ECLI:NL:RBNNE:2016:3157

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 juli 2016
Publicatiedatum
5 juli 2016
Zaaknummer
18.930119-15 18.930027-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting, opzettelijke vrijheidsberoving en poging tot opzettelijke vrijheidsberoving met tbs-maatregel

Op 5 juli 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting, opzettelijke vrijheidsberoving en een poging tot opzettelijke vrijheidsberoving. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en heeft de voorwaardelijke invrijheidsstelling herroepen voor de duur van één jaar. Daarnaast is de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging opgelegd. De zaak betreft twee incidenten waarbij de verdachte op gewelddadige wijze vrouwen heeft benaderd en gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 2 mei 2015 in Emmen de vrije doorgang van een vrouw heeft geblokkeerd, haar met geweld heeft gedwongen en haar heeft verkracht. Tevens is vastgesteld dat de verdachte op 13 januari 2012 een andere vrouw van haar fiets heeft getrokken en haar heeft vastgehouden. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als geloofwaardig beoordeeld en heeft de verdachte veroordeeld op basis van het bewijs, waaronder DNA-onderzoek en getuigenverklaringen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die verminderd toerekeningsvatbaar is geacht, en heeft de tbs-maatregel opgelegd om de veiligheid van anderen te waarborgen. De benadeelde partijen hebben schadevergoeding gevorderd, welke door de rechtbank is toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummers: 18/930119-15
18/930027-14
zaaknummer v.i.: 99/000021-42
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 juli 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte ] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende te [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 18 augustus 2015, 6 november 2015, 2 februari 2016, 18 april 2016 en 21 juni 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L.R. Rommy, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C. Fahner.

Tenlastelegging

Aan verdachte is onder parketnummer 18/930119-15 ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 2 mei 2015 in de gemeente Emmen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte
- de billen van die [slachtoffer 1] betast en/of
- ( meermalen) zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht,
en bestaande (die bedreiging met) dat geweld en/of die andere feitelijkheid hierin dat verdachte
- de vrije doorgang voor die [slachtoffer 1] , die daar op een fietspad fietste, heeft
geblokkeerd en/of haar tot stoppen heeft gedwongen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Ja, stop maar even", althans woorden van
gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Als je niet meewerkt vermoord ik je", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- die [slachtoffer 1] met een stratenmakershamer, in ieder geval een zwaar en/of hard (ijzeren/metalen) voorwerp, tegen het (voor)hoofd heeft geslagen en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij van de fiets af moest en/of dat zij haar fiets op slot moest doen en/of (vervolgens) dat zij de sleutel er weer in moest doen en mee moest komen, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
- aan die [slachtoffer 1] heeft gevraagd of zij een lekker kontje had en/of
- die [slachtoffer 1] bij een arm en/of op haar rug heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer 1] heeft meegevoerd naar een bos en/of
- die [slachtoffer 1] aan haar haren heeft getrokken en/of
- die [slachtoffer 1] tegen haar enkel/been heeft getrapt/geschopt en/of
- die [slachtoffer 1] heeft bevolen op haar knieën te gaan zitten en/of haar handen op haar rug te doen en/of
- de armen/polsen van die [slachtoffer 1] met tape, althans een dergelijk materiaal, aan elkaar vast heeft gemaakt en/of
- aan die [slachtoffer 1] heeft gevraagd of zij ooit gepijpt had en/of zij wel eens seks had gehad en/of
- de kaak van die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer 1] met die hamer/dat voorwerp tegen haar kaak heeft gestoten/geslagen en/of
- die [slachtoffer 1] in haar zij heeft getrapt/geschopt en/of
- gebruik heeft gemaakt van zijn lichamelijke overwicht op die [slachtoffer 1] en/of
- is doorgegaan met zijn handelingen ondanks het door die [slachtoffer 1] geboden verbaal en/of lichamelijk verzet;
2.
hij op of omstreeks 02 mei 2015 in de gemeente Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] met een stratenmakershamer, in ieder geval een zwaar en/of hard (ijzeren/metalen) voorwerp, tegen het (voor)hoofd en/of tegen de kaak heeft geslagen/gestoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 02 mei 2015 in de gemeente Emmen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar met een stratenmakershamer, in ieder geval een zwaar en/of hard (ijzeren/metalen) voorwerp, tegen het (voor)hoofd en/of tegen de kaak te slaan/stoten;
3.
hij op of omstreeks 02 mei 2015 in de gemeente Emmen opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd heeft gehouden, hierin bestaande dat verdachte
- de vrije doorgang voor die [slachtoffer 1] , die daar op een fietspad fietste, heeft geblokkeerd en/of haar tot stoppen heeft gedwongen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Ja, stop maar even", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Als je niet meewerkt vermoord ik
je", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- die [slachtoffer 1] met een stratenmakershamer, in ieder geval een zwaar en/of hard
(ijzeren/metalen) voorwerp tegen het (voor)hoofd heeft geslagen/gestoten
en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij van de fiets af moest en/of dat zij haar fiets op slot moest doen en/of (vervolgens) dat zij de sleutel er weer in moest doen en mee moest komen, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
- die [slachtoffer 1] bij een arm en/of op haar rug heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer 1] heeft meegevoerd (naar een bos) en/of
- die [slachtoffer 1] aan haar haren heeft getrokken en/of
- de armen/polsen van die [slachtoffer 1] met tape, althans een dergelijk materiaal, aan elkaar vast heeft gemaakt en/of
- de kaak van die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer 1] met die hamer/dat voorwerp tegen haar kaak heeft geslagen/gestoten en/of
- die [slachtoffer 1] in haar zij heeft getrapt/geschopt en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij mee moest en/of
- die [slachtoffer 1] (stevig) bij een arm heeft vastgepakt en haar heeft meegevoerd naar zijn auto/busje en/of
- bezig is geweest de fiets van die [slachtoffer 1] in zijn auto/busje te zetten
Aan verdachte is onder parketnummer 18/930027-14 ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 13 januari 2012 te of nabij [pleegplaats 1] , althans in de gemeente Midden-Drenthe, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden, met dat opzet die [slachtoffer 2] , die daar fietste, met geweld van haar fiets heeft getrokken of geduwd en haar, terwijl zij op de grond lag, enige tijd aan haar kleding en/of aan haar lichaam heeft vastgehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 13 januari 2012 te of nabij [pleegplaats 1] , althans in de gemeente Hidden-Drenthe, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] , die daar fietste, ten val heeft gebracht door haar met geweld van haar fiets te trekken of te duwen, tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 13 januari 2012 te of nabij [pleegplaats 1] , althans in de gemeente Midden-Drenthe, wederrechtelijk op de openbare weg [pleegplaats 1] , althans op een openbare weg, [slachtoffer 2] in haar vrijheid van beweging heeft belemmerd door die [slachtoffer 2] , die daar fietste, met geweld van haar fiets te trekken of te duwen en haar, terwijl zij op de grond lag, enige tijd aan haar kleding en/of aan haar lichaam vast te houden;

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de zaak onder parketnummer 18/930119-15
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het aan verdachte onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Zij wijst hiertoe op de aangifte van [slachtoffer 1] , het door [slachtoffer 1] gegeven signalement van de dader en de opgemaakte compositietekening, de getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] , de getuigenverklaring van de werkgever van verdachte over het gebruik van de bedrijfsbus, de gegevens uit het logsysteem van het pand waar verdachte woonde, deskundigenonderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) waaruit blijkt dat er DNA sporen van verdachte zijn aangetroffen op het stuk tape dat op de plaats delict is gevonden en waarop tevens bloedsporen van aangeefster zijn gevonden, het NFI-onderzoek waaruit blijkt dat er op de jas van aangeefster DNA-nevenkenmerken zijn gevonden van verdachte, de door aangeefster gemaakte tekening van de hamer en het aantreffen van een soortgelijke hamer in de bus van verdachte en de medisch forensische rapportage over het letsel van aangeefster. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de door verdachte afgelegde verklaringen niet juist dan wel niet geloofwaardig zijn. Voorts zijn er volgens de officier van justitie verschillende bewijsmiddelen die om een verklaring van verdachte vragen maar waarover verdachte geen verklaring heeft gegeven.
