ECLI:NL:RBNNE:2016:3156

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 april 2016
Publicatiedatum
5 juli 2016
Zaaknummer
18.730117-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met een flessenhals

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 7 april 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 9 april 2015, waarbij de verdachte, na het drinken van alcohol, de woning van de vriendin van het slachtoffer binnenging en deze met een kapotte flessenhals in de borst stak. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. G.R. Stoeten, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra. De rechtbank oordeelde dat er geen aanmerkelijke kans op de dood was bij het steken met de flessenhals, maar dat er wel sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 dagen, gelijk aan de duur van zijn voorarrest, en een taakstraf van 120 uren. Daarnaast werd hij veroordeeld tot het betalen van € 1.261,17 schadevergoeding aan het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd, de persoon van de verdachte en de ernst van het letsel. De rechtbank achtte de kans op recidive laag en besloot tot een relatief milde straf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730117-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 7 april 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] , [woonplaats 1] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 maart 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.R. Stoeten, advocaat te Joure. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 april 2015 te [pleegplaats] , gemeente Smallingerland, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer]
van het leven te beroven, met dat opzet met een kapot geslagen
flessenhals, althans een scherp en/of puntig voorwerp, die [slachtoffer] meermalen,
althans eenmaal, in de borst (althans het bovenlichaam) heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 9 april 2015 te [pleegplaats] , gemeente Smallingerland, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te
weten [slachtoffer] ), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met
dat opzet met een kapot geslagen flessenhals, althans een scherp en/of puntig
voorwerp, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, in de borst (althans het
bovenlichaam) heeft gestoken/gesneden/geprikt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 9 april 2015 te [pleegplaats] , een persoon, genaamd [slachtoffer] ,
opzettelijk heeft mishandeld, door die [slachtoffer] met dat opzet met een kapot geslagen
flessenhals, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst (althans het bovenlichaam) te steken/snijden/prikken.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak voor het primair ten laste gelegde gevorderd. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat er geen aanmerkelijke kans op de dood was, nu uit de rapportage van de GGD-arts blijkt dat de flessenhals te kort was om vitale organen te raken.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de officier van justitie, onder verwijzing naar de letselrapportage, overwogen dat de kans op ernstige verwondingen aanmerkelijk was en dat een poging tot zware mishandeling kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft -onder verwijzing naar de letselrapportage- gemotiveerd betoogd dat het voorwerp waarmee en de locatie waar is gestoken maken dat er in dit specifieke geval geen aanmerkelijke kans is op het intreden van de dood of zwaar lichamelijk letsel. Er kan dan ook geen sprake zijn van een bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Verdachte dient derhalve van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Uit de stukken en de behandeling ter terechtzitting blijkt het volgende. Verdachte is op 9 april 2015, nadat hij alcohol gedronken had, de galerij van zijn flat op gegaan. Hij heeft op ramen van buren gebonsd en is vervolgens onder begeleiding van de politie naar zijn woning gebracht. De politie heeft geconstateerd dat verdachte enorm boos was. Ze zagen dat hij onvast ter been was en ze hoorden dat hij met dubbele tong sprak. Zijn adem rook naar alcohol.
Kort nadat de politie de woning van verdachte had verlaten, is verdachte naar de woning van de vriendin van [slachtoffer] gegaan en heeft met een blauwe fles de ruit van de voordeur ingeslagen. Toen [slachtoffer] in de deuropening stond, kwam verdachte op hem af. Vervolgens stak verdachte [slachtoffer] tweemaal in zijn bovenlichaam. Uit onderzoek door de politie blijkt dat blauwe glasscherven in de gang van de woning van [slachtoffer] 's vriendin worden aangetroffen. Er worden eveneens blauwe glasscherven op de galerij, ter hoogte van de woning van [slachtoffer] 's vriendin, gevonden. In de bossages op de begane grond worden een blauwe glazen flessenhals en een losse blauwe glasscherf aangetroffen. Uit het forensisch onderzoek van voornoemde flessenhals en scherven blijkt dat deze zichtbaar dezelfde kleur en dikte hebben. De constatering van de forensisch onderzoeker is dat de goederen samen zeer waarschijnlijk één blauwe fles hebben gevormd.
