ECLI:NL:RBNNE:2016:3140

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 juni 2016
Publicatiedatum
4 juli 2016
Zaaknummer
18-820333-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van hennepteelt met gevangenisstraf als gevolg

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 17 juni 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van hennepteelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks dat hij niet op de zitting verscheen, zich samen met anderen gedurende een langere periode heeft beziggehouden met het telen van hennepplanten. De tenlastelegging omvatte twee hoofdpunten: het telen van hennepplanten in april 2014 en in de periode van november 2012 tot en met december 2013. De rechtbank heeft op basis van getuigenverklaringen en proces-verbaal van de politie vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de opzet en uitvoering van de hennepkwekerij. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarbij rekening is gehouden met het tijdsverloop in de zaak en het strafblad van de verdachte. De officier van justitie had een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf meer op zijn plaats was, gezien de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De rechtbank heeft de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet toegepast, zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/820333-14

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

17 juni 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[naam verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
3 juni 2016.
Verdachte is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H. Supèr.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 april 2014, althans in de maand april 2014 te [pleegplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer
726, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
dat [meverdachte 1 en/ of medeverdachte 2] en/of een of meer anderen op of omstreeks 24 april 2014, althans in de maand april 2014, te [pleegplaats] met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [adres] een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 726 althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op een of meer tijdstippen in het jaar 2014 te [pleegplaats] in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan een of meer van die hierboven vermelde personen lampen en/of (andere) goederen te leveren voor de teelt/het kweken van hennepplanten;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2012 tot en met 31 december 2013 te [pleegplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
dat [meverdachte 1 en/ of medeverdachte 2] en/of een of meer anderen in of omstreeks de periode van 1 november 2012 tot en met 31 december 2013 te [pleegplaats] met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan aan de [adres] een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 1 november 2012
tot en met 31 december 2013 te [pleegplaats] in elk geval in
Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan een of meer van die hierboven vermelde personen lampen en/of (andere) goederen te leveren voor de teelt/het kweken van hennepplanten.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde medeplegen van telen van hennepplanten kan worden bewezen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van relaas van Politie
Noord-Nederland d.d. 5 september 2014, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier met nummer 2014044348 d.d. 5 september 2014, inhoudende als relatering van verbalisant
[naam verbalisant] :
Op 24 april 2014 deden verbalisanten een inval in de woning aan de [adres] te [pleegplaats] . Op zolder werd een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. De kwekerij bestond uit de volgende ruimten:
Ruimte A:
Ruimte zolder, bovenste etage, 195 hennepplanten.
Ruimte B:
Ruimte met tent onder ruimte A, rechts van de hal, 96 hennepplanten.
Ruimte C:
Ruimte links van de hal, 435 hennepplanten.
Tevens werden er meerdere zakken met hennepafval aangetroffen en een weedmolen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 24 april 2014, opgenomen op pagina 21 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
De eigenaar van de plantage heet [naam verdachte] . Er zijn twee mensen langs geweest, die ik niet ken. Eén van die mannen stelde voor om bij ons een plantage te bouwen. Ik ben daarmee akkoord gegaan. Na dat gesprek kwam [naam verdachte] langs en die heeft de kwekerij gebouwd. Een kleine donkere man heeft stroomspul aangelegd. Hij verzorgde de kwekerij dagelijks. [naam verdachte] kwam bij het poten en bij het oogsten. Als er geoogst moest worden dan kwamen er vijf mensen om te knippen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 25 april 2014, opgenomen op pagina 25 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
[naam verdachte] bracht de zakken vol met geknipte henneptoppen weg.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 24 april 2014, opgenomen op pagina 63 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] :
Ik kwam via via bij [naam verdachte] terecht. Hij wilde wel een kwekerij bij ons opzetten. [naam verdachte] kwam bij ons kijken samen met ene [naam 1] . [naam verdachte] en [naam 1] hebben alles aangelegd. Dit was de zesde oogst. Om de dag kwamen er mensen om de planten te verzorgen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 5 augustus 2014, opgenomen op pagina 69 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam verdachte] :
Ik heb contact gehad met [medeverdachte 2] . Ik ben bij de boerderij geweest om de locatie te bekijken voor de kwekerij. Ik heb de spullen voor de kwekerij geregeld. Ik ben nadat ik ben wezen kijken, nog een paar keer geweest. Wel meer dan 10 keer denk ik. [naam 2] onderhield de kwekerij. Hij voedde de planten. Ik had telefonisch contact met [medeverdachte 2] en met [naam 2] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de maand april 2014 te [pleegplaats] , tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres] 726 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
2.
hij in de periode van 1 november 2012 tot en met 31 december 2013 te [pleegplaats] tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, telkens opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt in een pand aan de [adres] een groot aantal hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1.
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
2.
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde medeplegen van telen van hennep wordt veroordeeld tot een werkstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van twee jaar.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan het telen van telkens een groot aantal hennepplanten. Het is een feit van algemene bekendheid dat met de handel in softdrugs aanzienlijke financiële belangen zijn gemoeid en grote winsten worden behaald. De handel in softdrugs gaat niet zelden gepaard met geweld, bedreigingen en ripdeals. Aan dergelijke handel medewerking verlenen, op welke wijze dan ook, is laakbaar en kan verdachte worden verweten.
Bij het bepalen van de strafsoort en de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met
de ernst van de feiten en de bewezen verklaarde periode. Daarnaast blijkt uit het strafblad van verdachte dat hij eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Anders dan de officier van justitie zal de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De rechtbank heeft meer rekening gehouden met het omvangrijke strafblad van verdachte dan de officier van justitie heeft gedaan bij het bepalen van zijn eis. Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met het tijdsverloop in deze zaak. Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van na te noemen duur.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mrs. M. Haisma en
N.A. Vlietstra, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 juni 2016.
Mr. Vlietstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.