ECLI:NL:RBNNE:2016:2911

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 juni 2016
Publicatiedatum
20 juni 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 4196
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag persoonsgebonden budget op basis van gebruikelijke zorg en mantelzorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 juni 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. E. van Wolde, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen, vertegenwoordigd door G.K.L. Vos. De eiser had een aanvraag ingediend voor een persoonsgebonden budget (Pgb) op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) voor individuele begeleiding, welke aanvraag op 21 juli 2015 door verweerder was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op de stelling dat de zorg die door de partner van eiser werd verleend, als gebruikelijke zorg kon worden aangemerkt. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 29 september 2015.

Tijdens de zitting op 10 maart 2016 was eiser niet aanwezig, maar werd hij vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, terwijl ook zijn partner aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser lijdt aan een ernstige depressieve stoornis met psychotische kenmerken en dat hij beperkingen ondervindt in zijn zelfredzaamheid en participatie. Eiser voerde aan dat zijn individuele omstandigheden een maatwerkvoorziening vereisen, maar de rechtbank oordeelde dat de door zijn partner en kinderen geboden hulp niet als structurele ondersteuning kan worden gezien. De rechtbank concludeerde dat de hulp die eiser ontvangt, ook zonder Pgb wordt geboden en dat er geen aanleiding is om aan eiser een maatwerkvoorziening te verstrekken.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en benadrukt dat een Pgb niet bedoeld is als inkomensvoorziening voor de partner van eiser. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de afwijzing van de aanvraag voor een Pgb niet in strijd is met de Wmo, aangezien de door de partner geboden zorg als mantelzorg kan worden aangemerkt. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 21 juni 2016.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 15/4196

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juni 2016 in de zaak tussen

[naam eiser] , te Groningen, eiser
(gemachtigde: mr. E. van Wolde),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen, Sociale Zaken en Werk, verweerder
(gemachtigde: G.K.L. Vos)