Ten aanzien van de zaak onder parketnummer 18/930027-14
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het primaire aan verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden. Zij voert hiertoe aan dat aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij van de fiets is getrokken door een man die haar heeft vastgehouden, dat aangeefster van zich af heeft gevochten en de man toen los heeft gelaten, dat aangeefster heeft verklaard dat de man een hamer achter haar aan heeft gegooid, dat aangeefster een signalement van de man heeft gegeven, welk signalement past bij het postuur van verdachte en dat op de plaats van het delict een hamer is aangetroffen en dat op die hamer DNA van verdachte is gevonden.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de zaak onder parketnummer 18/930119-15
De raadsman van verdachte heeft primair betoogd dat verdachte van alle ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken. Volgens de verdediging zijn er in de zaak te veel open eindjes om te kunnen concluderen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De verdediging wijst op het signalement dat aangeefster van de dader heeft gegeven, de wisselende verklaringen die betrokkenen in het dossier over de auto van de dader hebben gegeven en de burgernetmeldingen die niet nader zijn onderzocht. Daarnaast stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte een alternatieve verklaring heeft gegeven voor het feit dat zijn DNA en zijn vingerafdrukken op de tape zijn aangetroffen. Ten aanzien van DNA-sporen die op de jas van aangeefster zijn aangetroffen heeft de verdediging betoogd dat de door het NFI gedane aannames geen waarde hebben nu het om hypothesen gaat en niet om kansen. Uit onderzoek naar de overige kleding van aangeefster is volgens de verdediging niets gebleken dat in de richting van verdachte wijst. Op de door [getuige 4] afgelegde verklaringen kan volgens de verdediging niet vertrouwd worden.
De rechtbank begrijpt het subsidiaire standpunt van de verdediging ten aanzien van de ten laste gelegde feiten 1, en 2 primair aldus dat de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster ter discussie wordt gesteld. Hieraan legt de verdediging ten grondslag dat ondanks de verklaring van aangeefster dat zij op het geslachtsdeel van de dader heeft gebeten er in haar mond geen sperma is aangetroffen en dat naar overige lichaamseigen stoffen geen onderzoek is verricht. Aangeefster heeft bij de vordering benadeelde partij een op internet gepubliceerd artikel gevoegd waarin zij onder een alias verklaart over het incident en daarbij tevens verklaart dat zij ook vaginaal is verkracht. Hierover heeft zij bij de politie niet verklaard en daar is ook geen onderzoek naar gedaan. Bovendien is er volgens de verdediging geen sprake van wettig bewijs voor het seksueel binnendringen nu er sprake is van
unus testis, nullus testisAlleen de verklaring van aangeefster is hiervoor aanwezig, terwijl deze niet ondersteund wordt door een ander bewijsmiddel.
De verdediging voert meer subsidiair ten aanzien van het tweede ten laste gelegde feit aan dat er geen sprake is van poging zware mishandeling omdat het (voorwaardelijk) opzet hierop ontbreekt.
Ten aanzien van de zaak onder parketnummer 18/930027-14
Primair stelt de verdediging zich op het standpunt dat ook hier sprake is van
unus testis nullus testiszodat verdachte dient te worden vrijgesproken. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de vondst van de hamer geen bewijs oplevert tegen verdachte omdat aangeefster niet wist dat er met een hamer was gegooid, maar dat zij dit kennelijk heeft ingevuld aan de hand van de later gevonden hamer. Daarnaast is er volgens de verdediging sprake van vrijwillige terugtred.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de zaak onder parketnummer 18/930119-15
De rechtbank is van oordeel dat de ten laste gelegde feiten 1, 2 subsidiair en 3 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Op 2 mei 2016 heeft verdachte aangeefster de weg versperd, haar gemaand te stoppen en heeft hij haar een klap met een ijzeren voorwerp gegeven. Hij heeft haar dreigend toegesproken met de woorden "ja stop maar even" en "als je niet meewerkt vermoord ik je". Nadat aangeefster van haar fiets is gestapt heeft verdachte haar gedwongen mee te lopen op een bospaadje. Verdachte heeft aangeefster met klompen tegen aan enkel geschopt. In het bos heeft verdachte aangeefster gedwongen om op haar knieën te gaan zitten en heeft hij haar polsen aan elkaar getapet. Hij heeft haar gevraagd of zij eerder ooit gepijpt had en toen zij antwoordde dat zij lesbisch was heeft verdachte haar met een ijzeren voorwerp tegen haar kaak geslagen. Verdachte heeft zijn geslachtsdeel uit zijn broek gehaald en deze in de mond van aangeefster geduwd. Vervolgens heeft hij het geslachtsdeel uit de mond van aangeefster gehaald en heeft hij aangeefster tegen haar zij getrapt. Vervolgens heeft hij aangeefster gedwongen om mee te lopen naar zijn witte bus. Tijdens het lopen heeft hij aangeefster gevraagd of zij een lekker kontje had en heeft hij met zijn hand in de broek van aangeefster gezeten en heeft hij aan haar kont gevoeld. Toen verdachte en aangeefster bij de bus van verdachte waren aangekomen, alwaar verdachte de fiets van aangeefster in de bus wilde zetten, zag aangeefster de mogelijkheid te ontsnappen.
De rechtbank acht de door aangeefster afgelegde verklaring geloofwaardig. De verklaringen die door aangeefster bij de politie zijn afgelegd zijn consistent. Het bij de vordering benadeelde partij overgelegde stuk doet aan de geloofwaardigheid van de bij de politie afgelegde verklaringen niets af. Haar verklaringen vinden bevestiging in de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 3] die aangeefster direct na het incident hebben opgevangen. Zij beschrijven hoe aangeefster in paniek en geëmotioneerd op hen af kwam rennen en dat ze zei dat ze was verkracht. De waarnemingen van [getuige 2] en [getuige 3] ondersteunen de verklaring van aangeefster. Er is daarom, anders dan de verdediging stelt, geen sprake van een situatie waarin er alleen de verklaring van aangeefster als bewijs zou zijn (
unus testis nullus testis).
Aangeefster beschrijft voorts dat de dader is vertrokken in een witte bus. Getuige [getuige 5] , die vlakbij de woning van verdachte woont heeft gezien dat verdachte op de avond van het incident tussen 22.15 en 22.45 uur zijn bestelbus parkeerde op de plek waar hij deze altijd parkeert. Het keycard-systeem van de woning van verdachte registreert wanneer bewoners het pand binnenkomen. Op de avond van het incident is op 22.24.38 uur en op 22.25.22 uur geregistreerd dat verdachte het pand binnenkomt.