Uit onderzoek door de politie is gebleken dat de inbeslaggenomen flessenhals aan één uiteinde scherpe, spitse en snijdende randen vertoont. Eén punt steekt ongeveer 1,5 centimeter verder uit dan de omliggende glasranden.
Uit de aanvullende letselrapportage van de GGD blijkt dat op de vraag of met een dergelijk steekvoorwerp (flessenhals) een ernstige verwonding of dodelijk letsel veroorzaakt kan worden, de deskundige antwoordt dat dit mogelijk is, maar dat de verwonding dan wel op een andere locatie van het lichaam moet plaatsvinden.
Voor een bewezenverklaring van poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling is vereist dat het opzet van verdachte, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op de dood dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel . Er is voorwaardelijk opzet aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden.
Of de gedraging van verdachte die aanmerkelijke kans in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden nu er geen aanmerkelijke kans op de dood was bij het steken met dit wapen op de wijze waarop dat in dit geval heeft plaatsgevonden. Verdachte zal daarom van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat het onder de hierboven weergegeven omstandigheden met een kapotte flessenhals tweemaal insteken op het bovenlichaam van [slachtoffer] daarentegen wel een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel oplevert en dat verdachte door desondanks te steken deze kans ook bewust heeft aanvaard. Daarbij neemt de rechtbank mede in overweging dat aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij na de eerste steekbeweging met zijn lichaam voorover is gebogen en dat het dus ook om die reden sterk van de omstandigheden van het geval afhankelijk was waar de stekende bewegingen van verdachte terecht kwamen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 24 maart 2016 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Op 9 april 2015 heb ik te [pleegplaats] alcohol gedronken. Omdat de hond van de buren blafte, ben ik naar buiten gegaan en ik heb op ramen gebonsd. De politie heeft me naar mijn woning gebracht. Ik ben daarna weer naar buiten gegaan. Ik heb een raam ingeslagen. Ook heb ik [slachtoffer] gezien. Ik had in mijn woning een blauwe sierfles. Die is er nu niet meer.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 9 april 2015, opgenomen op pagina 23 van het dossier met nummer 2015100114 d.d. 14 mei 2015, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Vannacht (de nacht tussen woensdag 8 en donderdag 9 april) was ik bij mijn vriendin, in haar woning in [pleegplaats] .
[vriendin slachtoffer] en ik hoorden gerinkel van glas dat kapot ging. Ik stond toen meteen op uit mijn bed en ben naar de gang van [vriendin slachtoffer] 's woning gelopen om te kijken wat er gebeurd was.
Toen ik in de gang stond, deed ik het licht in de gang aan met het lichtknopje in de gang, en zag ik dat het glas uit de voordeur van [vriendin slachtoffer] 's woning eruit was. Ik zag stukken glas in de gang liggen. Ik deed de kapotte deur open en stond in de deuropening. Op dat moment zag ik [verdachte] van rechts aankomen. Dit gebeurde helemaal onverwacht. Ik zag dat [verdachte] twee stekende bewegingen naar mij maakte. Ik heb niet gezien wat hij precies in zijn hand had. Volgens mij maakte hij de stekende bewegingen met zijn rechter hand.
Bij de eerste stekende beweging voelde ik dat [verdachte] mij raakte op mijn borst. Dit is de hoger gelegen wond. Ik boog toen met mijn bovenlichaam voorover en op dat moment voelde en zag ik dat [verdachte] mij nog een keer stak. Dit is de lager gelegen wond.
Nadat [verdachte] mij voor de tweede keer had gestoken, ben ik voorover gevallen en op de grond terecht gekomen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 9 april 2015, opgenomen op pagina 28 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Op 9 april 2015 kregen wij de opdracht om te gaan naar [adres 2] te [pleegplaats] .
