats 6] met Chileense nationaliteit, wonende [adres 1] te [plaats 6] , van wie een foto is bijgevoegd)
U toont mij een foto, de man op deze foto is de man die ik in mijn verklaringen [medeverdachte 2] noem. Het is een Chileen. Ik heb [medeverdachte 2] het verhaal verteld wat me tijdens de reis was overkomen. [medeverdachte 2] vertelde mij dat het een dure reis is geweest. Wij hebben het er over gehad dat ik nog een keer naar Zuid-Amerika moest gaan. Ik heb gezegd dat ik wel zou gaan. Het was voor mij duidelijk dat [medeverdachte 2] de baas was. Dat bleek onder andere uit het feit dat hij alles over het geld wist en de vliegtickets. Drie weken na onze eerste ontmoeting heb ik [medeverdachte 2] weer gezien.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 29 januari 2015, opgenomen op pagina 215 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [verdachte] :
V: Er is in je woning een plastic zak gevonden met een witte stof. Uit onderzoek bleek dat deze inhoud positief op amfetamine is getest.
A: Ik heb het pakketje in de koelkast gedaan. Ik heb het pakketje een week voordat ik werd aangehouden gekregen van jongens van wie ik onder meer wel eens speed heb gekocht.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 5 februari 2015, opgenomen op pagina 690 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van de verbalisant:
Tijdens de doorzoeking van de woning [adres 3] te [plaats 5] werd een iPad inbeslaggenomen. Deze iPad werd door de Divisie Recherche Ondersteuning, Unit observatie en digitale expertise, Team digitale expertise, veiliggesteld en onderzocht en op dvd gezet. Tijdens het uitlezen van deze dvd bleek dat er mailtjes waren met betrekking tot de vluchtgegevens van [verdachte] .
[emailadres]
TAP PORTUGAL.
Boeking Details, mr. [verdachte] . Reserveringsdatum: 3 okt. 2014.
Vluchtinformatie:
[plaats 4] - [plaats 1] 09 okt.
[plaats 1] - [plaats 2] 09 okt.
[plaats 2] - [plaats 3] 09 okt.
[plaats 3] - [plaats 2] 23 okt.
[plaats 2] - [plaats 1] 23 okt.
[plaats 1] - [plaats 4] 24 okt.
Totaal € 1419,85.
e-mail Booking.com
Bedankt [verdachte] ! Uw reservering is nu bevestigd; [hotel 2] , [plaats 3] Argentinië. Inchecken 9 oktober 2014, uitchecken 20 oktober 2014. Totaalprijs € 466,94.
U heeft uw reservering bevestigd en gegarandeerd met uw creditcard.
Vlucht: [plaats 3] - [plaats 2] - [plaats 1] - [plaats 4] ; betalingswijze: creditkaart [verdachte] .
12. geschriften, bestaande uit door de politie uitgewerkte tap- en sms gesprekken, opgenomen op p. 752 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Tapgesprek d.d. 7 november 2014, beller [medeverdachte 1] (H), gebelde [verdachte] (J).
H: Ja [verdachte] , we hebben dat paspoort nodig. Want vanavond is je ticket geboekt, maar we moeten wat gegevens van je paspoort hebben.
J: Ja
H: Kun je dat paspoort nog brengen?
J: Dat zal wel moeten hè?
H: Ja, en dan ga je de 17e weg.
J: De 17e ok. Het paspoort doe ik in je bus oké?
Tapgesprek d.d. 8 november 2014, beller [medeverdachte 1] , gebelde [verdachte]
[medeverdachte 1] belt uit met [verdachte] . [medeverdachte 1] zegt dat alles geregeld is, alles is klaar. [verdachte] zegt dat het goed klinkt.
Tapgesprek d.d. 10 november 2014, sms bericht van [verdachte] naar het nummer in gebruik bij [medeverdachte 1]
Het wordt nu tijd voor een voorschot. Voor ik weg ga wil ik kleding kopen op internet.
Tapgesprek d.d. 11 november 2014, beller [verdachte] , gebelde [naam] .
[verdachte] zegt dat hij er volgende week niet is. Dan gaat hij naar Argentinië voor de duur van 10 dagen.
Sms bericht d.d. 13 november 2014, [verdachte] naar onbekend nummer.
