Op 10 maart 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal in vereniging met geweld en het opzettelijk beïnvloeden van de vrijheid van een persoon om naar waarheid een verklaring af te leggen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de diefstal, omdat de aangifte onvoldoende steun vond in ander bewijsmateriaal. De rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering niet voldeed aan de eisen van artikel 342 Sv, dat vereist dat er voldoende steun is voor de verklaring van één getuige. De rechtbank concludeerde dat de aangifte niet voldoende was onderbouwd door andere bewijsmiddelen, zoals mastgegevens en tapgesprekken, die niet overtuigend genoeg waren om de diefstal met geweld te bewijzen.
Echter, de rechtbank vond wel voldoende bewijs voor het tweede ten laste gelegde feit, namelijk het opzettelijk beïnvloeden van de vrijheid van zijn vriendin om een verklaring af te leggen. De verdachte had zijn vriendin instructies gegeven over wat zij moest zeggen tegen de politie, wat de rechtbank als een ernstige schending van de rechtsstaat beschouwde. De rechtbank legde de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op van twee maanden met een proeftijd van twee jaar, waarbij rekening werd gehouden met zijn eerdere veroordelingen en de ernst van het feit. De uitspraak benadrukt het belang van onbelemmerd kunnen verklaren voor de rechtsstaat.