Ter hoogte van [adres 6] zagen wij een man schreeuwend voor de woning staan. Wij hoorden dat de man meerdere malen vloekwoorden schreeuwde en zagen dat hij enorm boos was en tegen de bewoners van perceel [perceelnummer 1] schreeuwde. Tevens zagen wij dat deze man onvast ter been was, hoorden wij dat hij met dubbele tong sprak en riekten wij dat de adem van deze man rook naar het inwendig gebruik van alcohol houdende drank. Deze man bleek na later te zijn: [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] , woonachtig aan [adres 1] .
Wij verbalisanten [verbalisanten] , sommeerden [verdachte] om zijn woning binnen te gaan. Vervolgens zijn wij achter [verdachte] aangelopen en hebben in zijn woning met hem gesproken.
(…)
Wij verbalisanten [verbalisanten] hoorden dat [verdachte] in zijn woning steeds schreeuwde. Wij hoorden dat [verdachte] zei dat hij helemaal zat was van de buren van perceel [perceelnummer 1] en dat hij hen nog een keer zou neer schieten. Wij zagen dat [verdachte] behoorlijk dronken was en zagen tevens dat de broek van [verdachte] , ter hoogte van zijn kruis helemaal nat was. Vervolgens probeerden wij een normaal gesprek met [verdachte] te voeren en zeiden wij tegen [verdachte] dat wij de problemen die hij met de buren zou hebben zouden bespreken met de buurtagent. Wij hoorden dat [verdachte] tegen ons zei dat hij dit goed vond. Tevens zeiden wij tegen [verdachte] dat hij zich nu rustig moest houden en nu moest gaan slapen. Wij hoorden dat [verdachte] tegen ons zei dat hij dit nu ook ging doen.
Vervolgens zijn wij naar buiten gegaan en allen naar beneden gelopen. Toen wij aan de voorzijde van het complex stonden en in ons dienstvoertuig wilden stappen hoorden wij op het volgende moment glasgerinkel en luid geschreeuw. Wij zijn vervolgens direct via de trap weer naar de eerste etage gerend. Wij zagen dat voornoemde [verdachte] stond te schreeuwen voor perceel [perceelnummer 1] . Op het volgende moment zagen wij verbalisanten [verbalisanten] dat [verdachte] meerdere malen met zijn rechterhand een stekende beweging maakte naar het lichaam van de persoon die na later bleek te zijn: aangever [slachtoffer] geboren op [geboortedatum 2] te Smallingerland, woonachtig aan de [adres 4] te [woonplaats 2] die op dat moment bij zijn vriendin [vriendin slachtoffer] verbleef.
(...)
Ondertussen zagen wij verbalisanten [verbalisanten] , dat de persoon, die naar later aangever [slachtoffer] bleek te zijn, door zijn knieën zakte en op de balustrade op de grond ging zitten.
Wij verbalisanten [verbalisanten] hoorden luid geschreeuw van een vrouwspersoon komende uit perceel [perceelnummer 1] . Wij verbalisanten [verbalisanten] zagen in de gang doorzichtig glas en blauwachtig glas liggen. Wij verbalisanten [verbalisanten] zagen dat dit glas binnen in de woning en buiten op de balustrade lag. Tevens zagen wij verbalisanten [verbalisanten] dat er onder de linkerborst van [slachtoffer] een gat van ongeveer 1 cm in zijn t- shirt zat en dat er bloed door zijn t-shirt heen sijpelde.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 16 april 2015, opgenomen op pagina 32 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Op donderdag 9 april 2015, omstreeks 09:30 uur, zijn wij, verbalisanten [verbalisanten] , op verzoek van de recherche naar [adres 5] te [pleegplaats] gegaan.
Door ons werd in de bossages tegenover het wooncomplex een blauw afgebroken flessenhals aangetroffen. Ook lag er in de buurt van deze flessenhals een blauw stuk glas.
De kleur van dit glas komt overeen met de kleur van de afgebroken flessenhals. De plek waar wij de flessenhals aantroffen was gelegen ter hoogte van perceel [perceelnummer 2] . Dit is hemelsbreed gemeten ongeveer 8 meter vanaf de voordeur van perceel [perceelnummer 1] . De afstand is door ons opgemeten met een meetlint. Beide zaken zijn door ons in beslag genomen.
