ECLI:NL:RBNNE:2016:288

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 januari 2016
Publicatiedatum
28 januari 2016
Zaaknummer
18.730039-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf en TBS voor aanrandingen in Friesland en Drenthe

Op 25 januari 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meerdere aanrandingen in de provincies Friesland en Drenthe. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden en terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een serie aanrandingen waarbij hij fietsende meisjes en jonge vrouwen op een scooter benaderde en hen onverhoeds betastte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks eerdere veroordelingen en behandelingen, zijn gedrag niet heeft weten te veranderen. De slachtoffers waren in de leeftijd van 10 tot 20 jaar, en de rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar meegewogen in de uitspraak. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de geestelijke gezondheid van de verdachte, die lijdt aan schizofrenie en frotteurisme, en heeft besloten dat een klinische behandeling noodzakelijk is. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte verplicht werd om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bescherming van de samenleving tegen de verdachte, gezien het risico op recidive.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummers: 18/730039-14 en 18/930162-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 januari 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans preventief gedetineerd te [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van de onderzoeken op de terechtzitting van 20 maart 2015 (alleen ten aanzien van parketnummer 18/730039-14), 25 september 2015, 15 oktober 2015 en 12 januari 2016.
De verdachte is steeds verschenen, laatstelijk bijgestaan door mr. B. Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.
Tenlastelegging
Aan verdachte is na wijziging ten laste gelegd dat:
ten aanzien van parketnummer 18/730039-14
1.
hij op of omstreeks 17 juli 2013 te of bij [pleegplaats 1] , (althans) in de gemeente
Menameradiel, meermalen, althans eenmaal, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum slachtoffer 1] ) (telkens) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het meermalen, althans eenmaal, strelen/betasten, althans aanraken van een/de be(e)n(en), althans het lichaam, van die [slachtoffer 1]
en bestaande dat geweld en/of bedreiging met geweld en/of die feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte opzettelijk voormelde handeling(en) heeft gepleegd terwijl die [slachtoffer 1] , aldaar, fietste en hij, verdachte die [slachtoffer 1] van achteren naderde op zijn bromscooter waarna hij, verdachte (vervolgens) naast die [slachtoffer 1] is gaan rijden en/of (vervolgens) aan het stuur van de fiets van die [slachtoffer 1] heeft
getrokken en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd:
"Mooie benen heb je", althans woorden van gelijke aard en/of strekking
en/of aldus voormelde ontuchtige handeling(en) zodanig plotseling en/of
onverhoeds heeft gepleegd/uitgevoerd dat die [slachtoffer 1] niet in staat
was die handeling(en) (voldoende en/of tijdig) af te weren of daartegen
weerstand te bieden;
2.
hij op of omstreeks 22 juli 2013 te of bij [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente
Franekeradeel, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum slachtoffer 2] ) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het strelen/betasten, althans aanraken van de (bedekte) schaamstreek en/of het, meermalen, knijpen in de (bedekte) schaamstreek van die [slachtoffer 2]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte opzettelijk
voormelde handeling(en) heeft gepleegd terwijl die [slachtoffer 2] , aldaar,
fietste en hij, verdachte die [slachtoffer 2] van achteren naderde op zijn
bromscooter waarna hij, verdachte, (vervolgens) naast die [slachtoffer 2] is gaan
rijden en/of aldus voormelde ontuchtige handeling(en) zodanig plotseling en/of
onverhoeds heeft gepleegd/uitgevoerd dat die [slachtoffer 2] niet in staat was
die handeling(en) (voldoende en/of tijdig) af te weren of daartegen weerstand
te bieden;
3.
hij op of omstreeks 6 augustus 2013 te of bij [pleegplaats 1] , (althans) in de gemeente
Menameradiel, althans op het traject [plaats 2] - [plaats 6] , in elk geval inde provincie Friesland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging
met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 3] (geboren [geboortedatum slachtoffer 3]
) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handeling(en), bestaande uit het strelen/betasten, althans aanraken
van de/een be(e)n(en) en/of de (bedekte) schaamstreek van die [slachtoffer 3] ,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte opzettelijk
voormelde handeling(en) heeft gepleegd terwijl die [slachtoffer 3] , aldaar, fietste en hij, verdachte, die [slachtoffer 3] van achteren naderde op zijn bromscooter waarna hij, verdachte, (vervolgens) naast die [slachtoffer 3] is gaan rijden en/of zijn hand op
de/een (boven)be(e)n(en) van die [slachtoffer 3] heeft gelegd en/of
(vervolgens) de gulp van haar broek heeft losgemaakt en/of (vervolgens) zijn
hand in de broek van die [slachtoffer 3] heeft gestoken en/of (vervolgens) die
[slachtoffer 3] de woorden toegevoegd: "dit vind je lekker, hè?"