De rechtbank leidt uit door het NFI verrichtte DNA-onderzoek naar DNA-materiaal dat is aangetroffen op de linkermouw, op schouderhoogte, van de jas van aangeefster af dat dit zeer waarschijnlijk van verdachte afkomstig is. Verdachte heeft voor de aanwezigheid van dit spoor geen enkele verklaring gegeven.
Voorts zijn er op tape dat gebruikt is om de polsen van aangeefster aan elkaar te tapen vingerafdrukken van verdachte aangetroffen. Deze vingerafdrukken bevinden zich bovendien op een afstand van 88,5 en 91,5 centimeter van het begin van de afgewikkelde tape, dus op een deel van de tape dat, voordat het gebruikt werd om aangeefsters polsen te tapen, opgerold moet zijn geweest. De rechtbank acht het door verdachte gepresenteerde alternatieve scenario hoe zijn vingerafdrukken op dat deel van de tape zouden kunnen zijn gekomen niet geloofwaardig.
Tot slot acht de rechtbank van belang dat verdachte leugenachtig heeft verklaard over zijn gaan en staan op zaterdagavond 2 mei 2015 en over het gebruik van de bus die dag. Eerst verklaart hij dat hij die bus eerst ergens anders heeft geparkeerd, terwijl hij later verklaart dat hij ’s avonds is wezen wandelen en de bus niet meer heeft gebruikt. Uit de verklaring van getuige [getuige 5] blijkt echter dat verdachte die avond tussen 22.15 en 22.45 heeft geparkeerd op de plek waar de politie deze op 3 mei heeft aangetroffen.
De rechtbank spreekt verdachte van feit 2 primair vrij aangezien naar het oordeel van de rechtbank een poging zware mishandeling niet bewezen kan worden nu daarvoor onvoldoende bekend is omtrent de wijze waarop en de kracht waarmee verdachte tegen het hoofd van aangeefster heeft geslagen.
Ten aanzien van de zaak onder parketnummer 18/930027-14
De rechtbank is van oordeel dat het primaire ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Op 3 mei 2012 vertrok aangeefster vanuit haar werk en fietste zij over [pleegplaats 1] in de richting van [plaats] . Ter hoogte van [pleegplaats 1] , net na het viaduct zag zij naast het fietspad een auto staan in het gras tussen de rijbaan en het fietspad. Toen zij dichterbij kwam zag zij dat er een lange man voor de auto stond. Zij zag en voelde dat deze man zijn armen uitstrekte en haar bij de jas pakte. Zij begon gelijk te schreeuwen en voelde dat de man haar stevig vastpakte bij de jas en haar van de fiets trok. Zij voelde dat zij op haar rug viel en dat de man haar nog steeds vast hield. Zij verklaart dat zij is gaan slaan en schoppen en dat zij op een gegeven moment kans zag zich los te wringen. Zij heeft gezien dat de man een rubberen hamer in zijn hand had en deze naar haar gooide.
De hierboven genoemde verklaring van aangeefster is opgenomen in haar aangifte. Zij heeft deze aangifte tegenover [verbalisant 1] afgelegd die om 18.23 uur bij aangeefster in de woning aanwezig was. Uit het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] die bij het gesprek tussen [verbalisant 1] en aangeefster aanwezig was, zijn beide verbalisanten hierna met aangeefster naar de plaats van het misdrijf gereden. Aangeefster heeft blijkens het proces-verbaal van bevindingen aangegeven dat zij wist waar het was gebeurd omdat daar haar pakje kauwgom nog zou liggen. Het pakje kauwgom is teruggevonden en op 3 à 4 meter hiervandaan is de hamer gevonden.
Aangeefster heeft verklaard dat zij zag dat de dader een hamer in haar richting gooide. Op haar aanwijzingen is de hamer teruggevonden. Hiermee staat voor de rechtbank vast dat de teruggevonden hamer de hamer is die door de dader in de richting van aangeefster is gegooid. Het betreft derhalve een daderspoor. Op deze hamer is het DNA van verdachte aangetroffen. Hij heeft hiervoor geen verklaring kunnen of willen afleggen.
De stelling van de verdediging dat er sprake zou zijn van vrijwillige terugtred wordt door de rechtbank verworpen. Aangeefster heeft zich losgewrongen en toen zij eenmaal losgewrongen was en hem ontvluchtte heeft de verdachte een hamer in haar richting gegooid. Hiermee staat voor de rechtbank vast dat er geen sprake is van vrijwillige terugtred.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is –ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Parketnummer 18/930119-15
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 4 mei 2015, opgenomen op pagina 182 van het dossier met nummer 2015125594 d.d. 22 juni 2015, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] .
Ik fietste door [pleegplaats 2] naar [woonwijk] . Verderop was een bushalte, daar zag ik al een wit busje staan. Toen ik langs het busje fietste zag ik verderop een man lopen. Toen ik vlak bij hem was ging hij midden op het fietspad staan met zijn handen en armen gespreid, zodat hij me de weg blokkeerde. Hij zei: "ja stop maar even". Hij zei: "Als je niet meewerkt vermoord ik je". Toen gaf hij me die tik met dat stuk ijzer op mijn voorhoofd. Ik stond stil en zat wat naar voren op mijn zadel. Hij haalde vol uit, hij bewoog zijn arm naar achter en van daaruit haalde hij uit naar mijn hoofd. Hij zei dat ik van de fiets af moest. Eerst zei hij dat ik mijn fiets op slot moest doen, dus haalde ik het sleuteltje uit mijn slot. Hij had me ondertussen ook al vast gepakt bij mijn linker bovenarm, op mijn jas. Later zei hij dat ik mijn sleutel er weer in moest doen en mee moest komen. Ik moest de fiets mee nemen en deze had ik rechts van mij. De man liep links van mij. We gingen dit rechte paadje het bos in. Hij pakte me van achteren bij mijn haar beet. Toen heeft hij me een trap gegeven met zijn rechter voet met klompen tegen mijn linker enkel. Ik kwam bij het open stukje waar de bosjes wat ophouden. Ik moest de fiets op de standaard gaan zetten en ik moest op mijn knieën gaan zitten. Ik moest mijn handen op mijn rug doen. Hij zei: "ik ga nu je polsen tapen". Hij tapete over mijn horloge. Ik was binnen een paar seconden al los, door het draaien ontstond er ruimte waardoor ik mijn hand zo los kon trekken. Hij vroeg aan mij of ik ooit gepijpt had. Ik heb "nee" gezegd. Ik zei dat ik lesbisch was. Hij stootte dat ijzerding vol op mijn kaak. De pijn kwam later. Hij deed zijn broek wat naar beneden en haalde zijn geslachtsdeel er uit. Hij had een joggingbroek aan. Met zijn hand drukte hij zijn geslachtsdeel in mijn mond. Op het moment dat ik hem eraf wilde bijten trok hij zijn geslachtsdeel uit mijn mond en hij gaf me een harde trap in mijn linker zij. Ik drukte mijn kaken op elkaar zodat mijn tanden op elkaar gingen. Na de trap moest ik staan, ik moest mijn fiets weer meenemen. Ik had de fiets aan mijn hand en hij vroeg of ik ooit seks had gehad. Toen ging hij met zijn hand bij mijn broek in, aan de achterkant, ik voelde zijn hand bij mijn kont. Zacht knijpen, voelen hoe mijn kont voelt. Hij zat met zijn hand op mijn blote kont. We kwamen bij het busje, hij deed de linker deur aan de achterkant open. Het was een simpel bedrijfsbusje. Nadat ik de fiets op zijn verzoek rechts aan de achterzijde van de bus had gezet, pakte hij me weer vast zodat ik naast hem kwam te staan. Aan de achterkant van mijn jas ter hoogte van mijn rug. Hij liep op mijn fiets af, aan zijn houding zag ik dat hij de fiets in de bus wilde zetten, hij liet mij toen los en toen ben ik weggerend naar de andere weghelft. Ik sprong voor de Mercedes en de jongen van [naam bedrijf] kwam er bij. De tape gooide ik naar de bosjes, de politie heeft die gevonden en meegenomen. Het was hele tape, geen brede tape. Ik weet alleen dat het plakte.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 3 mei 2015 van voornoemd dossier, opgenomen op pagina 235, inhoudende de getuigenverklaring van [getuige 2] .