5. Een geneeskundige verklaring, op 12 mei 2015 opgemaakt en ondertekend door dr. Looijen, arts, voor zover inhoudende, als zijn verklaring:
Medische informatie betreffende :
[achternaam slachtoffer]
[voornamen slachtoffer]
[geboortedatum slachtoffer]
A. Uitwendig waargenomen letsel: sterke wond thorax l onder tepel
Is er sprake van uitwendig bloedverlies? ja, gering
B. Is er vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel? ja
Is er vermoeden van inwendig bloedverlies? ja
D. Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 09-04-2015
E. Overige van belang zijnde informatie(operaties, blijvend letsel ed)
opname, uitsluiten diep letsel
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van sporenonderzoek van Politie Noord-Nederland d.d. 10 april 2015, opgenomen op pagina 52 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Onderzoekslocatie
Het onderzoek is verricht op de galerij van de flatwoning, [adres 6] , [woonplaats 1] , binnen de gemeente Smallingerland, alsmede op de begane grond onder de galerij, ter hoogte van voormelde woning.
Onderzoek plaats delict
Volgens de plaatselijke collega's had het incident plaats gevonden bij de voordeur van perceelnummer [perceelnummer 1] . De voordeur van deze woning stond nu open. Gezien vanaf de
buitenzijde scharnierde de deur aan de rechterzijde en draaide de woning in open. De deur was van hout en was voorzien van een ruit met dubbele beglazing. In één van de ramen, ter hoogte van het slot zat een gat. Op de vloer, van de hal, bij de openstaande deur zag ik meerdere glasscherven liggen. Gelet op de kleur en vorm waren hiervan enkele afkomstig van de ruit, van de vernielde deur. Andere blauwe glasscherven waren, gezien de vorm, kennelijk afkomstig van de bodem van een fles.
Deze blauwe scherven heb ik veilig gesteld (SIN AAHT5585NL) .
Op de galerij, ter hoogte van perceelnummer [perceelnummer 1] , lagen meerdere blauwe glasscherven. Deze glasscherven heb ik veilig gesteld (SIN AAHT5587NL) .
Op de begane grond onder de galerij, ter hoogte van perceelnummer [perceelnummer 1] , lag een blauw
glasscherfje (SIN AAHT5583NL). Dit scherfje heb ik veilig gesteld.
Op 9 april 2015, omstreeks 16.00 uur, kreeg ik van de collega's van de plaatselijke politie, een papieren zak inhoudende een blauwe glazen flessenhals en een losse blauwe glasscherf. Deze goederen waren door hen gevonden in de bossages op de begane grond, nabij perceelnummer [perceelnummer 3] .
Vervolgonderzoek
Op 9 april 2015 heb ik de goederen met elkaar vergeleken. De goederen hebben zichtbaar dezelfde kleur en dezelfde dikte. De scherven, aangetroffen in de hal van perceelnummer [perceelnummer 1] , hebben zichtbaar de bodem van een fles gevormd. De scherven, aangetroffen op de galerij bij perceel [perceelnummer 1] , hebben zichtbaar de buik van een fles gevormd.
De flessenhals welke door de collega's van de plaatselijke politie was gevonden had zichtbaar één geheel gevormd met de eerdere genoemde scherven. De goederen hadden met elkaar zeer waarschijnlijk één blauwe glazen fles gevormd.
Op de scherven werden geen bloedsporen aangetroffen.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvullend onderzoek van Politie Noord-Nederland d.d. 15 juni 2015, als losse bijlage gevoegd in voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op maandag 15 juni 2015 ontving ik, in het voorval: 2015100114, van collega [persoon 1] , werkzaam bij het crimeteam van de politie te Drachten een e-mail, welke op 2 juni 2015 door hem was verzonden. De e-mail bevatte meerdere vragen welke door het Openbaar Ministerie in de betreffende zaak waren gesteld.
Onderzoek
Naar aanleiding van de ontvangen e-mail heb ik op maandag 15 juni 2015 het eerder opgemaakte rapport en de daarbij gevoegde fotomap bestudeerd en kom hierbij tot de volgende conclusies:
Vraag:a. Is de punt dusdanig scherp dat deze doordringend vermogen heeft door kleding en lichaam heen?