Ik ga nu naar België/Portugal/ Brasil/ [plaats 2] , b.a. Argentina.
Tapgesprek d.d. 17 november 2014, [medeverdachte 3] naar [medeverdachte 1]
zegt dat hij [verdachte] straks even zal ophalen.
Tapgesprek d.d. 17 november 2014, [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 3] naar [medeverdachte 1]
zegt dat er niet wordt opengedaan bij [verdachte] en dat de ramen van de voordeur eruit liggen.
Tapgesprek d.d. 17 november 2014, [medeverdachte 3] naar [medeverdachte 1]
: Nou ik heb [medeverdachte 2] al een berichtje gestuurd. Nou, die zal het vast fijn vinden.
[medeverdachte 3] : Die slaat straks door de rooie heen.
[medeverdachte 1] : Nou daar gaat mijn zakgeld weer.
Tapgesprek d.d. 17 november 2014, [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 3]
[medeverdachte 1] : we moeten hem opzoeken van [medeverdachte 2] .
Sms bericht d.d. 17 november 2014 door [medeverdachte 1]
Ik ben ook nog thuis. [plaats 4] ging ook niet door.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van algemeen relaas van Politie Noord-Nederland d.d. 8 april 2015, opgenomen op pagina 8 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 9 december 2014 kwam via Douane Liaison Duitsland het bericht binnen dat er tussen 26 november 2014 en 30 november 2014 een postpakket was onderschept in [plaats 9] in een vlucht vanaf [plaats 10] , Argentinië, voorzien van pakketnummer EE004440348AR. Het bleek dat er 500 gram cocaïne in een wijnfles zat, met als eindbestemming het adres [adres 2] te [pleegplaats 2] . Zowel het vermelde telefoonnummer als het adres behoren bij [medeverdachte 1]
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 2 maart 2015, opgenomen op pagina 888 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van de verbalisant:
Tijdens de doorzoeking van de woning [adres 3] te [plaats 5] werd een iPad in beslag genomen. Tijdens het uitlezen bleek dat er e-mailtjes waren die in het Spaans waren geschreven. Deze e-mails werden door een erkende en geregistreerde tolk vertaald naar het Nederlands:
Received 13/10/2014
Vriend, geef me alstublieft nog een keer de gegevens door van de zieke meneer. De naam, de nationaliteit en namens wie komt hij naar zijn zeggen.
voornaam: [verdachte] achternaam: [verdachte] nationaliteit: Nederlandse namens: [medeverdachte 1]
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding van Politie Amsterdam d.d. 8 december 2014, opgenomen op pagina 225 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Wij verbalisanten hebben [medeverdachte 2] op 8 december 2014 aangehouden te [adres 3] te [plaats 5] .
16. Een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, in combinatie met een bijlage behorend bij een lijst van inbeslaggenomen goederen RC, opgenomen op pagina 252 e.v. en 280 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Inbeslagneming op [adres 3] te [plaats 5] op 8 december 2014:
- PL0100-2014152257-457859: (ongeveer) 1 kilo cocaïne, pakket in krant, vindplaats 050101: in de keuken op de grond onder de eettafel;
- PL0100-2014152257-457861: (ongeveer) 1 kilo cocaïne, pakket in krant, vindplaats 050201: in de keuken in de linker lade van het keukenblok;
- PL0100-2014152257-457884: (ongeveer) 1 kilo cocaïne, pakket bruin, vindplaats 050201: in de keuken in de linker onderkast van het keukenblok;
- PL0100-2014152257-457887: (ongeveer) 500 gram cocaïne, pakket brokken, vindplaats 050301: in de keuken in de linker onderkast van het keukenblok;
- PL0100-2014152257-457897: (ongeveer) 500 gram cocaïne, pakket brokken, vindplaats 050302: in de keuken in de linker onderkast van het keukenblok;
- PL0100-2014152257-457928: (ongeveer) 1 kilo cocaïne, pakket in krant, vindplaats 070101: in een boodschappentas in een vaste kast, gelegen naast de wc;
- PL0100-2014152257-457930: 5 stuks losse verpakkingen kleine hoeveelheden, vindplaats 050202, in de keuken in de linker lade van het keukenblok;
- PL0100-2014152257-457658: een Apple iPad, vindplaats 020501, in de woonkamer op de grond in de hoek bij balkon 1.
17. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen van Politie Noord-Nederland d.d. 9 december 2014, opgenomen op pagina 798 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
- PL0100-2014152257-457859: netto gewicht: 934,5 gram cocaïne, SIN: AAHS9101NL
- PL0100-2014152257-457861: netto gewicht: 944,06 cocaïne, SIN: AAHS9336NL
- PL0100-2014152257-457884: netto gewicht: 1005,41 gram cocaïne, SIN: AAHS9346NL
- PL0100-2014152257-457887: netto gewicht: 499,26 gram cocaïne, SIN: AAHS9345NL
- PL0100-2014152257-457897: netto gewicht: 505,16 gram cocaïne, SIN: AAHS9335NL
- PL0100-2014152257-457928: netto gewicht: 955,71 gram cocaïne, SIN: AAHS9330NL
- PL0100-2014152257-457930: netto gewicht: in totaal 4,371 gram. SIN: AAHS9331NL, AAHS9332NL, AAHS9333NL, AAHS9334NL en AAHS9337NL
Totaal: 4848,471 gram
Alle bovenstaande goederen werden getest met de MMC cocaïne/cracktest. Resultaat: positief op cocaïne.
18. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie, d.d. 23 december 2014 opgemaakt door Ing. A.G.A. Sprong, opgenomen op pagina 813 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring:
De monsters met SIN-nummers AAHS9335NL, AAHS9101NL, AAHS9345NL, AAHS9346NL, AAHS9336NL, AAHS9330NL, AAHS9334NL, AAHS9333NL, AAHS9332NL, AAHS9331NL en AAHS9337NL bevatten cocaïne.
19. Een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen op pagina 841 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Inbeslagneming van een goed afkomstig van de [woonadres] te [pleegplaats 1] , binnen de gemeente Tytsjerksteradiel d.d. 12 januari 2015.
- PL0100-2014152257-475100, medicamenten/hulpmiddelen, verdovende middelen (amfetamine), aantal 1 kilogram.
20. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen van Politie Noord-Nederland d.d. 19 januari 2015, opgenomen op pagina 842 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Goednummer PL0100-2014152257-475100. Netto gewicht: 981,06 gram.
Genomen monster: AAHS8751NL.
21. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie, d.d. 4 februari 2015 opgemaakt door Ing. P.H. Walinga, opgenomen op pagina 846 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring:
Het monster AAHS8751NL bevat amfetamine.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 subsidiair, 2, 3, en 4 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 september 2014 tot en met 18 oktober 2014 te [pleegplaats 1] , in de gemeente Tytsjerksteradiel en te [pleegplaats 2] , in de gemeente Leeuwarden en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich of een ander gelegenheid en middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad,
waarvan hij en zijn mededaders wisten of ernstige reden hadden te vermoeden, dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
hebbende verdachte en verdachtes mededaders, opzettelijk
- een paspoort aangevraagd en ontvangen en
- een creditcard met daarop geld en contant geld ontvangen en
- een koffer gekregen en een telefoon gekregen en kleding aangeschaft/gekregen en
- een vliegticket geboekt en betaald en
- zich naar een luchthaven laten brengen en naar Argentinië afgereisd en
- in afwachting van de leverancier(s) van de cocaïne en in afwachting van de retourvlucht
naar Nederland) in een hotel in [plaats 3] laten huisvesten en
- overlegd over de wijze waarop verdachte het geld moest afleveren en in ruil voor dat geld de cocaïne in ontvangst moest nemen en vervoeren naar Nederland en
-voorafgaande aan en tijdens zijn reis en het verblijf in Argentinië contact gelegd en gehouden en zich van informatie laten voorzien,
en een paspoort en een creditcard met daarop geld en contant geld en een vliegticket en een koffer en kleding en een telefoon voorhanden gehad;
2.
hij in de periode van 19 oktober 2014 tot en met 17 november 2014 te [pleegplaats 1] , in de gemeente Tytsjerksteradiel en te [pleegplaats 2] , in de gemeente Leeuwarden en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen
- zich of een ander gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en
- voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en zijn mededaders wisten of ernstige reden hadden te vermoeden, dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
hebbende verdachte en verdachtes mededaders, opzettelijk
- contant geld ontvangen en
- een vliegticket geboekt en betaald en
- overlegd over de wijze van aflevering van het geld en in ruil daarvoor het in ontvangst nemen van de cocaïne en/of het vervoeren van die cocaïne naar Nederland en
-voorafgaande aan de reis contact gelegd en gehouden en zich van informatie voorzien;
3.