Ik reed met [getuige 3] in de auto op de [straatnaam] in de richting van het station voor [pleegplaats 3] . Ineens zag ik een meisje in onze richting rennen. Ik zag dat zij haar handen in de lucht had en dat zij zeer overstuur was. Zij riep "ik ben verkracht". Ik zag dat ze door haar knieën zakte, dat zij tape aan haar handen had en een grote bult op haar voorhoofd.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 3 mei 2015 van voornoemd dossier, opgenomen op pagina 237, inhoudende de getuigenverklaring van [getuige 3] .
Ik reed met [getuige 2] over de [straatnaam] . Ik zag een meisje vanuit de nabij gelegen bosschages in paniek de straat op rennen. Ik zag dat zij haar armen omhoog hield en wild zwaaide. Ik stopte, draaide het raampje open en vroeg haar wat er aan de hand was. Ze zij: "help me, die man heeft mij net verkracht. Ik zag dat zij huilde.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal key-card [adres] Leger des Heils van Politie Noord-Nederland d.d. 6 mei 2015 van voornoemd dossier, opgenomen op pagina 337, inhoudende de relatering van [verbalisant 5] .
Er is mij verteld door [medewerker Leger des Heils] dat de mensen die het pand aan de [adres] binnen willen gaan, gebruik moeten maken van een key-card. Deze key-card houdt de tijden bij wanneer men binnenkomt. Alleen de binnenkomsttijden worden gelogd. De key-card van [verdachte ] is op 2 mei 2015 om 22:24:38 uur en 22:25:22 uur de key-card reader gepasseerd.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 13 mei 2015 van voornoemd dossier, opgenomen op pagina 327, inhoudende de getuigenverklaring van [getuige 5] .
Tussen het huis van ons en de buren zit een pad. Dat pad mag gebruikt worden door bewoners van [adres] . Een van de bewoners van [adres] heeft een busje. De bewoner parkeert deze bus altijd recht tegenover ons huis op de parkeerplaats van [(-)] . Op zaterdag 2 mei 2015 zag ik de bewoner tussen 22.15 en 22.45 uur de bus parkeren.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van sporenonderzoek van Politie Noord-Nederland d.d. 8 mei 2015 van het dossier met nummer 2015125594-11 d.d. 19 oktober 2015, opgenomen op pagina 05, inhoudende de relatering van [verbalisant 3] .
Ik zag dat in de middenberm van de [straatnaam] een stuk gele tape lag. Ik zag dat een deel van de tape nog op de rol zat. Ik zag dat het uiteinde van de tape in een lus zat (foto 5). Deze tape werd door mij veiliggesteld, verpakt en voorzien van een SIN AAHT4662NL.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van sporenonderzoek van Politie Noord-Nederland d.d. 11 mei 2015 van voornoemd dossier, opgenomen op pagina 20, inhoudende de relatering van [verbalisant 3] .
De volgende sporen/ stukken van overtuiging werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
sporendrager
SIN: AAES3989NL
Object: kleding (jas)
Kleur: zwart
Bijzonderheden: gedragen door aangeefster
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvraag DNA-onderzoek sporen en benoeming DNA-deskundige d.d. 11 mei 2015, van voornoemd dossier, opgenomen op pagina 58, inhoudende de aanvraag tot DNA-onderzoek sporen en benoeming van een DNA-deskundige.
SIN AAES3989NL (jas slachtoffer)
Het slachtoffer werd door de verdachte meegevoerd het bos in. Hij heeft hierbij het slachtoffer stevig bij de linkerschouder en stevig op de rugzijde tussen de schouderbladen vastgepakt. Onderzoek op de aangegeven plaatsen of er biologisch celmateriaal van de verdachte aanwezig is.
SIN AAHT4662NL (gele tape)
Onderzoek aan gele tape. Deze tape werd door de verdachte gebruikt om de handen op de rug te binden. Onderzoek de tape op aanwezigheid van biologisch celmateriaal afkomstig van de verdachte. Onderzoek de tape op vingersporen en stel deze veilig.
Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2015.05.021.064 (aanvraag 001), d.d. 14 augustus 2015 opgemaakt door dr. S. van Soest , op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, inhoudende zijn/haar verklaring.
De jas met SIN AAES3989NL is op twee plaatsen bemonsterd: AAES3989NL #01 en AAES3989NL #02. Deze bemonsteringen zijn onderworpen aan nader onderzoek.
Op de rol tape zijn zes bemonsteringen gedaan en #01-#06 genummerd. Bij bemonsteringen AAHT4662NL#04, #05 en #06 (dactysporen) is het DNA-onderzoek gestopt.
Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2015.05.021.064 (aanvraag 001_aanvullend), d.d. 28 september 2015 opgemaakt door dr. S. van Soest , op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, inhoudende zijn/haar verklaring.
Op grond van het eerste resultaat van het standaard DNA-onderzoek is het standaard DNA-onderzoek aan de bemonsteringen AAES3989NL#01 en AAES3989NL#02 herhaald.
Spoor AAES3989NL#01 DNA-nevenkenmerken:
- [verdachte ]
- Minimaal één andere persoon
Er is aangenomen dat de bemonstering AAES3989NL#01 celmateriaal bevat van het slachtoffer [slachtoffer 1] en twee of drie personen en dat deze personen onderling niet verwant zijn. Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
Hypothese I:de bemonstering bevat celmateriaal van [slachtoffer 1] en [verdachte ] en één of twee willekeurige onbekende personen.
Hypothese II:de bemonstering bevat celmateriaal van [slachtoffer 1] en twee of drie willekeurige onbekende personen.
De bevindingen van het vergelijkend DNA-onderzoek zijn 100 tot 10.000 keer waarschijnlijker als hypothese I waar is, dan wanneer hypothese II waar is. In verbale termen betekent dit dat de bevindingen van het vergelijkend DNA-onderzoek veel waarschijnlijker zijn als hypothese I waar is, dan wanneer hypothese II waar is.
Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2015.05.021.064 (aanvraag 001), d.d. 24 augustus 2015 opgemaakt door ing. S.M. Gorré , op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, inhoudende zijn/haar verklaring.
