ECLI:NL:RBNNE:2016:3130

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2016
Publicatiedatum
4 juli 2016
Zaaknummer
18.830012-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van gevangenisstraf en terbeschikkingstelling met voorwaarden wegens diefstal en afpersing, vergezeld van bedreiging met geweld en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 15 februari 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal en afpersing, vergezeld van bedreiging met geweld, en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 4 januari 2015 tot en met 5 januari 2015, samen met anderen, een aantal goederen heeft weggenomen, waaronder een auto en geldbedragen, terwijl dit gepaard ging met bedreigingen van geweld tegen het slachtoffer. De bedreigingen waren zeer ernstig en omvatten uitspraken die de verdachte deed om de angst van het slachtoffer te vergroten. Daarnaast had de verdachte op 10 januari 2015 een aanzienlijke hoeveelheid hennep in zijn bezit.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft een gevangenisstraf van 418 dagen opgelegd, met aftrek van het voorarrest. Tevens is de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd, omdat de rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn psychische toestand en de ernst van de feiten, een gevaar voor de samenleving vormde. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de rapportages van deskundigen die de geestelijke gezondheid van de verdachte hebben beoordeeld. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar geacht, maar de rechtbank vond het noodzakelijk om hem onder toezicht te stellen om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.

De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, die het gevolg was van de gepleegde feiten. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding gegrond verklaard en de verdachte verplicht om de schade te vergoeden, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830012-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
15 februari 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende: [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
1 februari 2016. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.F. Hoekstra.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 4 januari 2015 tot en met 5 januari 2015,
in de gemeente(n) Loppersum en/of Bedum en/of Delfzijl en/of Groningen, in
ieder geval in het arrondissement Noord-Nederland, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen enig
geldbedrag en/of (onder meer) speakers, bankpas, tv, postzegelboeken, I-pad,
laptop, telefoons, zonnebrillen, fototoestel, cd's en/of een auto (merk Audi,
type: Coupe GT), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen tot de
afgifte van (onder meer) 90.000 euro en/of andere geldbedragen en/of (onder
meer) speakers, bankpas, tv, postzegelboeken, I-pad, laptop, telefoons,
zonnebrillen, fototoestel, cd's en/of een auto (merk Audi, type: Coupe GT), in
elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader die [slachtoffer]
- heeft/hebben opgezocht in diens woning, en/of
- dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd:
"ik heb je al een tijdje op de korrel" en/of "Ik ook wel weer vrij kom. Voor
een bedreiging staat vier jaar" en/of "weet je wat ze met pedo's doen? Die
steken ze het liefst in de brand" en/of "ik heb een pistool thuis" en/of "Jij
gaat alles verliezen, geloof me" en/of "Jij doet gewoon wat wij zeggen en de
andere weg is gewoon, dat jij dat niet wil, maar dan sla ik je hier de
pleuris in. En ik steek je kapot ik snij je strot af." en/of "ik ben ook heel
goed in mensen mishandelen..Geloof me, want ik breek iets van je..ik plak je
bek af met tape, niemand hoort wat" en/of "Doe de computer even aan, laat
even zien hoeveel geld je hebt op bank" en/of "ik haal jou onderuit en ik
steek je" en/of "ik heb een paar mensen om me heen, die o god o god, als ik
de rem er niet op had gezet, dan waren ze hier al veel eerder geweest" en/of
"als jij daarheen gaat staan er vanavond of volgende maand of wanneer je ook
weer thuiskomt..Staan hier mensen bij de deur en die snijden je de strot
door.." en/of "Wij gaan zo meteen naar de bank. Dan ga je geld voor mij
pinnen" en/of "we gaan hier weg met een hele vracht geld. En een hele hoop
spullen. En dan heb je geluk, nogmaals!" en/of "je mag blij zijn dat ik je
niet verkracht", althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking,
en/of
- medegedeeld dat één van hen TBS had gehad en dat men nergens voor
terugdeinsde, en/of
- een mes heeft/hebben getoond en/of daarmee een dreigende houding
heeft/hebben aangenomen en/of
- ( aldus) heeft/hebben geintimideerd;
2.
hij op of omstreeks 10 januari 2015, in de gemeente Bedum, opzettelijk
(in een woning aan de [straat] ) aanwezig heeft gehad ongeveer 47,393
gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de officier van justitie op grond van de bewijsmiddelen in het dossier gerekwireerd tot bewezenverklaring van zowel de diefstal in vereniging voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld, als de afpersing in vereniging. De officier van justitie heeft tevens gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat op grond van de stukken in het dossier het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank past met betrekking tot de ten laste gelegde feiten de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering.
Feit 1
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 11 januari 2015, opgenomen op pagina 19 e.v. van dossier nr. PL0100-2015009803 d.d. 3 maart 2015, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] ;
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 februari 2015, opgenomen op pagina 161 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de relatering van [persoon 1] .
Feit 2
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 januari 2015, opgenomen op pagina 196 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de relatering van [persoon 2] ;
Een proces-verbaal verdovende middelen d.d. 6 februari 2015, opgenomen op pagina 39 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de relatering van [persoon 3] en [persoon 4] .