Procesverloop

Bij besluit van 21 juli 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag
van eiser voor een Persoonsgebonden Budget (Pgb) op grond van de Wet maatschappelijke
ondersteuning (Wmo) voor individuele begeleiding afgewezen, omdat de zorg die aan eiser
door zijn partner wordt verleend gebruikelijke zorg is.
Bij besluit van 29 september 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard, onder aanpassing van de motivering dat door eisers partner verleende zorg is aan te merken als mantelzorg.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2016. Eiser is niet verschenen,. Hij heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Daarnaast is verschenen de partner van eiser, [naam partner van eiser] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten en omstandigheden als vaststaand aan.
Eiser ondervindt beperkingen in zijn zelfredzaamheid en participatie als gevolg van een
ernstige depressieve stoornis met psychotische kenmerken met latente PTSS-klachten.
Eiser heeft zich op 16 april 2015 bij verweerder gemeld voor een Pgb op grond van de
Wmo voor individuele begeleiding.
Er heeft op 19 mei 2015 een huisbezoek bij eiser plaatsgevonden door een consulent van
verweerder. Vervolgens is er een onderzoeksverslag opgemaakt.
Eiser heeft op 21 juli 2015 bij verweerder een aanvraag gedaan voor een Pgb op grond van
de Wmo voor individuele begeleiding.
Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen, omdat de door zijn partner verleende zorg is aan te merken als gebruikelijke zorg. Eiser heeft tegen deze afwijzing bezwaar gemaakt.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard, onder aanpassing van de motivering dat de door zijn partner verleende zorg is aan te merken als mantelzorg.
3.1
Eiser voert aan dat zijn individuele omstandigheden maken dat er een maatwerkvoorziening moet worden verleend. Eiser wijst op een brief van 21 augustus 2015 van zijn behandelaars, waarin de noodzaak wordt onderschreven van de inzet van begeleiding en ondersteuning bij eisers sociaal functioneren en bij het aanbrengen van structuur in de persoonlijke en omgevingshygiëne in de huidige fase van behandeling. De afwijzingsgrond van de aanvraag impliceert dat situaties als die van eiser nimmer worden geïndiceerd als maatwerkvoorziening. Eiser is van mening dat hij in aanmerking komt voor een Pgb omdat hij andere begeleiders dan zijn partner en dochters niet vertrouwt, waardoor zorg in natura geen optie is. Er is voor eiser geen alternatief in de vorm van professionele hulp voorhanden. Eiser heeft zijn beroepschrift onderbouwd met diverse medische stukken van zijn behandelaars.
3.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser voldoende wordt gecompenseerd door mantelzorg van zijn partner en zijn kinderen alsmede door behandeling vanuit Lentis. Er is geen aanleiding om aan eiser een maatwerkvoorziening te verstrekken. De hulp wordt nu ook zonder Pgb verstrekt. Eiser is nog niet uitbehandeld bij Lentis en niet is vast komen te staan dat hij eventuele professionele begeleiding niet vanuit Lentis zou kunnen ontvangen c.q. dat deze begeleiding alleen maar door zijn partner kan en moet worden verstrekt. Door het verstrekken van een Pgb wordt de gestelde overbelasting van eisers partner niet opgelost, maar lijkt dit meer een inkomensvoorziening voor eisers partner. Daarvoor is een Pgb niet bedoeld. Daarnaast is er volgens verweerder, gelet op de behandeling die is gericht op een zo zelfstandig mogelijk functioneren, geen sprake van structurele ondersteuning. Door het opzeggen van haar baan is het arbeidsperspectief van eisers partner verslechterd, maar het feit dat de gebruikelijke hulp door eisers partner met een half uur per dag wordt overschreden, is op te vangen door eisers kinderen. Derhalve kan door middel van hulp en begeleiding door de partner en kinderen worden voorzien in de behoefte aan begeleiding en ondersteuning van eiser, waarmee er geen sprake is van een situatie waarin de mantelzorg structureel, zwaar en van een behoorlijke omvang is.
4. Ingevolge artikel 1.1.1 van de Wmo 2015 wordt verstaan onder
mantelzorg:hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.
Op grond van artikel 1.2.1, aanhef en onder a van de Wmo 2015 komt een ingezetene van Nederland overeenkomstig de bepalingen van deze wet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening, bestaande uit door het college van de gemeente waarvan hij ingezetene is, te verstrekken ondersteuning van zijn zelfredzaamheid en participatie, voor zover hij in verband met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk voldoende zelfredzaam is of in staat is tot participatie.
Van toepassing is de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Groningen 2015 (Verordening).
Ingevolge artikel 5, eerste lid, onder b, van de Verordening wordt geen maatwerkvoorziening verstrekt voor zover de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de beperkingen kan wegnemen.