De rol tape [AAHT4662NL] is onderzocht. Na het uit elkaar halen van de tape en na onderzoek werden drie dactyloscopische sporen zichtbaar op de rugzijde van de tape [AAHT4662NL]. Deze sporen zijn gemerkt als AAHT4662NL#D01 tot en met #D03 en fotografisch vastgelegd.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal relaas van Politie Noord-Nederland d.d. 19 oktober 2015 van het dossier met nummer 2015125594-11 d.d. 19 oktober 2015, opgenomen op pagina 04, inhoudende de relatering van [verbalisant 3] .
Op 25 september 2015 ontving ik van het NFI een cd met de daarop aangetroffen dactyloscopische sporen. Deze sporen werden door mij voorzien van een SIN.
#D01 - AAFS4743NL
#D02 - AAFS4744NL
#D03 - AAFS4745NL
Een rapport dactyloscopisch onderzoek, opgesteld door J.A.J.M. Riemen , expert D, beheerder Havank van de Politie, landelijke eenheid, opgenomen op pagina 98 van voornoemd dossier.
Met de afbeelding van dactyloschopisch spoor bekend onder SIN AAFS4745NL is een vergelijkend onderzoek uitgevoerd in de verzameling referentieafdrukken in Havank. Dit onderzoek heeft geleid tot individualisatie van het spoor op een persoon, namelijk [verdachte ] . Uit het onderzoek blijkt dat zowel een zeer grote mate van overeenkomst is geconstateerd als de afwezigheid van onverklaarbare dactyloscopische verschillen tussen het spoor de afbeelding van de rechtermiddelvinger van [verdachte ] . Deze bevindingen liggen geheel in de lijn der verwachtingen wanneer het spoor van de donor afkomstig is. De kans om deze mate van overeenkomst aan te treffen bij een willekeurig ander persoon is verwaarloosbaar klein.
Een rapport dactyloscopisch onderzoek, opgesteld door J.A.J.M. Riemen , expert D, beheerder Havank van de Politie, landelijke eenheid, opgenomen op pagina 102 van voornoemd dossier.
Met de afbeelding van dactyloschopisch spoor bekend onder SIN AAFS4744NL is een vergelijkend onderzoek uitgevoerd in de verzameling referentieafdrukken in Havank. Dit onderzoek heeft geleid tot individualisatie van het spoor op een persoon, namelijk [verdachte ] . Uit het onderzoek blijkt dat zowel een zeer grote mate van overeenkomst is geconstateerd als de afwezigheid van onverklaarbare dactyloscopische verschillen tussen het spoor de afbeelding van de linkerduim van [verdachte ] . Deze bevindingen liggen geheel in de lijn der verwachtingen wanneer het spoor van de donor afkomstig is. De kans om deze mate van overeenkomst aan te treffen bij een willekeurig ander persoon is verwaarloosbaar klein.
Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2015.05.021.064 (aanvraag 002), d.d. 20 juni 2016 opgemaakt door Ing. L.H.J. Koomen en Ing. R.P. Visser, op de door hun afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, inhoudende hun verklaring.
De gemeten afstanden tussen het uiteinde van de tape en de dactyloscopische sporen AAHT4662NL#D02 en #D03 is respectievelijk 88,5 en 91,5 cm. De gemeten doorsnede van de rol is 4,5 cm.
Een letselrapportage ten behoeve van politie en justitie, op 4 mei 2015 opgemaakt en ondertekend door J. Dekker, forensisch arts KNMG, inhoudende zijn/haar verklaring.
Er zijn bij mevrouw [slachtoffer 1] een aantal letsels geconstateerd. De letsels bestaan uit kneuzingen met roodheid van de huid (erytheem), zwellingen en ontvellingen. De zwelling in het gelaat kan zijn ontstaan door inwerkend stomp geweld en kan goed passen bij de door betrokkene geschetste toedracht van inwerking van een stomp voorwerp op het gelaat. De schaafletsels onder de enkels kunnen passen bij de door betrokkene geschetste toedracht van getrapt te zijn door iemand met stevig schoeisel zoals de door betrokkene geschetste klompen.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 7 mei 2015 van het dossier met nummer 2015125594 d.d. 22 juni 2015, opgenomen op pagina 260, inhoudende de relatering van [verbalisant 6] .
Er was mij medegedeeld dat op de parkeerplaats gelegen langs de [straat] te [pleegplaats 2] een witte bestelauto geparkeerd stond die mogelijk gebruikt was bij een verkrachting in [pleegplaats 2] . Ik ben op 3 mei 2015 omstreeks 22.00 uur ter plaatste gegaan om de bus in beslag te nemen. Bij de inbeslagname verschenen twee mij onbekende personen ter plaatste. De manspersoon stelde zich voor als [verdachte ] , wonende aan de [adres] . Hij deelde mij mede dat hij de gebruiker van de bus was. Ik gaf aan dat de bus waarschijnlijk gebruikt was bij een verkrachtingszaak. Hierop reageerde [verdachte ] met de woorden "beschuldig jij mij van verkrachting?" Ik ontkende dit met de woorden "Dit heb ik niet gezegd. De auto zou wel eens gestolen kunnen zijn." Hierop werd een paar minuten niet gesproken. [verdachte ] hervatte het gesprek met de woorden "De auto moet wel gestolen zijn, want ik heb de auto een lantaarnpaal verder naar de [adres] geparkeerd. Ik zie ook schade aan de linker zijde ter hoogte van het achterwiel. Deze schade had de auto niet toen ik het zaterdagmorgen parkeerde."
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 21 januari mei 2016 11.00 uur met proces verbaal nummer PL0100-215125594-69 , , inhoudende een verhoor van verdachte.
Die avond ben ik vanuit [woonadres] gelopen en ben ik gaan wandelen. Ik heb overal wat gezeten.
Parketnummer 18/930027-14
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 15 januari 2012, opgenomen op pagina 69 van het dossier met nummer PL031E-2014002953 Z d.d. 9 januari 2014, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2]
Op 13 januari 2012 vertrok ik omstreeks 17.30 uur van mijn werk. Ik fietste over [pleegplaats 1] in de richting van [plaats] . Ter hoogte van [pleegplaats 1] , net na het viaduct, in de bocht, schuin ter hoogte van perceel [nummer] zie ik naast het fietspad een auto staan in het gras tussen de rijbaan en het fietspad in. Toen ik dichterbij kwam zag ik dat er een lange manspersoon voor de auto stond. Ik ben hierop sneller gaan fietsen maar ik zag toen ik naast de auto fietste dat deze man het fietspad op stapte in mijn richting. Ik zag en voelde dat deze man zijn armen uitstrekt en mij bij mijn jas, ter hoogte van mijn borstkas beetpakt. Ik begon gelijk te schreeuwen. Ik voelde dat deze man mij stevig vastpakte bij de jas en mij van mijn fiets trok. Ik voelde dat ik hierbij op mijn rug kwam te vallen. Ik voelde dat deze man mij nog steeds vast hield. Ik ben toen gaan slaan en schoppen. Ik schopte omhoog om deze man te kunnen raken. Ik zag dat deze man gebogen over mij heen stond. Ik bleef gillen en schreeuwen. Op een gegeven moment zie ik door het slaan en schoppen kans om mij los te wringen van deze man. Ik stond op en liep hard rennend weg in de richting van de eerste woning in de bocht. [nummer] . In mijn ooghoeken zag ik dat deze man uit het niets een rubberen hamer in zijn hand had en deze in mijn richting gooide. De hamer raakte mij gelukkig niet, ik rende vervolgens door. Ik zag dat de man in zijn auto aan de bestuurderszijde instapte en gelijk met hoge snelheid wegreed in de richting van [plaats] . Ik kan de man als volgt omschrijven: blanke man, mager postuur, ongeveer 180 a 190 lang, stoppels, tussen 30 en 40 jaar.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 18 januari 2012 van voornoemd dossier, opgenomen op pagina 115, inhoudende de relatering van [verbalisant 2] .