Bewezenverklaring

Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij in de periode van 4 januari 2015 tot en met 5 januari 2015 in de gemeenten Loppersum en/of Bedum en/of Delfzijl en/of Groningen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen enig geldbedrag, speakers, tv, postzegelboeken, iPad, laptop, telefoons, zonnebrillen, fototoestel, cd's en een auto, merk Audi, type: Coupe GT, toebehorende aan [slachtoffer] welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
en
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van 90.000 euro, andere geldbedragen en bankpas toebehorende aan die [slachtoffer] welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader die [slachtoffer]
- hebben opgezocht in diens woning en
- dreigend de woorden hebben toegevoegd:
"Ik heb je al een tijdje op de korrel" en "Ik ook wel weer vrij kom. Voor een bedreiging staat vier jaar" en "Weet je wat ze met pedo's doen? Die steken ze het liefst in de brand" en "Ik heb een pistool thuis" en "Jij gaat alles verliezen, geloof me" en "Jij doet gewoon wat wij zeggen en de andere weg is gewoon, dat jij dat niet wil, maar dan sla ik je hier de pleuris in. En ik steek je kapot ik snij je strot af" en "Ik ben ook heel goed in mensen mishandelen. Geloof me, want ik breek iets van je. Ik plak je bek af met tape, niemand hoort wat" en "Doe de computer even aan, laat even zien hoeveel geld je hebt op bank" en "Ik haal jou onderuit en ik steek je" en "Ik heb een paar mensen om me heen, die o god o god, als ik de rem er niet op had gezet, dan waren ze hier al veel eerder geweest" en "Als jij daarheen gaat staan er vanavond of volgende maand of wanneer je ook weer thuiskomt staan hier mensen bij de deur en die snijden je de strot door" en "Wij gaan zo meteen naar de bank. Dan ga je geld voor mij pinnen" en "We gaan hier weg met een hele vracht geld. En een hele hoop spullen. En dan heb je geluk, nogmaals!" en "Je mag blij zijn dat ik je niet verkracht",
en
- hebben medegedeeld dat één van hen TBS had gehad en dat men nergens voor terugdeinsde en
- een mes hebben getoond en daarmee een dreigende houding hebben aangenomen en
- aldus hebben geïntimideerd;
2.
hij op 10 januari 2015 in de gemeente Bedum opzettelijk (in een woning aan de [straat] ) aanwezig heeft gehad ongeveer 47,393 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van de feiten:

