Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juni 2016 in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
mantelzorg:hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.
voor zoversprake is van, voor zover hier van belang, mantelzorg. De rechtbank is in dit verband allereerst van oordeel dat verweerder de door de partner en dochters van eiser geboden hulp in het bestreden besluit terecht heeft aangemerkt als mantelzorg. Naar het oordeel van de rechtbank kan eerst toegekomen worden aan artikel 26, negende lid, van de Nadere regels, indien vast staat dat aanspraak bestaat op een maatwerkvoorziening.
voor zoversprake is van mantelzorg. Daarbij dient dan echter, naar het oordeel van de rechtbank - en wat ook kan worden afgeleid uit artikel 2.3.6. van de WMO respectievelijk de Nadere regels - gedacht te worden aan hulp van derden, waarbij informele hulp (op zich) niet is uitgesloten. Niet in geschil tussen partijen is dat eiser thans geen dan wel moeilijk hulp van derden accepteert. De rechtbank is dan ook, met verweerder, van oordeel dat, zou eiser in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening, een Pgb ten behoeve van de door zijn partner geboden hulp, op basis van artikel 26, negende lid, van de Nadere regels, niet aan de orde is. Deze hulp wordt ook thans, zonder Pgb, geboden en de rechtbank ziet niet in, voor zover eiser stelt dat zijn partner overbelast dreigt te raken, hoe een Pgb - nu eiser alleen hulp accepteert van zijn partner en zijn kinderen - het probleem van de gestelde overbelasting van de partner, waaruit de behoefte aan een maatwerkvoorziening voortkomt, kan oplossen. In dit verband heeft verweerder bovendien terecht opgemerkt dat een Pgb niet bedoeld is als inkomensvoorziening.