In het eerste lid van artikel 2.3.6, van de Wmo 2015, is bepaald dat, indien de cliënt dit wenst, het college hem een persoonsgebonden budget verstrekt dat de cliënt in staat stelt de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken.
In artikel 26, negende lid, van de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Groningen 2015 (Nadere regels) is bepaald dat het Pgb voor informele hulp is beperkt tot die gevallen waarin de ondersteuning de gebruikelijke hulp overstijgt, niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt verleend en structureel, zwaar, van een behoorlijke omvang is en een hoge mate van verplichting kent. Het perspectief op de arbeidsmarkt van de informele ondersteuner mag door de geleverde ondersteuning niet aanmerkelijk verslechteren.
5.1
De rechtbank stelt vast dat op basis van artikel 1.2.1, aanhef en onder a van de Wmo 2015 respectievelijk artikel 5, eerste lid, onder b, van de Verordening geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt
voor zoversprake is van, voor zover hier van belang, mantelzorg. De rechtbank is in dit verband allereerst van oordeel dat verweerder de door de partner en dochters van eiser geboden hulp in het bestreden besluit terecht heeft aangemerkt als mantelzorg. Naar het oordeel van de rechtbank kan eerst toegekomen worden aan artikel 26, negende lid, van de Nadere regels, indien vast staat dat aanspraak bestaat op een maatwerkvoorziening.
5.2
Niet in geschil is dat eiser vanwege psychische problemen beperkingen ondervindt in zijn zelfredzaamheid en participatie en dat hij daarom begeleiding en ondersteuning nodig heeft bij zijn sociaal functioneren en bij het aanbrengen van structuur in zijn thuissituatie. Voorts is niet in geschil dat de in dit verband door de partner en kinderen geboden hulp de gebruikelijke hulp overstijgt. De rechtbank dient in dit geding te beoordelen of verweerder op goede gronden heeft kunnen besluiten om aan eiser hiervoor geen Pgb te verstrekken.
5.3
De rechtbank is van oordeel, dat uit artikel 1.2.1, aanhef en onder a van de Wmo 2015 respectievelijk artikel 5, eerste lid, onder b, van de Verordening niet volgt dat de enkele omstandigheid dat sprake is van mantelzorg betekent dat iemand nimmer (aanvullend) in aanmerking kan komen voor een maatwerkvoorziening. Immers, het daarin verwoorde uitgangspunt geldt
voor zoversprake is van mantelzorg. Daarbij dient dan echter, naar het oordeel van de rechtbank - en wat ook kan worden afgeleid uit artikel 2.3.6. van de WMO respectievelijk de Nadere regels - gedacht te worden aan hulp van derden, waarbij informele hulp (op zich) niet is uitgesloten. Niet in geschil tussen partijen is dat eiser thans geen dan wel moeilijk hulp van derden accepteert. De rechtbank is dan ook, met verweerder, van oordeel dat, zou eiser in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening, een Pgb ten behoeve van de door zijn partner geboden hulp, op basis van artikel 26, negende lid, van de Nadere regels, niet aan de orde is. Deze hulp wordt ook thans, zonder Pgb, geboden en de rechtbank ziet niet in, voor zover eiser stelt dat zijn partner overbelast dreigt te raken, hoe een Pgb - nu eiser alleen hulp accepteert van zijn partner en zijn kinderen - het probleem van de gestelde overbelasting van de partner, waaruit de behoefte aan een maatwerkvoorziening voortkomt, kan oplossen. In dit verband heeft verweerder bovendien terecht opgemerkt dat een Pgb niet bedoeld is als inkomensvoorziening.
5.4
Voorts heeft verweerder zich op standpunt kunnen stellen dat thans niet geconcludeerd kan worden dat de geboden informele hulp de enige optie is en blijft, waardoor eiser kan komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid en participatie. Uit de gedingstukken blijkt, hetgeen ook ter zitting is bevestigd door eisers gemachtigde en eisers partner, dat eiser contact heeft met een psycholoog van Lentis. In dit verband stelt de rechtbank vast dat, ook al gaat het proces, zoals ter zitting is verklaard, heel langzaam en met kleine stapjes en vertrouwt eiser alleen zijn partner en kinderen, er wel sprake is van een psychologische behandeling die is gericht op meer zelfstandigheid en vermindering van de angsten van eiser. Dit betekent dat de mantelzorg door de partner en de kinderen van eiser niet kan worden gezien als structurele ondersteuning.
5.5
Door het feit dat eisers partner haar baan van 24 uur bij een callcenter heeft opgezegd, is haar perspectief op de arbeidsmarkt verslechterd. Niet in geschil is dat zij uit eigen keus haar baan heeft opgezegd om er altijd voor eiser te zijn. Dat zij om die reden op dit moment geen arbeid buitenshuis heeft, hoefde voor verweerder, mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geen aanleiding te zijn te zijn om een Pgb voor de mantelzorg te verstrekken.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.R. Bracht, rechter, in aanwezigheid van M. Lammerts-Rannenburg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.