Het bewezen verklaarde levert op:
1. De voortgezette handeling van diefstal voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de rapportage Pro Justitia van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (hierna: NIFP), locatie Pieter Baan Centrum, gedateerd 27 november 2015, opgemaakt door H.L. Keijer, psychiater en P.E. Geurkink, psycholoog.
Het rapport houdt, zakelijk weergegeven, onder meer in als conclusie dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, te weten een ontwikkelingsstoornis, zwakbegaafdheid en polydrugsafhankelijkheid. Ten tijde van het ten laste gelegde waren de ontwikkelingsstoornis en zijn zwakbegaafdheid als duurzame gegevens onverminderd aanwezig. Bovendien was verdachte al maanden ernstig en toenemend teruggevallen in zijn polydrugsgebruik. Verdachte was kwetsbaar voor zijn medeverdachte die hem in wilde zetten als “gevaarlijke tbs-er”, een positie waar verdachte een zekere status aan ontleende. Onder die omstandigheden waarbij verdachte door zijn beperkingen en ernstig middelengebruik de greep op zijn functioneren voor een groot deel kwijt was komt hij tot het ten laste gelegde. Geadviseerd wordt verdachte op basis van de ernstige polydrugsafhankelijkheid (welke met zijn persoonlijkheidsontwikkeling verweven is), zijn ontwikkelingsstoornis en zwakbegaafdheid verminderd toerekeningsvatbaar te achten ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het onder 1 bewezenverklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Oplegging van straf en maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf van 2 jaren en oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden, zoals opgenomen in het rapport van de reclassering d.d. 13 januari 2016, inclusief een klinische opname vanaf de einddatum van de gevangenisstraf. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een locatieverbod voor de gemeente Loppersum en een contactverbod met aangever wordt opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte zich realiseert dat het anders moet en bereid is zich te houden aan de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het kader van een eventueel op te leggen maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden. Hij kan op 18 februari 2016 worden opgenomen in de [kliniek] , mits er door de verdediging en het openbaar ministerie afstand wordt gedaan van het recht op hoger beroep. Een andere opnamemogelijkheid is 3 maart 2016. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte in de [kliniek] eerst drie maanden op een gesloten afdeling wordt geplaatst. Wanneer deze drie maanden worden opgeteld bij de periode die verdachte tot nu toe in voorarrest heeft doorgebracht, is dit ongeveer gelijk aan de duur van de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf. Gelet hierop heeft de raadsman de rechtbank verzocht om oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest met aftrek en oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden, waarbij de duur van de klinische opname beperkt wordt tot maximaal 6 of 12 maanden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf en/of maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en ernst van het bewezen- en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is met zijn medeverdachte naar aangever gegaan met de bedoeling om 'schadevergoeding' van aangever te eisen omdat zijn medeverdachte in het verleden seksueel zou zijn misbruikt door aangever. Zowel verdachte als zijn medeverdachte heeft aangever ernstig bedreigd, waarbij zij naast een flink aantal goederen ook de auto van aangever hebben weggenomen. Tevens heeft aangever de volgende dag onder bedreiging van geweld een bedrag van € 90.000,- moeten overmaken aan de medeverdachte. Verdachte heeft van zijn medeverdachte een deel van dit geldbedrag gekregen.
Deze vorm van eigenrichting heeft voor aangever een zeer angstige en bedreigende situatie geschapen. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring is de rechtbank gebleken dat aangever nog lange tijd de nadelige, vooral psychische, gevolgen heeft ondervonden van hetgeen heeft plaatsgevonden. Hij heeft in de greep van de angst voor verdachte en diens mededader verkeerd en allerlei maatregelen getroffen om zich weer enigszins veilig te kunnen voelen. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
Tevens heeft verdachte ongeveer 47 gram hennep aanwezig gehad. De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat drugs ernstige schade kunnen berokkenen aan de gebruikers daarvan en kunnen leiden tot ernstige verslavingsproblematiek. Bovendien gaat het gebruik van en de handel in drugs vaak gepaard met andere vormen van (gewelds- en vermogens-) criminaliteit.
De rechtbank heeft gelet op de omstandigheid dat aan verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 8 januari 2016 in 2003 wegens soortgelijke feiten de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden is opgelegd, welke maatregel in datzelfde jaar is omgezet in de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege en op 6 juni 2013 onvoorwaardelijk is beëindigd.
Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking de conclusie van de rapportage van het NIFP dat het onder 1 bewezen verklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Ten slotte heeft de rechtbank gelet op de rapportage van de reclassering d.d. 13 januari 2016.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de door verdachte gepleegde feiten in beginsel oplegging van een langdurige gevangenisstraf rechtvaardigen. Echter, gelet op de geruime tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht en rekening houdend met de hierna te noemen aan verdachte op te leggen maatregel met de daaraan - nader te noemen - verbonden voorwaarden, waaronder opname in een verslavingskliniek, is de rechtbank van oordeel dat voor wat betreft de straf volstaan kan worden met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, die duurt tot aan het moment waarop verdachte op 3 maart 2016 na overbrenging door de Dienst Vervoer en Ondersteuning (hierna: DV&O) kan worden opgenomen in de [kliniek] .
Motivering van de maatregel
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, bij wie tijdens het begaan van het onder 1 bewezen verklaarde een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens bestond, ter beschikking moet worden gesteld, omdat het onder 1 bewezen en strafbaar verklaarde een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen, alsmede de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van die maatregel eist.
De rechtbank heeft haar oordeel gegrond op het advies zoals geformuleerd in de rapportage van het NIFP van de psychiater H.L. Keijer en psycholoog P.E. Geurkink. Het advies houdt onder meer in dat, gelet op het hoge risico op nieuwe geweldsdelicten wanneer verdachte alleen in de maatschappij moet functioneren, met name wanneer er sprake is van een terugval in het gebruik van middelen, alleen een terbeschikkingstelling met voorwaarden een voldoende stevig kader biedt. Binnen dat kader kan verdachte klinisch worden opgenomen in een verslavingskliniek waarna vervolgens de structuur rondom verdachte langzaam kan worden afgebouwd. Verdachte moet daarbij niet teveel op zichzelf worden teruggeworpen.
De rechtbank zal niet bevelen dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd. Wel zal de rechtbank ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, de na te noemen voorwaarden stellen betreffende het gedrag van verdachte. Verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard de voorwaarden na te leven.
De rechtbank heeft bij het formuleren van de voorwaarden gelet op het advies van de gedragsdeskundigen Keijer en Geurkink en de reclassering, zoals genoemd in het maatregelrapport d.d. 13 januari 2016. De rechtbank zal aan verdachte tevens een contactverbod opleggen, zoals nader is omschreven.