Mijn collega [verbalisant 1] en ik kregen omstreeks 18.24 uur een melding met het verzoek om te gaan naar [plaats] . Een meisje was op de weg [pleegplaats 1] van de fiets getrokken door een man. Zij was inmiddels thuis in [plaats] . Ik was in de huiskamer aanwezig toen door mijn collega [verbalisant 1] een gesprek voerde met het meisje. Hierna zijn wij verbalisanten met het meisje naar [pleegplaats 1] gereden. [slachtoffer 2] vertelde dat zij wist waar de plaats was, omdat haar pakje kauwgom daar nog zou liggen. Wij zijn in eerste instantie langs de plaats van het delict gereden en ik heb als bestuurder de dienstauto verderop geparkeerd. Net voor de bocht, in de richting [plaats] , schuin tegenover perceel [pleegplaats 1] [nummer] , heb ik de auto geparkeerd. Ik zag, dat aan de rechterzijde van het fietspad een pakje kauwgom, merk Xylifresh, in de berm lag. Mijn collega [verbalisant 1] vond ongeveer 3 à 4 meter verderop in de richting van [plaats] in de berm naast het fietspad een rubberhamer. Deze was voorzien van een houten steel. Ik ben hierop teruggelopen naar de dienstauto en heb een nieuwe vuilniszak gepakt en daarin de rubber hamer veilig gesteld.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van sporenonderzoek van Politie Noord-Nederland d.d. 19 januari 2012 van voornoemd dossier, opgenomen op pagina 128, inhoudende de relatering van verbalisant Kliphuis.
Ter plaatse werd door de collega's [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een rubberhamer met houten steel verpakt in een plastic vuilniszak aan mij overhandigd. Door mij werd deze hamer overgepakt in een papieren zak en voorzien van SIN AADC5580NL.
Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2012.02.21.152 (aanvraag 001), d.d. 6 maart 2012 opgemaakt door ing. A.J. Slycke, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, inhoudende zijn/haar verklaring.
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
AADC5580NL#01 een bemonstering van de steel van een moker.
Resultaten
AADC5580NL#01 bevat een DNA-profiel van een man, onbekende man A. De berekende frequentie of matchkans van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2013.02.08.158 (aanvraag 001), d.d. 19 februari 2013 opgemaakt door ing. H.J. van Paassen, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, inhoudende zijn/haar verklaring.
Aan het referentiemonster wangslijmvlies RAAU2135NL van de veroordeelde [verdachte ] is DNA-onderzoek verricht. Van het DNA in het referentiemonster wangslijmvlies RAAU2135NL is een DNA-profiel verkregen dat op 15 februari 2013 is opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en sindsdien wordt vergeleken met daarin de aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking is tot op heden één match gevonden. Deze matchende DNA-profielen zijn bij het NFI geregistreerd onder DNA-profielcluster 23772.
Het DNA in het sporenmateriaal met het identiteitszegel AADC5580NL#01 uit DNA-profielcluster 23772, kan afkomstig zijn van [verdachte ] . De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18/930119-15
1.
hij op 2 mei 2015 in de gemeente Emmen, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
hebbende verdachte
- de billen van die [slachtoffer 1] betast en
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd,
en bestaande (die bedreiging met) dat geweld hierin dat verdachte
- de vrije doorgang voor die [slachtoffer 1] , die daar op een fietspad fietste, heeft geblokkeerd en haar tot stoppen heeft gedwongen en
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Ja, stop maar even", en
- dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Als je niet meewerkt vermoord ik je", en
- die [slachtoffer 1] met een zwaar en hard (ijzeren/metalen) voorwerp, tegen het (voor)hoofd heeft geslagen en
- dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij van de fiets af moest en dat zij haar fiets op slot moest doen en (vervolgens) dat zij de sleutel er weer in moest doen en mee moest komen, en
- aan die [slachtoffer 1] heeft gevraagd of zij een lekker kontje had en
- die [slachtoffer 1] bij een arm en op haar rug heeft vastgepakt en
- die [slachtoffer 1] heeft meegevoerd naar een bos en
- die [slachtoffer 1] aan haar haren heeft getrokken en
- die [slachtoffer 1] tegen haar enkel heeft getrapt/geschopt en
- die [slachtoffer 1] heeft bevolen op haar knieën te gaan zitten en haar handen op haar rug te doen en
- de polsen van die [slachtoffer 1] met tape, aan elkaar vast heeft gemaakt en
- aan die [slachtoffer 1] heeft gevraagd of zij ooit gepijpt had en of zij wel eens seks had gehad en
- de kaak van die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en
die [slachtoffer 1] met dat voorwerp tegen haar kaak heeft geslagen en
- die [slachtoffer 1] in haar zij heeft getrapt/geschopt
- gebruik heeft gemaakt van zijn lichamelijke overwicht op die [slachtoffer 1] en
- is doorgegaan met zijn handelingen ondanks het door die [slachtoffer 1] geboden verbaal en lichamelijk verzet;
2.
hij op 02 mei 2015 in de gemeente Emmen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar met een zwaar en hard (ijzeren/metalen) voorwerp, tegen het (voor)hoofd en tegen de kaak te slaan/stoten;
3.
hij op 02 mei 2015 in de gemeente Emmen opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden, hierin bestaande dat verdachte
- de vrije doorgang voor die [slachtoffer 1] , die daar op een fietspad fietste, heeft geblokkeerd en haar tot stoppen heeft gedwongen en
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Ja, stop maar even", en
- dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Als je niet meewerkt vermoord ik je", en
- die [slachtoffer 1] met een zwaar en hard (ijzeren/metalen) voorwerp, tegen het (voor)hoofd heeft geslagen en
- dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij van de fiets af moest en dat zij haar fiets op slot moest doen en (vervolgens) dat zij de sleutel er weer in moest doen en mee moest komen, en
- die [slachtoffer 1] bij een arm en op haar rug heeft vastgepakt en
- die [slachtoffer 1] heeft meegevoerd naar een bos en
- die [slachtoffer 1] aan haar haren heeft getrokken en
- de polsen van die [slachtoffer 1] met tape, aan elkaar vast heeft gemaakt en
- de kaak van die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en
- die [slachtoffer 1] met dat voorwerp tegen haar kaak heeft geslagen en
- die [slachtoffer 1] in haar zij heeft getrapt/geschopt
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij mee moest en
- die [slachtoffer 1] (stevig) bij een arm heeft vastgepakt en haar heeft meegevoerd naar zijn busje en
- bezig is geweest de fiets van die [slachtoffer 1] in zijn busje te zetten;
Parketnummer 18/930027-14
hij op 13 januari 2012 te [pleegplaats 1] , ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 2] , die daar fietste, met geweld van haar fiets heeft getrokken en haar, terwijl zij op de grond lag, enige tijd aan haar kleding en aan haar lichaam heeft vastgehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18/930119-15
1. verkrachting
2. mishandeling
3. opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
Parketnummer 18/930027-14
1. poging opzettelijk iemand van de vrijheid beroven
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Bij beschikking van 25 juni 2015 heeft de rechter-commissaris van deze rechtbank een Bevel tot observatie ex artikel 196 Sv gelast. Verdachte heeft in de periode 24 augustus 2015 tot 2 oktober 2015 ter observatie in het Pieter Baan Centrum (PBC) verbleven. Tijdens deze periode heeft verdachte niet mee willen werken aan onderzoek.
