ECLI:NL:RBNNE:2016:3070

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 juni 2016
Publicatiedatum
29 juni 2016
Zaaknummer
18-730110-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van ontuchtige handelingen door een vrijwilliger in de gezondheidszorg

Op 17 juni 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als vrijwilliger werkzaam was in een zorginstelling. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een hoogbejaarde vrouw, die zich als cliënt aan zijn zorg had toevertrouwd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 8 december 2014 in de zorginstelling het slachtoffer had gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, namelijk het opzettelijk zoenen van het slachtoffer op de wang. De verdachte had het slachtoffer vastgepakt met beide handen om haar schouders, waardoor zij zich niet kon onttrekken aan de handeling. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde bewezen, maar sprak de verdachte vrij van de overige tenlastegelegde feiten, omdat hiervoor onvoldoende bewijs was.

De rechtbank overwoog dat de handelingen van de verdachte, hoewel niet seksueel bedoeld, onder de gegeven omstandigheden als ontuchtig moesten worden gekwalificeerd. De verdachte had het vertrouwen van het slachtoffer en haar familie in de zorginstelling geschonden, wat leidde tot gevoelens van onveiligheid bij het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van het slachtoffer bij het bepalen van de straf. De officier van justitie had een voorwaardelijke taakstraf van 40 uur geëist, met een proeftijd van drie jaar en reclasseringstoezicht. De rechtbank volgde dit advies en legde de verdachte een voorwaardelijke taakstraf op, met de bijzondere voorwaarde dat hij zich moest melden bij de reclassering. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van zorgverleners en de noodzaak om kwetsbare personen te beschermen tegen misbruik.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/730110-15

