In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 31 mei 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling en bedreiging van zijn echtgenote. De verdachte, geboren in 1943, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.A. Vogelsang, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. R. Wildeman. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en bedreiging met een mes. Tijdens de zitting op 17 mei 2016 heeft de verdachte erkend zijn echtgenote te hebben mishandeld en bedreigd, maar ontkende opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en het bewijs, waaronder een proces-verbaal van aangifte, beoordeeld. De officier van justitie concludeerde dat het subsidiair ten laste gelegde, namelijk eenvoudige mishandeling, bewezen kon worden, terwijl het primair ten laste gelegde niet bewezen werd geacht. De verdediging pleitte voor vrijspraak van het primair ten laste gelegde, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk zijn echtgenote had mishandeld en bedreigd.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 dagen en een voorwaardelijke werkstraf van 60 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de problematische relatie tussen de verdachte en zijn echtgenote. De rechtbank heeft geen bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, maar heeft wel bepaald dat de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, waarbij mr. Brouwer niet in staat was om het vonnis mede te ondertekenen.