ECLI:NL:RBNNE:2016:3144
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt met meerdere daders
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 17 juni 2016 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure met parketnummer 18/820333-14. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen uit hennepteelt, waarbij hij samen met een of meerdere mededaders heeft geprofiteerd. De officier van justitie had gevorderd dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op een bedrag van € 34.978,00. De rechtbank heeft echter, na beoordeling van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is voor een gezamenlijke beschikking over de gehele opbrengst van het strafbare feit. Daarom heeft de rechtbank besloten het wederrechtelijk verkregen voordeel pondspondsgewijs toe te rekenen aan de veroordeelde.
De rechtbank heeft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op een rapport van de politie, waarin de opbrengsten van de hennepkwekerij zijn berekend. De bruto opbrengst van de kwekerij werd vastgesteld op € 116.267,47, met kosten van € 16.332,26, wat resulteert in een netto wederrechtelijk verkregen voordeel van € 99.935,21. De rechtbank heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd om een bedrag van € 49.967,60 aan de staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij mr. J. van Bruggen als voorzitter fungeerde, bijgestaan door mrs. M. Haisma en N.A. Vlietstra, en griffier mr. K.E. van Rhijn.