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

17 juni 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
3 juni 2016.
De verdachte is niet verschenen. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.J. Wildeman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 december 2014 te [pleegplaats] , in elk geval in de [naam gemeente] , [in zorginstelling] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het opzettelijk ontuchtig
- zoenen van/op de mond en/of de nek/hals, in elk geval het lichaam, van die
[slachtoffer] en/of
- duwen met verdachtes (met kleding bedekte) penis tegen het lichaam van die
[slachtoffer] en/of
heeft verdachte daarbij die [slachtoffer] de woorden toegevoegd: "Voel je hem
wel?" en/of "Oh wat lekker!", althans woorden van gelijk aard of strekking,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin, dat verdachte
- een arm om de schouder van die [slachtoffer] heeft gelegd en die [slachtoffer]
zodoende heeft geleid naar haar/een (slaap)kamer in die [zorginstelling]
en/of
- die [slachtoffer] aan het lichaam heeft vastgepakt en/of heeft omarmd, in elk
geval die [slachtoffer] heeft vastgepakt met beide handen om haar schouders
en/of
- verdachtes lichaam tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geduwd/gedrukt;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 8 december 2014 te [pleegplaats] , in elk geval in de [naam gemeente]
, in [zorginstelling] ,
- terwijl hij (als vrijwilliger) werkzaam was in de gezondheidszorg en/of
maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die zich als
patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg heeft toevertrouwd en/of
- terwijl hij als bediende (vrijwilliger) in een instelling van weldadigheid,
ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die daarin was opgenomen,
immers heeft verdachte in (een gebouw/kamer van) die [zorginstelling]
,
- die [slachtoffer] aan het lichaam vastgepakt en/of omarmd, in elk geval die
[slachtoffer] vastgepakt met beide handen om haar schouders en/of
- verdachtes lichaam tegen het lichaam van die [slachtoffer] geduwd/gedrukt,
en bestaande die ontucht uit het opzettelijk ontuchtig
- zoenen van de mond en/of de nek/hals, in elk geval het lichaam, van die
[slachtoffer] en/of
- duwen met verdachtes (met kleding bedekte) penis tegen het lichaam van die
[slachtoffer] en/of
heeft verdachte die [slachtoffer] daarbij de woorden toegevoegd: "Voel je hem
wel?" en/of "Oh wat lekker!", althans woorden van gelijke aard of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde kan worden bewezen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie
Noord-Nederland d.d. 24 december 2014, opgenomen op pagina 16 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2014178739 d.d. 11 februari 2015, inhoudende als verklaring van
[aangever] :
Ik doe aangifte namens mijn moeder [slachtoffer] . Mijn moeder vertelde dat een vrijwilliger haar terugbracht naar haar kamer. In die kamer heeft hij haar kusjes gegeven. Het is gebeurd op een afdeling van [zorginstelling] in [pleegplaats] op 8 december 2014.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie
Noord-Nederland d.d. 20 januari 2015, opgenomen op pagina 32 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik heb die mevrouw om haar schouders beetgepakt. Ik heb haar ook een kus op de wang gegeven. U vraagt mij wanneer ik voor het eerst het gevoel had dat het niet goed was wat er in die kamer was gebeurd met die mevrouw. Ik ging niet zo blij bij die mevrouw weg.
De rechtbank overweegt dat op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte het slachtoffer op de wang heeft gezoend. De vraag die voorligt is of dit handelen van verdachte onder de gegeven omstandigheden te kwalificeren is als ontuchtig handelen in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht. Bij ontuchtig handelen in de zin van dit wetsartikel gaat het in beginsel om handelingen van seksuele aard, die onder de gegeven omstandigheden in strijd zijn met de sociaal-ethische norm.
Ook handelingen die door degene die ze verricht niet seksueel zijn bedoeld kunnen als ontuchtig worden gekwalificeerd, indien de handeling in kwestie een gedwongen karakter had.
In dit geval is van belang dat verdachte en het slachtoffer elkaar niet kenden, het slachtoffer op geen enkele wijze aanleiding had gegeven om te veronderstellen dat zij het krijgen van een zoen op prijs zou stellen, de zoen onverwachts werd gegeven en dat één en ander gebeurde terwijl verdachte het slachtoffer bij de schouders vasthad, zodat zij zich daaraan niet kon onttrekken. Deze door verdachte aan het slachtoffer opgedrongen intimiteit kan naar het oordeel van de rechtbank onder de gegeven omstandigheden dan ook als in strijd met de heersende sociaal-ethische normen worden aangemerkt en daarmee als ontuchtig. De rechtbank wijst er overigens nog op dat verdachte later zelf bij de politie heeft verklaard dat hem het gevoel was bekropen dat hij niet goed had gehandeld door het slachtoffer deze zoen te geven.
De rechtbank acht daarmee het primair tenlastegelegde bewezen. Voor de overige tenlastegelegde feitelijkheden ontbreekt voldoende wettig en overtuigend bewijs, nu hierover enkel is verklaard door het slachtoffer.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 8 december 2014 te [pleegplaats] [in zorginstelling] , door een feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten het opzettelijk ontuchtig zoenen op de wang van die [slachtoffer] , en bestaande die feitelijkheid hierin dat verdachte die [slachtoffer] heeft vastgepakt met beide handen om haar schouders.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

Primair: Feitelijke aanranding van de eerbaarheid

Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 40 uur met een proeftijd van drie jaar. Aan deze voorwaardelijke straf moet de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringstoezicht worden verbonden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een ontuchtige handeling met een zeer kwetsbaar persoon, te weten een hoogbejaarde vrouw. Verdachte heeft dit gedaan terwijl hij als vrijwilliger in een zorginstelling werkzaam was. Daarmee heeft hij een inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Daarnaast heeft verdachte het vertrouwen dat het slachtoffer en haar familieleden stelden in de verzorgenden van de zorginstelling aangetast. Blijkens de schriftelijke verklaring van haar kinderen heeft het slachtoffer nog steeds last van gevoelens van onveiligheid en angst door wat haar is overkomen.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. De rechtbank acht het van belang, ook gelet op het feit dat verdachte nog steeds vrijwilligerswerk doet in een andere zorginstelling, dat verdachte verplicht wordt zich te melden bij de reclassering.
De rechtbank zal aan verdachte een voorwaardelijke taakstraf van na te noemen duur opleggen, waaraan de rechtbank de bijzondere voorwaarde van een meldplicht bij de reclassering zal verbinden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 40 uren onbetaalde arbeid.
Bepaalt dat deze taakstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaar, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich binnen 7 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij Reclassering Nederland, Zoutbranderij 1, 8933 AJ Leeuwarden. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, mrs. J. van Bruggen en
M. Haisma, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 juni 2016.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.