en/of (aldus) voormelde ontuchtige handeling(en) zodanig plotseling en/of
onverhoed heeft gepleegd/uitgevoerd dat die [slachtoffer 3] niet in staat was
die handeling(en) (voldoende en/of tijdig) af te weren of daartegen weerstand
te bieden;
4.
hij op of omstreeks 26 augustus 2013 te of bij [pleegplaats 2] , (althans) in de
gemeente Franekeradeel, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 4] (geboren [geboortedatum slachtoffer 4] ) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en), bestaande uit het strelen/betasten, althans aanraken van de
(bedekte) schaamstreek van die [slachtoffer 4] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte opzettelijk voormelde handeling(en) heeft gepleegd terwijl die [slachtoffer 4] , aldaar, fietste en hij, verdachte die [slachtoffer 4] van achteren naderde op zijn
bromscooter waarna hij, verdachte, (vervolgens) naast die [slachtoffer 4] is
gaan rijden en/of (vervolgens) zijn, verdachtes, hand tussen de benen van die
[slachtoffer 4] heeft geduwd/gebracht en/of (aldus) voormelde ontuchtige handeling(en) zodanig plotseling en/of onverhoeds heeft gepleegd/uitgevoerd dat die [slachtoffer 4] niet in staat was die handeling(en) (voldoende en/of tijdig) af te weren of daartegen weerstand
te bieden;
5.
hij op of omstreeks 26 augustus 2013 te of bij [pleegplaats 2] , (althans) in de
gemeente Franekeradeel, althans op het traject [plaats 1] - [plaats 3] , in elk geval in de provincie Friesland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 5] (geboren [geboortedatum slachtoffer 5] )
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het strelen/betasten, althans aanraken van de (bedekte) schaamstreek van die [slachtoffer 5] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte opzettelijk
voormelde handeling(en) heeft gepleegd terwijl die [slachtoffer 5] ,
aldaar, fietste en hij, verdachte die [slachtoffer 5] van achteren naderde op zijn bromscooter waarna hij, verdachte, (vervolgens) naast die [slachtoffer 5] is gaan rijden en/of (vervolgens) zijn, verdachtes, hand tussen de benen van die [slachtoffer 5] heeft geduwd/gebracht en/of die [slachtoffer 5] de woorden toegevoegd: "hmm lekker kutje", althans woorden van gelijke aard en/of strekking
en/of (aldus) voormelde ontuchtige handeling(en) zodanig plotseling en/of onverhoeds heeft gepleegd/uitgevoerd dat die [slachtoffer 5] niet in staat was die handeling(en) (voldoende en/of tijdig) af te weren of daartegen weerstand te bieden;
6.
hij op of omstreeks 5 september 2013 te of bij [pleegplaats 3] , (althans) in de
gemeente Menameradiel, door door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 6]
(geboren [geboortedatum slachtoffer 6] ) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van
een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het strelen/betasten,
althans aanraken van de (bedekte) schaamstreek en/of het (met kracht) duwen
van een of meer vingers tegen de (bedekte) vagina van die [slachtoffer 6]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte opzettelijk
voormelde handeling(en) heeft gepleegd terwijl die [slachtoffer 6] , aldaar,
fietste en hij, verdachte die [slachtoffer 6] van achteren op zijn bromscooter naderde waarna hij, verdachte, (vervolgens) naast die [slachtoffer 6] is gaan rijden
en/of (aldus) voormelde ontuchtige handeling(en) zodanig plotseling en/of onverhoeds heeft gepleegd/uitgevoerd dat die [slachtoffer 6] niet in staat was die handeling(en) (voldoende en/of tijdig) af te weren of daartegen weerstand te bieden;
7.