Het PBC-rapport concludeert:
Betrokkene presenteert zich in onderhavig onderzoek als een onvoorspelbare impulsieve man bij wie het contact met alle personeelsleden in meerdere of mindere mate gekleurd is door het thema macht. Betrokkene stelt zich hooghartig, ongepast, manipulatief en grensoverschrijdend op, intimideert en provoceert en dwingt af. Dit gedrag komt voor zover beoordeelbaar overeen met het in het penitentiair dossier beschreven gedrag van afgelopen jaren.
Dit alles doet persoonlijkheidsgestoord aan. Een persoonlijkheidsstoornis is echter momenteel niet te stellen omdat door het ontbreken van informatie uit de voorgeschiedenis en het niet meewerken van betrokkene aan onderhavige onderzoek een depressieve stoornis, een psychotrauma, ADHD, een syndromaal beeld ten gevolge van een genetische afwijking, zwakbegaafdheid en een niet aangeboren hersenletsel (NAH) ten gevolge van een auto-ongeluk in 2005 niet kan worden uitgesloten. Tevens is ons niet duidelijk geworden - betrokkene geeft geen toestemming voor inzage in zijn medische dossier - wat de redenen zijn geweest en het effect is van de medicatie die aan betrokkene werd voorgeschreven en die hij ten tijde van de observatie nog steeds gebruikt. Behalve de alcoholafhankelijkheid die ook door betrokkene zelf wordt erkend, ontbreekt het onderzoekers op dit moment dan ook aan voldoende informatie om met zekerheid één of meerdere diagnoses te kunnen stellen.
Over verdachte is in het kader van een eerdere veroordeling multidisciplinaire rapportage opgemaakt. De conclusies van deze rapportages luiden ten aanzien van de strafbaarheid van de verdachte als volgt.
Psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 24 oktober 2012, opgemaakt door dr. T.W.D.P. van Os, psychiater/psychoanalyticus.
Bij verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis der geestvermogens te weten een depressie, milde vorm, en ADHD met waarschijnlijk extra problemen met de handrem op basis van een ongeluk in 2005. Daarnaast is er sprake van een alcoholafhankelijkheid. In de persoonlijkheid vallen antisociale en narcistische trekken op. Op 15 juli 2012 (pleegdatum eerdere feit) speelde zijn depressie, krenkbaarheid (narcistische trekken), zijn gestoorde impulscontrole, zijn gebrekkige gewetensfunctie (antisociale trekken) een rol. Onderzoeker stelt dan ook dat de ziekelijke stoornissen en de gebrekige ontwikkeling een rol hebben gespeeld in het hem ten laste gelegde. Derhalve acht onderzoeker verdachte ten aanzien van het eerdere feit verminderd toerekeningsvatbaar.
Psychologische onderzoeksrapportage d.d. 25 oktober 2012, opgemaakt door drs. Verzendaal, GZ-psycholoog.
Bij verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis in de zin dat er sprake is van een depressieve stoornis, aandachtstekortstoornis van het overwegend onoplettende type en een alcoholafhankelijkheid thans in remissie door geldproblemen en detentie. Onderzoekster acht verdachte ten aanzien van het eerdere feit verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank constateert dat verdachte tot op heden geen adequate, afgeronde behandeling heeft ondergaan van de in 2012 vastgestelde stoornis. Op grond hiervan is aannemelijk dat de stoornis nog steeds bestaat. De conclusie dat er nog steeds sprake is van een stoornis wordt ondersteund door de rapportage van het PBC, nu het PBC stelt dat verdachtes gedrag persoonlijkheidsgestoord aan doet, doch dat vanwege zijn gebrek aan medewerking niet kan worden uitgesloten of dit mogelijk wordt veroorzaakt door een andere oorzaak dan een persoonlijkheidsstoornis als een depressieve stoornis, een psychotrauma, ADHD, een syndromaal beeld ten gevolge van een genetische afwijking, zwakbegaafdheid of een niet aangeboren hersenletsel (NAH).
Op grond van vorenstaande gaat de rechtbank er van uit dat verdachte ten tijde van het begaan van de feiten leed aan een stoornis en dat de feiten daarom verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, zij het in verminderde mate.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 18/930119-15 onder 1, 2 primair en 3 en in de zaak met parketnummer 18/930027-14 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie geëist dat de rechtbank de terbeschikkingstelling van verdachte beveelt en dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair gepleit voor vrijspraak. Subsidiair voert de verdediging aan dat er gelet op de PBC-rapportage geen ruimte is voor een tbs-maatregel.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzittingen, de over hem opgemaakte multidisciplinaire rapportage (24 en 25 oktober 2012), het PBC-rapport van 30 oktober 2015, de reclasseringsrapportage van 7 december 2015, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft op 13 januari 2012 een poging wederrechtelijke vrijheidsberoving gepleegd. Aangeefster was een jonge vrouw die 's avonds alleen naar huis fietste. Toen aangeefster zich van verdachte losgewrongen had, heeft verdachte een hamer achter haar aangegooid. Op 13 juli 2012 heeft verdachte een poging doodslag gepleegd. Bij dit feit heeft verdachte het slachtoffer met een moker geslagen. Verdachte is voor dit misdrijf veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de
duur van drie jaren. Tijdens zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling verkracht verdachte op 2 mei 2015 een jonge vrouw.
De feiten zoals bewezen verklaard zijn zeer ernstige feiten. Verdachte heeft jonge vrouwen die nietsvermoedend op de fiets op weg naar huis waren met geweld of bedreiging met geweld doen stoppen. Hij heeft inbreuk gemaakt op hun lichamelijke integriteit en hun algehele gevoel van veiligheid. De rechtbank rekent dit verdachte ernstig aan. Temeer daar verdachte nimmer openheid van zaken heeft gegeven over het motief van zijn handelen.
De rechtbank acht het patroon van de feiten zoals door verdachte gepleegd zorgelijk. Het betreft in alle gevallen (ook het feit van 13 juli 2012) gewelddadige delicten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet kan worden volstaan met oplegging van een strafmodaliteit lichter dan gevangenisstraf. De door de officier van justitie geëiste onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaren acht de rechtbank passend en geboden.
Terbeschikkingstelling
Zoals reeds uiteengezet bij de beoordeling van de strafbaarheid van verdachte heeft verdachte niet meegewerkt aan PBC-onderzoek.
