ECLI:NL:RBNNE:2016:3181

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 maart 2016
Publicatiedatum
6 juli 2016
Zaaknummer
18-830374-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal in vereniging met geweld en veroordeling voor beïnvloeden van getuige

Op 10 maart 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal in vereniging met geweld en het opzettelijk beïnvloeden van de vrijheid van een persoon om naar waarheid een verklaring af te leggen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de diefstal, omdat de aangifte onvoldoende steun vond in ander bewijsmateriaal. De rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering niet voldeed aan de eisen van artikel 342 Sv, dat vereist dat er voldoende steun is voor de verklaring van één getuige. De rechtbank concludeerde dat de aangifte niet voldoende was onderbouwd door andere bewijsmiddelen, zoals mastgegevens en tapgesprekken, die niet overtuigend genoeg waren om de diefstal met geweld te bewijzen.

Echter, de rechtbank vond wel voldoende bewijs voor het tweede ten laste gelegde feit, namelijk het opzettelijk beïnvloeden van de vrijheid van zijn vriendin om een verklaring af te leggen. De verdachte had zijn vriendin instructies gegeven over wat zij moest zeggen tegen de politie, wat de rechtbank als een ernstige schending van de rechtsstaat beschouwde. De rechtbank legde de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op van twee maanden met een proeftijd van twee jaar, waarbij rekening werd gehouden met zijn eerdere veroordelingen en de ernst van het feit. De uitspraak benadrukt het belang van onbelemmerd kunnen verklaren voor de rechtsstaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830374-14