Antwoord:a. De inbeslaggenomen(afgebroken) flessenhals vertoont, aan één uiteinde, scherpe, spitse en snijdende randen. Hierbij steekt één punt ongeveer 1,5 centimeter verder uit dan de omliggende glasranden. Afhankelijk van de soort stof van de gedragen kleding, is het mogelijk dat deze scherpe punt door de gedragen kleding heen kan dringen om aan het lichaam een verwonding toe te brengen.
Vraag:b. Is de plaats waar de flessenhals het lichaam heeft verwond, een plaats waar zich vitale organen bevinden?
Antwoord:b. Bij mijn onderzoek heb ik het slachtoffer niet gezien. Uit het bedrijfsprocessensysteem BVH is mij ook niet duidelijk geworden waar het slachtoffer gewond is geraakt. De behandelende arts of een forensisch arts zou hier uitsluitsel over kunnen geven.
Vraag:c. In hoeverre is de kans aanwezig dat door deze flessenhals vitale organen worden geraakt?
Antwoord:c. Aan één uiteinde vertoont de flessenhals scherpe, spitse snijdende randen. Hierbij steekt één punt ongeveer 1,5 centimeter verder uit dan de omliggende glasranden. In een onbedekt lichaamsdeel zou deze scherpe punt ongeveer 1,5 centimeter in het lichaamsdeel kunnen dringen. Door bedekkende kledingstukken zou deze afstand, afhankelijk van de kledingsoort, minder zullen zijn.
Of bij het indringen in het lichaam vitale organen zouden worden geraakt, is zeer afhankelijk van de plaats waar de afgebroken flessenhals het lichaam zou binnendringen.
Vraag:d. In hoeverre is dit afhankelijk van de kracht waarmee gestoken wordt?
Antwoord:d. Ondanks het feit dat de afgebroken flessenhals scherpe, spitse en snijdende randen vertoond, is het doordringend vermogen zeer afhankelijk van de kracht waarmee gestoken wordt. Wanneer met zeer lage druk in een lichaam of een kledingstuk wordt gestoken, zal het doordringend vermogen beperkt zijn. Wanneer daarentegen met zeer veel kracht in een lichaam of een kledingstuk wordt gestoken zal het doordringende vermogen groot zijn.
8. Een letselrapportage met foto's, afkomstig van de GGD Fryslân, Forensische Geneeskunde, RC-nummer 15/2694, d.d. 8 december 2015, opgemaakt door B. Diesveld, voor zover inhoudende als zijn verklaring:
Vraagstelling
Deze letselbeschrijving dient antwoord te geven op de vraag in welke mate het toegebrachte letsellevensbedreigend is geweest; hoe ernstig was het letsel en is het überhaupt mogelijk om met een dergelijk steekvoorwerp (flessenhals) een ernstige verwonding en/of dodelijk letsel te veroorzaken.
Onderzoeksverrichtingen
Op 9 oktober 2015 is de heer [slachtoffer] , samen met [persoon 2] (begeleider, [stichting] ) op de GGD Fryslân te Leeuwarden voor een letselonderzoek. Naast ondergetekende was Mw. F. Nijdam, forensische assistente aanwezig.
(…)
Enkele centimeters lager waarbij de buik niet beschermd wordt door de ribben zou ernstiger letsel kunnen ontstaan.
(…)
Beantwoording van de vragen:
In welke mate is letsel levensbedreigend geweest?
Het letsel is niet levensbedreigend geweest, er zijn geen vitale organen geraakt.
Hoe ernstig was het letsel?:
Het letsel was een diepe steekverwonding van enkele cm diep met beschadiging van onderliggende lagen. Ziekenhuis opname was noodzakelijk om te onderzoeken of er wel sprake was van ernstig letsel.
De locatie van het letsel in de hartstreek maakt dat het letsel wel als zeer bedreigend werd ervaren en de heer er nog steeds onder lijdt.
Is het überhaupt mogelijkom
met een dergelijk steekvoorwerp (flessenhals) een ernstige
verwonding en/of dodelijk letsel te veroorzaken?
