ECLI:NL:RBNNE:2016:2881

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 mei 2016
Publicatiedatum
17 juni 2016
Zaaknummer
18.930149-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en bedreiging binnen een huwelijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 31 mei 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling en bedreiging van zijn echtgenote. De verdachte, geboren in 1943, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.A. Vogelsang, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. R. Wildeman. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en bedreiging met een mes. Tijdens de zitting op 17 mei 2016 heeft de verdachte erkend zijn echtgenote te hebben mishandeld en bedreigd, maar ontkende opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en het bewijs, waaronder een proces-verbaal van aangifte, beoordeeld. De officier van justitie concludeerde dat het subsidiair ten laste gelegde, namelijk eenvoudige mishandeling, bewezen kon worden, terwijl het primair ten laste gelegde niet bewezen werd geacht. De verdediging pleitte voor vrijspraak van het primair ten laste gelegde, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk zijn echtgenote had mishandeld en bedreigd.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 dagen en een voorwaardelijke werkstraf van 60 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de problematische relatie tussen de verdachte en zijn echtgenote. De rechtbank heeft geen bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, maar heeft wel bepaald dat de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, waarbij mr. Brouwer niet in staat was om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.930149-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 31 mei 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1943 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 mei 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.A. Vogelsang, advocaat te Meppel.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Wildeman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 mei 2015 te [pleegplaats] , in de gemeente Tynaarlo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te weten [slachtoffer] ), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, - (met kracht) de haren van die [slachtoffer] heeft (vast) gepakt en/of - (meermalen) (met kracht) de keel van die [slachtoffer] heeft dicht gedrukt (gehouden) en/of - vele malen (met kracht) op/tegen/haar hoofd en/of haar schouder(s), althans haar (boven)lichaam en/of een of meer ander(e) lichaamsd(e)el(en) heeft gestompt en/of geslagen en/of - dreigend met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op korte afstand in de richting van die [slachtoffer] heeft gehouden, althans aan die [slachtoffer] heeft getoond en/of - (meermalen) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Ik ga je vermoorden (kreng)", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 31 mei 2015 te [pleegplaats] , in de gemeente Tynaarlo, [slachtoffer] heeft mishandeld door - (met kracht) de haren van die [slachtoffer] heeft (vast) te pakken en/of - (meermalen) (met kracht) de keel van die [slachtoffer] dicht te drukken en/of (dicht)gedrukt te houden en/of - vele malen (met kracht) op/tegen/haar hoofd en/of haar schouder(s), althans haar (boven)lichaam en/of een of meer ander(e) lichaamsd(e)el(en) te stompen en/of te slaan;
en/of
hij op of omstreeks 31 mei 2015 te [pleegplaats] , in de gemeente Tynaarlo, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk - dreigend met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op korte afstand in de richting van die [slachtoffer] heeft gehouden, althans aan die [slachtoffer] heeft getoond en/of - (meermalen) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Ik ga je vermoorden (kreng)", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het subsidiair ten laste gelegde kan worden bewezen. Verdachte heeft erkend dat hij zijn echtgenote heeft mishandeld en dat hij haar heeft bedreigd. De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde niet bewezen nu uit het dossier onvoldoende naar voren komt dat de opzet van verdachte gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ook niet in voorwaardelijke zin.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde nu onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is dat verdachte door te handelen zoals hij heeft gehandeld opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan zijn echtgenote ook niet voorwaardelijke zin.
De subsidiair ten laste gelegde eenvoudige mishandeling zou naar het standpunt van de verdediging in beginsel kunnen worden bewezen zij het dat de wederrechtelijkheid niet in de tenlastelegging is opgenomen zodat voor dit feit geen veroordeling zou kunnen volgen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat onvoldoende bewijs voor handen is dat verdachte opzet had, ook niet in voorwaardelijke zin, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan zijn echtgenote.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zijn echtgenote heeft mishandeld en dat hij haar heeft bedreigd nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. Volgens vaste jurisprudentie is niet langer vereist dat de wederrechtelijkheid van de mishandeling in de tenlastelegging tot uitdrukking wordt gebracht.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 mei 2016;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 1 juni 2015, opgenomen op pagina 25 ev van het dossier met nummer 2015154620 d.d. 11 juni 2015, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 31 mei 2015 te [pleegplaats] , in de gemeente Tynaarlo, [slachtoffer] heeft mishandeld door
- de keel van die [slachtoffer] dicht te drukken en
- op haar hoofd en haar schouder te slaan;
en
hij op 31 mei 2015 te [pleegplaats] , in de gemeente Tynaarlo, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
immers heeft verdachte opzettelijk
- dreigend met een mes op korte afstand in de richting van die [slachtoffer] gehouden en
- tegen die [slachtoffer] gezegd: "Ik ga je vermoorden kreng";
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 38 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde van een locatieverbod met betrekking tot het woonadres van aangeefster.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest alsmede een geldboete.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het over hem opgemaakte reclasseringsrapport, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
In onderhavige zaak is sprake van huiselijk geweld en bedreiging met geweld. Verdachte heeft zijn echtgenote mishandeld op de wijze zoals de rechtbank dat bewezen heeft geacht. Ook heeft verdachte in die situatie zijn echtgenote bedreigd met een mes en daarbij gezegd dat hij haar zou vermoorden.
Het betreffen ernstige feiten die in de relationele sfeer zijn begaan en die oplegging van een gevangenisstraf rechtvaardigen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte en zijn echtgenote een problematische relatie hebben gedurende vele jaren. Verdachte heeft daarbij aangegeven dat hij zich niet gewaardeerd voelde in de relatie met zijn echtgenote. Op 31 mei 2015 was het moment dat de emmer figuurlijk vol was en overliep. In dat licht moet het verweten feit worden gezien. Hij erkent dat hij anders had moeten handelen.
Gelet op het vorenoverwogene zal de rechtbank verdachte een gevangenisstraf opleggen die gelijk is aan het aantal dagen dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast acht de rechtbank een voorwaardelijke werkstraf van 60 uren passend en geboden.
In de omstandigheden van het geval ziet de rechtbank geen aanleiding bijzondere voorwaarden te verbinden aan de voorwaardelijke straf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
 Een gevangenisstraf voor de duur van
8 dagen.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
 Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van
60 urenonbetaalde arbeid.
Bepaalt dat deze taakstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van
30 dagenzal worden toegepast, indien de veroordeelde dat deel van de taakstraf niet naar behoren verricht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. M.A.A. van Capelle en mr. C. Brouwer, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 mei 2016.
Mr. Brouwer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.