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

10 maart 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
25 februari 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Allersma, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 december 2013 te [pleegplaats 1] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in/uit een (kamer van een) woning [straat] , heeft weggenomen een laptop (inclusief lader) en/of wiet/hennep, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader:
- naar de woning/kamer van die [slachtoffer 1] is/zijn gegaan en/of (vervolgens) dreigend die [slachtoffer 1] de woorden heeft/hebben toegevoegd "Als je de deur niet binnen 10 seconden opent, maken we je dood", en/of
- ( vervolgens) de woning/kamer van die [slachtoffer 1] is/zijn binnengegaan, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] op bed heeft/hebben geduwd en/of daarbij een breekijzer heeft/hebben getoond, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Hadden we je toch bijna doodgeschoten met een shotgun, omdat je ons beschoot met een kruisboog",
en/of
hij op of omstreeks 31 december 2013 te [pleegplaats 1] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (HTC), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging
met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader:
- naar de woning/kamer van die [slachtoffer 1] is/zijn gegaan en/of (vervolgens) dreigend die [slachtoffer 1] de woorden heeft/hebben toegevoegd "Als je de deur niet binnen 10 seconden opent, maken we je dood", en/of
- ( vervolgens) de woning/kamer van die [slachtoffer 1] is/zijn binnengegaan, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] op bed heeft/hebben geduwd en/of daarbij een breekijzer heeft/hebben getoond, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Hadden we je toch bijna doodgeschoten met een shotgun, omdat je ons beschoot met een kruisboog";
2.
hij in of omstreeks de periode van 10 oktober 2014 tot en met 16 oktober 2014, in de [pleegplaats 2] , zich opzettelijk mondeling en/of bij geschrift jegens [slachtoffer 2] heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid te verklaren of geweten ten
overstaan van een ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige reden had te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd,
immers heeft hij verdachte opzettelijk die [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd (zakelijk weergegeven) dat:
- zij de telefoon van een Marokkaan heeft gekocht, en/of
- zij de telefoon via Marktplaats heeft gekocht, en/of
- zij haar verhaal niet te ingewikkkeld moest maken omdat ze anders vast zou lopen.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1 ten laste gelegde kan worden bewezen op grond van de aangifte, de mastgegevens en de tapgesprekken. Hoewel de resultaten van het door de politie verrichte onderzoek, met name de mastgegevens en de tapgesprekken, "schreeuwden" om een verklaring, heeft verdachte pas op de terechtzitting een verklaring daaromtrent afgelegd die volstrekt onaannemelijk is. De door verdachte ter zitting gegeven reden om niet bij de politie te verklaren, te weten dat verdachte geen vertrouwen heeft in de politie, acht de officier van justitie niet geloofwaardig.
Ten aanzien van de laptop en de wiet is er sprake van diefstal met geweld in vereniging en ten aanzien van de telefoon is er sprake van het medeplegen van afpersing.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat er sprake is van een gesprek tussen twee verdachten die bespreken hoe er over een strafbaar feit moet worden verklaard.
Niet kan worden bewezen dat verdachte zijn vriendin [slachtoffer 2] beïnvloed heeft in haar vrijheid om te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wettig bewijs is, aangezien de aangifte niet dan wel in onvoldoende mate wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. De raadsman heeft ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde aangevoerd dat artikel 285a Sr is geschreven voor getuigen en niet voor verdachten. Nu [slachtoffer 2] verdachte is en geen getuige, kan het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend worden bewezen.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt. Volgens het tweede lid van artikel 342 Sv - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
In het geheel van bewijsmiddelen moeten twee verschillende bronnen kunnen worden onderscheiden waarvan redengevende bewijsmiddelen afkomstig zijn. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval (vgl. Hoge Raad 13 juli 2010, LJN BM2452).
De rechtbank is van oordeel dat de aangifte onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. Hoewel uit de mastgegevens blijkt dat de telefoon van verdachte op de betreffende avond in [pleegplaats 1] is geweest en uit de diverse tapgesprekken blijkt dat er een link kan worden gelegd tussen verdachte en de in de aangifte genoemde laptop en telefoon, bevat het dossier geen aanvullende bewijsmiddelen voor de wederrechtelijke toe-eigening noch voor het toegepaste geweld, twee essentiële onderdelen van de onderhavige tenlastelegging. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde.
De rechtbank past ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten, zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De door verdachte op de terechtzitting van 25 februari 2016 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb die telefoon eerlijk gekregen. Het klopt dat ik tegen mijn vriendin heb gezegd dat ze moest liegen over hoe ze aan die telefoon was gekomen.
Een overig schriftelijk bescheid, zijnde de uitwerking van een tapgesprek d.d. 11 oktober 2014 (sessienummer 93), opgenomen als bijlage BOB-017-01, behorend bij voornoemd dossier, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Beller: [verdachte] . Gebelde: [slachtoffer 2] .
V: Hey lieverd, ik kwam toch gisteren thuis en toen ging ik in mijn brievenbus kijken. Zag ik zo’n enveloppe van de politie.
V: Hiermee verzoek ik je om dinsdag 14 oktober te verschijnen aan het bureau Rademarkt.
V: Staat er. Bij aankomst zal u worden aangehouden voor heling van een telefoon die is weggenomen bij een diefstal met geweld. Uitsluitend zal u over dit feit worden gehoord.
M: Hey, luister nu dan. Weet je wat het is. Je moet gewoon de waarheid zeggen. Dat je hem van een Marokkaan hebt gekocht.
Een overig schriftelijk bescheid, zijnde de uitwerking van een tapgesprek d.d. 12 oktober 2014 (sessienummer 99), opgenomen als bijlage 2 BOB-017-01, behorend bij voornoemd dossier, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Beller: [verdachte] . Gebelde: [slachtoffer 2] .
M: Het aanvankelijke plan van die Mocro is stupid. "Marktplaats" moet dat zijn.
Een proces-verbaal d.d. 3 december 2014, opgenomen op pagina 100 e.v., opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte:
U houdt mij tapgesprek 97 van 11 oktober 2014 voor, waarin ik bel met [slachtoffer 2] . U houdt mij voor dat ik in dat gesprek heb gezegd: "Maak je verhaal niet te ingewikkeld. Dan ga je vastlopen".
Een proces-verbaal d.d. 15 oktober 2014, opgenomen op pagina 152 e.v., opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik heb in januari 2014 een mobiele telefoon gekocht op Marktplaats.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de tekst van art. 285a Sr en de wetsgeschiedenis van deze bepaling volgt dat
voor een bewezenverklaring van een op art. 285a Sr gestoelde tenlastelegging voldoende is dat komt vast te staan dat de uiting kennelijk bedoeld was om de vrijheid van de in die bepaling bedoelde persoon om onbelemmerd ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen, te beïnvloeden. De tekst van dit artikel spreekt van het kennelijk beïnvloeden van “een persoon”, hetgeen de rechtbank tot het oordeel brengt dat de bepaling niet alleen betrekking heeft op getuigen, maar op een ieder die voor een rechter of ambtenaar een verklaring aflegt.
Uit bovengenoemde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij de telefoon eerlijk heeft gekregen en vervolgens aan zijn vriendin heeft gegeven. Uit de tapgesprekken blijkt dat hij, op het moment dat hij hoorde dat zijn vriendin op het politiebureau moest komen vanwege de telefoon, tegen zijn vriendin heeft gezegd dat zij bij de politie moest verklaren dat zij de telefoon heeft gekocht van een Marokkaan. Later heeft hij tegen haar gezegd dat zij moest zeggen dat zij de telefoon op Marktplaats had gekocht. Verdachte heeft aldus de kennelijke bedoeling gehad om de vrijheid van zijn vriendin, om onbelemmerd ten overstaan van de politie een verklaring af te leggen, te beïnvloeden. De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 10 oktober 2014 tot en met 16 oktober 2014, in de gemeente Groningen, zich opzettelijk mondeling jegens [slachtoffer 2] heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid ten overstaan van een ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij, verdachte, wist dat die verklaring zou worden afgelegd, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk die [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd (zakelijk weergegeven) dat:
- zij de telefoon van een Marokkaan heeft gekocht, en
- zij de telefoon via Marktplaats heeft gekocht, en
- zij haar verhaal niet te ingewikkeld moest maken omdat ze anders vast zou lopen.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
2. Het opzettelijk beïnvloeden van de vrijheid van een persoon om naar waarheid een verklaring ten overstaan van een ambtenaar af te leggen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte van het onder 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd nu er voor vrijspraak is gepleit.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage en het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het beïnvloeden van de vrijheid van een persoon om onbelemmerd een verklaring ten overstaan van een politieambtenaar af te leggen. De rechtbank vindt dit een ernstig feit. Het onbelemmerd kunnen verklaren ten overstaan van een rechter of een ambtenaar is één van de fundamentele beginselen van de rechtsstaat.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur, met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 285a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
twee jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.L. Stuiver, voorzitter, mrs. A. Jongsma en S. Zwarts, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 maart 2016.