Afhankelijk van de locatie van de verwondingen is het mogelijk ernstige verwondingen en of
dodelijk letsel te veroorzaken. Hierbij moet aangetekend dat de verwonding dan wel op een
andere locatie van het lichaam moet plaatsvinden.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 9 april 2015 te [pleegplaats] , gemeente Smallingerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een kapot geslagen flessenhals, die [slachtoffer] meermalen in de borst heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. subsidiair Poging tot zware mishandeling.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 dagen met aftrek van het voorarrest, alsmede een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het primair en het subsidiair ten laste gelegde gepleit verdachte vrij te spreken. Voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde zou komen, is oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest voldoende.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van de vriend van zijn buurvrouw. Opgelopen irritaties over de hond van de buurvrouw lijken de oorzaak te zijn geweest van het geweldsincident. Naar het oordeel van de rechtbank gaat het hier om een ernstig feit dat bij het slachtoffer (en zijn vriendin) veel angst heeft veroorzaakt.
Verdachte is onderzocht door een psycholoog. Uit de rapportage blijkt dat verdachte niet lijdt aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Het ten laste gelegde vond naar het oordeel van de deskundige vooral plaats vanuit enige narcistische kenmerken en overmatig alcoholgebruik in combinatie met een vier jaar lang durende wrijving met de buurvrouw. Nu het recidiverisico op een geweldsdelict laag is, is een behandeling van verdachte naar de mening van de deskundige niet noodzakelijk. De deskundige adviseert daarom geen bijzondere voorwaarden bij een eventueel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is geweest.
Verdachte heeft in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis geruime tijd niet in zijn woning mogen verblijven. Voorts kreeg hij een meldplicht bij de reclassering opgelegd. Uit de rapportage van de reclassering blijkt dat verdachte zich aan deze en de andere opgelegde schorsingsvoorwaarden heeft gehouden.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige maanden rechtvaardigt. De rechtbank ziet echter aanleiding om hiervan af te wijken. Verdachte heeft geen soortgelijke documentatie en de recidivekans op een geweldsdelict wordt laag geacht. Het bewezenverklaarde lijkt een incident te zijn geweest, teweeg gebracht door een specifieke samenloop van omstandigheden die zich niet snel opnieuw zal voordoen. Verdachte heeft aangegeven zich niet alles te kunnen herinneren, maar hij heeft verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen, spijt betuigd en aangegeven aan alles wat nodig is mee te willen werken om recidive te voorkomen. Verdachte heeft meegewerkt aan psychologisch onderzoek en is de ingrijpende schorsingsvoorwaarde van het niet mogen verblijven in zijn woning nagekomen. Zowel de psycholoog als de reclassering hebben geadviseerd geen bijzondere voorwaarden op te leggen. Tot slot houdt de rechtbank er rekening mee dat de verwondingen ten gevolge van het bewezenverklaarde relatief bezien gelukkig zijn meegevallen. Op grond van al deze omstandigheden acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte subsidiair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toe te wijzen, zulks met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet verzet tegen toewijzing van de materiële kosten. Ten aanzien van de immateriële kosten heeft de raadsman aangevoerd dat de bijgevoegde uitspraak een voltooid feit betreft en dus lastig met de onderhavige zaak te vergelijken is. Voorts plaatst verdachte zijn vraagtekens bij de door het slachtoffer aangegeven gevolgen. De raadsman verzoekt dat deel van de vordering te matigen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar. Daarbij merkt de rechtbank op dat de hoogte van de gevorderde immateriële schadevergoeding pas bij de ernst van het bewezenverklaarde.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 36e, 45, 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 40 dagen.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 120 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.261,17 (zegge: eenduizendtweehonderdeenenzestig euro en zeventien cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 april 2015.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 1.261,17 (zegge: eenduizendtweehonderdeenenzestig euro en zeventien cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 22 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 468,17 aan materiële schade en € 793,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. de Wit, voorzitter, mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme en mr. W.S. Sikkema, rechters, bijgestaan door D. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 april 2016.
w.g.
De Wit
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Lootsma-Oude Nijeweme
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Sikkema
locatie Leeuwarden,
Postma-Westerhof