Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 28 juni 2016 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Groningen, verweerder
Procesverloop
€ 117.138 een ondernemingsverlies uit voorgaande jaren verrekend. Tegelijk met de aanslag heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 431 aan heffingsrente in rekening gebracht. Daarnaast heeft verweerder tegelijk met de aanslag een vergrijpboete opgelegd van € 31.820.
Overwegingen
De heer [voornamen] [Y] , (…), handelend als enige bestuurder van de te (…) besloten vennootschap [Y-C] B.V.
een perceel landbouwgrond en dijk, gelegen aan de [b-weg] te [E] ”.Het gaat in totaal om 22.07.30 hectare. De koopprijs bedraagt € 1.494.610. In de koopakte staat verder dat de verkoper de windrechten van het object behoudt.
a. voor zich of een nader door hem aan te wijzen derde en
a.” vermelde heeft notaris [T] van [notariskantoor] te [E] (notaris [T] ) in overleg met eiser op deze wijze verwoord, zodat eiser er voor zou kunnen kiezen om de grond zelf te kopen of een ander de grond te laten kopen.
P.S. Het voorstel van verkopers zijde is dat onze notaris [T] met notaris [O] samen een constructie bedenken om de 6% belasting te voorkomen.
Hartelijk dank voor uw medewerking dat mijn kinderen, tezamen met de heer [Y] , als verkopende partij kunnen optreden.”.
“De vraag daarbij is of [F] er mee instemt dat de koopprijs, die [Y] en [eiser] met [F] zijn overeengekomen wordt teruggebracht tot de koopprijs die zij met [Z] zijn overeengekomen en dat [F] van [Y] en [eiser] een factuur wegens bemiddelingskosten ontvangt voor het verschil tussen beide koopprijzen. De Reden voor deze wijziging is – naast de vrijstelling van overdrachtsbelasting – dat [Z] dan in de akte, waarbij hij rechtstreeks levert aan [F] , geen verschil in koopprijs kan zien.”.
€ 1.494.610.
grond gelegen nabij [C-weg] te [E] ”.Als verkoper staat vermeld “
De heer [eiser]”.
Uit het onderzoek blijkt dat belastingplichtige zijn deel van de verkoopwinst heeft doen toekomen aan zijn kinderen waardoor zijn inkomen voor de heffing van belasting veel te laag is vastgesteld.
anslag IB/PVV 2008
voor zich of een nader door hem aan te wijzen derde”,om de mogelijkheid open te laten de grond zelf aan te kopen of een ander de grond te laten kopen (zie bij 1.9). Ook staat vast dat in de van de met [F] gesloten verkoopovereenkomst van 9 januari 2008 opgemaakte koopakte [Q] B.V., zijnde een vennootschap die eiser in 1996 had beoogd op te richten, als één van de verkopers staat vermeld, waarbij de naam van de enige bestuurder niet is ingevuld (zie bij 1.8), terwijl deze koopakte door [Y] en eisers kinderen als verkopers in januari 2008 is ondertekend. Naar het oordeel van de rechtbank lijkt het er, gelet op de bij 1.12 en 1.13 vermelde feiten, op dat deze ondertekening naderhand pas eind januari, althans ná 25 januari 2008, heeft plaatsgevonden. Gelet op deze vaststaande feiten – en het daaraan ontleende, niet door eiser ontzenuwde, vermoeden -, acht de rechtbank het aannemelijk dat eiser in het jaar 2008 zelf de mogelijkheid had om met de koop- en verkoop van de grond een voordeel te behalen, maar dat hij eind januari, althans ná 25 januari 2008, van die mogelijkheid heeft afgezien en zijn kinderen de gelegenheid heeft gegeven dit voordeel te behalen.
duurzamedeelname aan het economische verkeer. Naar het oordeel van de rechtbank is de mogelijkheid tot het behalen van de door eiser beoogde en voorzienbare verkoopwinst opgekomen in het kader van eisers resultaat uit overige werkzaamheden. De rechtbank wijst hierbij op de gewezen jurisprudentie (onder meer HR 22 september 1982, nr. 21.152, ECLI:NL:HR:1982:AW9459 en HR 9 augustus 1996, nr. 31 081, ECLI:NL:HR:1996:AA1948) met betrekking tot de toepassing van artikel 22, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, die volgens de wetsgeschiedenis ook geldt voor de toepassing van artikel 3.90 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
wistdat het met de aan- en verkoop van de grond behaalde voordeel, ondanks dat hij dit voordeel feitelijk niet zelf heeft genoten, bij hem belast is. Hierbij wijst de rechtbank verweerder erop dat, indien al aannemelijk zou zijn dat eiser mede om fiscale motieven het voordeel aan zijn kinderen heeft gelaten, in het licht van het dossier en het verhandelde ter zitting moet worden aangenomen dat deze motieven juist zouden zijn ingegeven door de bij eiser levende gedachte dat het door zijn kinderen genoten voordeel
nietbij hem zou zijn belast. In die optiek kan dus ook niet worden gezegd dat eisers
wilerop gericht is geweest een bij hem belast voordeel buiten de heffing van IB/PVV te laten. Veeleer zou eisers wil er dan op gericht zijn geweest om een fiscaal gunstige route te kiezen. Voor deze gedraging kan naar het oordeel van de rechtbank geen vergrijpboete worden opgelegd. De rechtbank gaat voorbij aan het betoog van verweerder dat eiser voorstellen heeft gedaan om de overdrachtsbelasting te ontwijken. Dit betoog kan naar het oordeel geenszins leiden tot de conclusie dat het aan eisers opzet is te wijten dat de aanslag IB/PVV voor het jaar 2008 tot een te laag bedrag is vastgesteld.
€ 496 en een wegingsfactor 1). Verweerder kan niet worden veroordeeld in de door eiser in de bezwaarfase gemaakte kosten, omdat eiser in die fase niet heeft verzocht om vergoeding van deze kosten.