hij op of omstreeks 9 september 2013 te of bij [pleegplaats 3] , (althans) in de gemeente Menameradiel, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer 7] (geboren [geboortedatum slachtoffer 7] ) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het strelen/betasten althans aanraken van de (bedekte) schaamstreek van die [slachtoffer 7] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte opzettelijk voormelde handeling(en) heeft gepleegd terwijl die [slachtoffer 7] , aldaar, fietste en hij, verdachte op zijn bromscooter naast die [slachtoffer 7] is gaan rijden
en/of (aldus) voormelde ontuchtige handeling(en) zodanig plotseling en/of
onverhoeds heeft gepleegd/uitgevoerd dat die [slachtoffer 7] niet in
staat was die handeling(en) (voldoende en/of tijdig) af te weren of daartegen
weerstand te bieden;
ten aanzien van parketnummer 18/930162-15 is na wijziging ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 16 januari 2015 te [pleegplaats 4] , gemeente Borger-Odoorn,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 8] (geboren op [geboortdatum slachtoffer 8] ) te dwingen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, naast die fietsende [slachtoffer 8] is gaan rijden op zijn scooter en/of haar heeft klem gereden, althans tot stoppen heeft genoopt en (vervolgens) onverhoeds, zijn hand in de richting van haar kruis heeft gedaan en/of haar heeft vastgepakt bij haar linkerbovenbeen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 16 januari 2015 te [pleegplaats 5] , gemeente Borger-Odoorn,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, om door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 9] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 9] ) te dwingen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, met zijn scooter naast die fietsende [slachtoffer 9] is gaan rijden en (vervolgens) zijn hand onverhoeds in de richting van haar kruis heeft gebracht en haar (boven) bij haar linkerbovenbeen heeft vastgepakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 21 januari 2015 te [pleegplaats 6] , om door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 10] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 10] ) heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers is verdachte met zijn scooter naast die [slachtoffer 10] gaan staan (die stilstond met de
fiets) en is hij tegen haar aan gaan hangen en heeft hij haar vervolgens, onverhoeds, hardhandig, in haar kruis gegrepen;
4.
hij op of omstreeks 10 februari 2015 te [pleegplaats 5] , gemeente Borger-Odoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 11] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 11] ) te dwingen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, met zijn scooter achter de fietsende [slachtoffer 11] aan is gereden en (vervolgens) naast haar is gaan rijden en (vervolgens) onverhoeds zijn hand in de richting van haar kruis, althans haar lijf heeft gebracht en haar ter hoogte van haar schouders en/of borst heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op of omstreeks 04 maart 2015 te [pleegplaats 5] , gemeente Borger-Odoorn, om door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 12] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 12] ) heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers is verdachte op zijn scooter achter die fietsende [slachtoffer 12] aangereden en
heeft hij haar aangeduwd en tot stoppen genoopt en (vervolgens) onverhoeds in
haar kruis gegrepen en/of geknepen;
6.
hij op of omstreeks 24 april 2015 te [pleegplaats 7] , gemeente Borger-Odoorn,,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, om door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 13] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 13] ) te dwingen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, onverhoeds, zijn hand in de richting van haar kruis heeft gedaan en/of aan haar linkerbovenbeen heeft getrokken/gevoeld en/of aan haar broek heeft getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7.
hij op of omstreeks 01 mei 2015 te [pleegplaats 5] , gemeente Borger-Odoorn,,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, om door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 14] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 14] ) te dwingen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, met zijn scooter naast de fietsende [slachtoffer 14] is gaan rijden en vervolgens onverhoeds zijn hand tweemaal, althans eenmaal, richting haar kruis, althans haar lichaam,
heeft gebracht en haar onderin haar zij heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
8.
hij op of omstreeks 05 mei 2015 te [pleegplaats 6] , om door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 15] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 15] ) heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers is verdachte met zijn scooter naast de fietsende [slachtoffer 15] gaan rijden en is hij vlak langs haar geschuurd en heeft hij haar vervolgens onverhoeds in haar kruis gegrepen en/of
geknepen;
9.
hij op of omstreeks 05 mei 2015 te [pleegplaats 6] , om door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 16] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 16] ) heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers is verdachte met zijn scooter naast de fietsende [slachtoffer 16] gaan rijden en heeft
hij haar aangeduwd en tot stoppen genoopt en haar (daarbij) tweemaal, althans
eenmaal, onverhoeds, hardhandig in haar kruis gegrepen en/of geknepen;
10.
hij op of omstreeks 07 juni 2015 te [pleegplaats 8] , gemeente Aa en Hunze, om door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 17] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 17] ) heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers is verdachte met zijn scooter naast die fietsende [slachtoffer 17] gaan rijden en heeft hij haar, vervolgens, onverhoeds eenmaal bij haar borsten en/of tweemaal in haar kruis gegrepen;
11.