hij in de periode van 1 april 2014 tot en met 17 november 2014, te [pleegplaats 1] en te [pleegplaats 2] , in de gemeente Leeuwarden en elders in Nederland en buiten Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie,
gevormd door hem verdachte en anderen, te weten onder meer
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , welke
organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als
bedoeld in artikel 10 vierde en vijfde lid van de Opiumwet namelijk
- opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van
hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet en/of
- het opzettelijk
vervoeren van
hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
4.
hij in de periode van 1 november 2014 tot en met 12 januari 2015 te [pleegplaats 1] , in de gemeente Tytsjerksteradiel, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1 kilogram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. subsidiair: medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen, vervoermiddelen en gelden of andere betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
2. medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen, vervoermiddelen en gelden of andere betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
3. deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, lid 3-5, artikel 10a, lid 1, of artikel 11, lid 3-5 van de Opiumwet;
4. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat bij de strafoplegging rekening moet worden gehouden met verdachtes rol, leeftijd en gezondheid en dat oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf geen toegevoegde waarde heeft, aangezien het recidiverisico laag is en de reeds eerder ondergane detentie preventieve werking heeft. De verdediging heeft daarnaast bepleit dat bij een bewezenverklaring de op te leggen straf gelijk moet zijn aan het voorarrest.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die tot doel had het invoeren van cocaïne vanuit Zuid-Amerikaanse landen. Hiertoe werden koeriers vanuit Nederland naar Zuid-Amerika gezonden, die de drugs in hun bagage mee terug moesten nemen. De rol van verdachte bestond hierbij uit het ondernemen van een reis naar een Zuid-Amerikaans land met een groot bedrag aan contanten, het ontmoeten van de leverancier van de cocaïne en afrekenen van de cocaïne, het vervolgens in ontvangst nemen van die middelen en deze in Nederland in te voeren. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van ongeveer een kilogram amfetamine.
Verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan de handel in en het gebruik van verdovende middelen, hetgeen de criminaliteit bevordert. Bovendien leiden dergelijke delicten tot verspreiding van harddrugs, waardoor de volksgezondheid wordt bedreigd. Dit is maatschappelijk gezien onaanvaardbaar en rechtvaardigt een strafrechtelijke sanctie.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vergelijkbare feiten als ook dat art. 63 van het wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De reclassering heeft geadviseerd, indien verdachte schuldig mocht worden bevonden, aan hem een werkstraf op te leggen zonder reclasseringsbemoeienis. De reclassering schat het recidiverisico als laag in.
De rechtbank neemt voorts zijn leeftijd en slechte gezondheid, zoals zijn raadsvrouw deze heeft beschreven ter zitting, in aanmerking.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat aan verdachte een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat het onvoorwaardelijke deel niet langer dient te zijn dan de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Alles overwegende, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van
400 dagen waarvan 214 dagen voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden is. De rechtbank overweegt dat deze straf recht doet aan de ernst van de feiten en de overige omstandigheden van het geval die maken dat tot een lagere strafoplegging wordt overgegaan dat door de officier van justitie geëist.
Aan het voorwaardelijk strafdeel zullen de algemene voorwaarden en als bijzondere voorwaarde de meldplicht bij Reclassering Nederland worden verbonden, met een proeftijd van 2 jaren.

Inbeslaggenomen goederen

De officier van justitie heeft de teruggave van de inbeslaggenomen iPhone, wit papier en computer gevorderd.
De rechtbank is van oordeel dat de betreffende inbeslaggenomen voorwerpen moeten worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10, 10a en 11a van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte 1 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 400 dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 214 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
1. dat de veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij Reclassering Nederland op het adres Zoutbranderij 1, 8933 AJ Leeuwarden, en dat hij zich hierna blijft melden zo lang en zo vaak de reclassering dit nodig acht.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven iPhone, wit papier en computer (merk Spiro).
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.A. Wiersma, voorzitter, mr. M. Jansen en
mr. M.B. de Wit, rechters, bijgestaan door mr. A. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 maart 2016.
Mr. Wiersma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.