Vordering van de benadeelde partij

(feit 1) [slachtoffer]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 23.689,39 aan materiële schade en € 1.900,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van [slachtoffer] zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering tot vergoeding van de materiële schade is onderbouwd en voor toewijzing vatbaar is. De raadsman heeft zich ten aanzien van de hoogte van de toe te wijzen immateriële schadevergoeding gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2015.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
Verdachte is niet tot vergoeding van bovengenoemde bedragen gehouden voorzover deze bedragen al door verdachtes mededader zijn voldaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 37a, 38, 38a, 56, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 418 dagen.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat de veroordeelde ter beschikking zal worden gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden:
1. de veroordeelde verleent, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
2. de veroordeelde pleegt geen strafbare feiten;
3. de veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen en voorschriften van of namens de verslavingsreclassering;
4. de veroordeelde onderhoudt een frequent contact met de verslavingsreclassering en stelt zich hierbij begeleidbaar op;
5 de veroordeelde verleent zijn medewerking aan en toestemming tot informatieoverdracht tussen de trajectrelevante instanties en personen;
6. de veroordeelde laat zich op
3 maart 2016 om 11.00 uur(na overbrenging door DV&O) opnemen voor een klinische verslavingsbehandeling voor de duur van maximaal 12 maanden bij de [kliniek] (of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering) en zal hier het volledig benodigde traject doorlopen en zich houden aan de behandeling, zolang de reclassering dit in overleg met de instelling noodzakelijk acht;
7. de veroordeelde houdt zich aan de adviezen van de [kliniek] of een soortgelijke instelling, die hem gegeven worden in het kader van resocialisatie en/of nazorg, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
8. de veroordeelde verandert niet van woonadres zonder overleg met en toestemming van de reclassering;
9. de veroordeelde heeft een passende dagbesteding. Hij verandert niet van dagbestedingsplek zonder overleg met en toestemming van de reclassering;
10. de veroordeelde gebruikt geen drugs of alcohol. Hij verleent zijn medewerking aan
(periodieke) (urine)controles hierop;
11. de veroordeelde verleent zijn medewerking aan een intake bij de Forensische Polikliniek Verslavingszorg Noord Nederland of een soortgelijke instelling en onderhoudt contact met de medewerkers van de Forensische Polikliniek VNN zolang de Forensische Polikliniek VNN of de reclassering dit nodig acht. Veroordeelde volgt, indien geïndiceerd, de behandeladviezen op;
12. de veroordeelde geeft inzicht in zijn vrienden-, kennissenkring, partnerrelaties en contacten met zijn familie en geeft de verslavingsreclassering toestemming om met hen en andere personen of instanties die bij zijn resocialisatie zijn betrokken te spreken ook zonder zijn aanwezigheid;
13. de veroordeelde houdt zijn financiën onder beheer bij Medema administratie & advies te Bedum of een soortgelijke financiële dienstverlener;
14. de veroordeelde zal op geen enkele wijze - direct of indirect- contact opnemen, zoeken of hebben met de heer [slachtoffer] wonende te [plaats] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Draagt de reclassering op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 3 maart 2016 (na overbrenging van verdachte naar de [kliniek] door DV&O).

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij

(feit 1)Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe en veroordeelt de veroordeelde mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 25.589,39 (zegge: vijfentwintig duizend vijfhonderd negenentachtig euro en negenendertig
eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2015, in dier voege dat,
indien dit bedrag door de mededader van de veroordeelde geheel of gedeeltelijk is of wordt
betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de veroordeelde in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt
en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden
begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer] , te betalen een bedrag van € 25.589,39 (zegge: vijfentwintig duizend vijfhonderd negenentachtig euro en negenendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
5 januari 2015 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van
162 dagen,met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege dat, indien dit bedrag door de mededader van de veroordeelde geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 23.689,39 aan materiële schade en € 1.900,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , daarmee de verplichting van de veroordeelde om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien de veroordeelde aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. L.H.A.M. Voncken, voorzitter, M. Haisma en
A. Jongsma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Fennema als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 februari 2016.