ECLI:NL:RBNNE:2016:3137
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in hennepkwekerijzaak
Op 17 juni 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Groningen, uitspraak gedaan in een ontnemingszaak met parketnummer 18/820331-14. De rechtbank heeft de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de officier van justitie afgewezen. De officier van justitie had gevorderd dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op € 34.978,-, maar de rechtbank oordeelde dat na aftrek van gemaakte kosten er geen voordeel meer overbleef.
De zaak betrof een hennepkwekerij waarbij de veroordeelde en een medeveroordeelde samen een bedrag van € 5.000,- zouden hebben ontvangen voor vijf oogsten. De raadsman van de veroordeelde stelde dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 2.500,- moest worden vastgesteld, omdat de veroordeelde kosten had gemaakt voor elektriciteitsverbruik, die hoger waren dan het verkregen voordeel. De rechtbank heeft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op een proces-verbaal van verhoor van de politie, waarin werd verklaard dat de veroordeelde en zijn vader een hennepkwekerij hadden opgezet.
De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde geen wederrechtelijk verkregen voordeel had genoten, omdat de kosten die hij had gemaakt voor de hennepkwekerij hoger waren dan het bedrag dat hij had ontvangen. De rechtbank heeft daarom de vordering van de officier van justitie afgewezen en het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel werd geschat vastgesteld op nihil. Deze beslissing is genomen door de meervoudige kamer voor behandeling van strafzaken, waarbij mr. J. van Bruggen als voorzitter fungeerde, bijgestaan door mrs. M. Haisma en N.A. Vlietstra.