Zoals ook reeds uiteengezet bij de strafbaarheid van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat niettemin kan worden vastgesteld dat er sprake is van een stoornis bij verdachte ten tijde van het begaan van de strafbare feiten. Bij verdachte is er derhalve sprake van een ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens, terwijl deze ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens bestond ten tijde van de ten laste gelegde feiten.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat aan de overige vereisten van artikel 37a lid 1 van het Wetboek van Strafrecht is voldaan. Gelet op het bewezenverklaarde en het misdrijf waarvoor verdachte ten tijde van het plegen van de verkrachting zich in de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling bevond, eist de veiligheid van anderen oplegging van de tbs maatregel met dwangverpleging.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten, het recidiverisico en de stoornis van verdachte noodzaken tot behandeling van verdachte in een dwingend kader. De rechtbank zal daarom gelasten dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en, overeenkomstig de vordering van de officier van justitie, bevelen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.

Benadeelde partij [slachtoffer 1]

heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van de schade ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 18/930119-15 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten alsmede de gronden waarop deze berust. [slachtoffer 1] vordert € 150,- materiële schade (jas), € 5.000,00 immateriële schade en € 1.875,51 proceskosten
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangegeven dat de vordering voor materiële schade kan worden toegewezen tot een bedrag van € 100,-, de immateriële schade tot een bedrag van € 2.500,- en de kosten rechtsbijstand tot een bedrag van € 1.875,51. Voor het overige dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vordering af te wijzen gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat nergens uit blijkt dat de jas verloren is gegaan zodat onvoldoende is onderbouwd dat er sprake is van schade. Voorts dient de vordering immateriële schadevergoeding te worden gematigd en zou de declaratie omtrent de proceskosten onjuistheden bevatten en dient deze post te worden afgewezen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële en immateriële schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank overweegt dat een redelijke uitleg van art. 592a Sv meebrengt dat bij de begroting van de vergoeding van de kosten van rechtsbijstand van een benadeelde partij dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures. [1] De rechtbank zal uitgaan van het liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven. De rechtbank stelt daarbij naar redelijkheid en billijkheid het indienen van een verzoek tot schadevergoeding gelijk aan een conclusie (1 punt) en het bijwonen van een inhoudelijke zittingen gelijk aan pleidooi (tweemaal 1 punt) en het bijwonen van een pro-forma- en regiezitting gelijk aan bijwoning enquête aan de zijde van de wederpartij (eenmaal 0,5 punt). Het verzoek tot schadevergoeding bedraagt minder dan € 10.000,- derhalve is tarief I van toepassing, waar ieder punt wordt gewaardeerd op € 384,- zodat de kosten van rechtsbijstand worden bepaald op € 1.344,-.
Resumerend wordt aan [slachtoffer 1] toegewezen (te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 3 mei 2015, tot aan de dag der algehele voldoening):
- materiële schade € 150,00
- immateriële schade
€ 5.000,00 +
- totaal schade € 5.150,00
- kosten rechtsbijstand € 1.344,00
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is en dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Benadeelde partij [slachtoffer 2]

heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van de schade ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 18/930027/14 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. [slachtoffer 2] vordert € 500,- aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft aangegeven dat de vordering kan worden toegewezen. De verdediging heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak, op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregelen
Met betrekking tot de bewezen geachte feiten acht de rechtbank de verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door de strafbare feiten is toegebracht. Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd die bedragen aan de Staat te betalen ten behoeve van de slachtoffers.
De rechtbank zal ingevolge het bepaalde in artikel 36f, zevende lid van het Wetboek van Strafrecht telkens vervangende hechtenis opleggen.
Tot vervangende hechtenis zal worden overgegaan als volledig verhaal op de goederen van de verdachte onmogelijk is gebleken. [2]
De rechtbank acht het illusoir te menen dat verdachte, aan wie, zoals hierna zal worden beslist, een langdurige gevangenisstraf en terbeschikkingstelling met dwangverpleging zal worden opgelegd, in staat zal zijn binnen een redelijke termijn aan zijn verplichtingen te voldoen. Daarmee zou de normaliter op te leggen vervangende hechtenis, die immers is bedoeld als drukmiddel voor betalingsonwilligen, naar het oordeel van de rechtbank een punitief karakter krijgen, hetgeen de rechtbank ongewenst acht.
De rechtbank zal daarom bepalen dat bij gebreke van betaling van de aan de Staat te betalen bedragen telkens slechts één dag vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling (zaaknummer v.i.: 99/000021-42)
Verdachte is bij uitspraak van de rechtbank Groningen van 12 november 2012 onder parketnummer 18/670337-12 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van voorarrest.
Verdachte is in die zaak op 15 juli 2015 voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder bijzondere voorwaarden en onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De officier van justitie heeft op 26 oktober 2015 een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling ingediend bij de rechtbank. Deze vordering strekt tot gehele herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling in verband met de onder parketnummer 18/930119-15 ten laste gelede feiten.
Nu de rechtbank het onder parketnummer 18/930119-15 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde bewezen heeft verklaard staat daarmee vast dat verdachte de algemene voorwaarde dat hij geen strafbare feiten zou plegen gedurende de proeftijd, heeft overtreden.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er ten voordele van verdachte rekening mee moet worden gehouden dat de vordering niet onverwijld door de officier van justitie is ingediend. Voor toewijzing is volgens de verdediging gelet hierop geen, althans slechts beperkte ruimte.
De rechtbank is van oordeel dat is voldaan aan het bepaalde in artikel 15i van het wetboek van Strafrecht. Dat er in het geval van verdachte sprake zou zijn van een schending van artikel 6 van het EVRM is door de verdediging niet nader gespecificeerd. De rechtbank heeft een dergelijke schending ook niet geconstateerd.
Voorts is door de verdediging aangevoerd dat verdachte op het moment van aanhouding zich al een lange tijd in voorwaardelijke invrijheidsstelling bevond. De rechtbank gaat hieraan voorbij nu het uitgangspunt van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidsstelling is dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidsstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog geheel dient te worden ondergaan, tenzij de ernst van het delict van het feit dat tot de herroeping heeft geleid zulks disproportioneel zou doen zijn of bijzondere omstandigheden gebleken of aannemelijk geworden zijn op grond waarvan van dit uitgangspunt dient te worden afgeweken. Daarvan is in onderhavige zaak geen sprake.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45, 24c, 36f, 37a, 37b, 55, 57, 63, 242, 300, 282 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/930119-15 onder 2, primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/930119-15 feit 1, feit 2 subsidiair en feit 3 en onder parketnummer 18/930027-14 primaire ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank beveelt dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld en van overheidswege zal worden verpleegd.
De rechtbank stelt vast dat de totale duur van de maatregel van terbeschikkingstelling een periode van vier jaar te boven mag gaan.
Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling toe en gelast dat het gedeelte van de bij uitspraak van de rechtbank Groningen van 12 november 2012 onder parketnummer 18/670337-12 opgelegde vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, groot 365 (driehonderd en vijfenzestig) dagen, alsnog geheel wordt ondergaan.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 5.150,00 en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 5.150,00 (zegge: éénenvijftighonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op € 1.344,00. Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 500,- (zegge: vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening. Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van respectievelijk € 5.150,- en € 500,- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor telkens één dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] uit € 150,- aan materiële schade en € 5.000,- immateriële schade en ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] uit € 500,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker voorzitter, mr. B.I. Klaassens en mr. J. van den Bosch, rechters, bijgestaan door mr. A.D. Vermeer griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 juli 2016.
Mr. A.D. Vermeer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Vergelijk de uitspraak van de Hoge Raad van 29 mei 2001, NJ 2002, 123.
2.artikel 573, derde lid Wetboek van Strafvordering