hij op of omstreeks 07 juni 2015 te [pleegplaats 8] , gemeente Aa en Hunze, om door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 18] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 18] ) heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers is verdachte met zijn scooter naast die fietsende [slachtoffer 18] gaan rijden en heeft hij haar vervolgens onverhoeds in haar vagina gegrepen en/of geknepen en bij haar
borsten betast;
12.
hij op of omstreeks 11 juni 2015 te [pleegplaats 9] , in de gemeente Borger-Odoorn, om door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 19] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 19] ) heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers is verdachte met zijn scooter (ineens) met hoge snelheid naast die [slachtoffer 19] gaan rijden op het fietspad en heeft verdachte (vervolgens) toen hij naast die [slachtoffer 19] was, haar onverhoeds in haar kruis gegrepen;
13.
hij op of omstreeks 11 juni 2015, op het fietspad van [pleegplaats 6] naar [pleegplaats 4] (in het
[bos] tussen [pleegplaats 6] en [pleegplaats 9] ter hoogte van het [locatie] , voorbij de
afslag fietspad [plaats 7] ) te [pleegplaats 9] , om door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 20] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 20] ) heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers
- ging verdachte met zijn scooter zigzaggend voor die [slachtoffer 20] (die op haar
fiets reed) rijden en/of
- verminderde verdachte (vervolgens) zijn snelheid en belemmerde die [slachtoffer 20]
de doorgang en/of
- is verdachte (nadat die [slachtoffer 20] hem voorbij wist te fietsen) achter die
[slachtoffer 20] aan gereden en/of
- is verdachte (vervolgens) naast die [slachtoffer 20] gaan rijden en/of
- heeft verdachte die [slachtoffer 20] (vervolgens) onverhoeds in haar kruis
gegrepen/geslagen, althans in de richting van haar kruis gegrepen/geslagen (en daarbij haar schaambeen geraakt).
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat al hetgeen ten laste is gelegd kan worden bewezen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de feiten die ten laste gelegd zijn onder parketnummer 18/930162-15 (verder te noemen: de Drentse zaken) door verdachte zijn bekend.
De feiten die ten laste gelegd zijn onder parketnummer 18/730039-14 (verder te noemen: de Friese zaken) heeft verdacht ontkend.
Volgens de officier van justitie is echter duidelijk dat verdachte de dader is van de aanrandingen van [slachtoffer 7] en [slachtoffer 6] .
Dit blijkt uit de aangiftes van beide meisjes. Verdachte is naar aanleiding van de aanranding van [slachtoffer 7] ( Friese zaak feit 7) op heterdaad, op 9 september 2013, aangehouden. Hij voldoet aan het door haar opgegeven signalement en hij rijdt ten tijde van het delict in de buurt waar de aanranding heeft plaatsgevonden.
Voorts heeft aangeefster [slachtoffer 6] (Friese zaak feit 6) de scooter van de dader gezien met in het kenteken een deel van dezelfde cijfer-letter combinatie als de scooter van verdachte. Bovendien voldoet de bestuurder van die scooter aan het signalement van verdachte. Daarnaast verklaarde aangeefster [slachtoffer 6] dat verdachte een zwarte helm droeg met het vizier omhoog. Bij zijn aanhouding was verdachte in het bezit van een zwarte helm met vizier.
De officier van justitie is van mening dat de overeenkomsten tussen voornoemde twee aangiftes en de overige vijf Friese aangiftes dermate treffend zijn dat er geen sprake kan zijn van toeval.
Verdachte heeft de 13 aanrandingen in Drenthe, van latere datum, bekend. Aanrandingen met een identieke modus operandi als die in Friesland. Verdachte is in 2009 veroordeeld voor een drietal aanrandingen waarbij de modus operandi opvallende gelijkenissen vertoont met de onderhavige zaken.
Op basis van voorgaande kan niet alleen bewezen worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de dertien Drentse zaken maar ook aan de zeven eerder door hem gepleegde aanrandingen te Friesland.
Tot slot heeft de officier van justitie aangevoerd dat de handelingen van verdachte, het onverhoeds aanraken of het pogen daartoe van de geslachtsorganen van de slachtoffers zonder hun toestemming, aan te merken zijn als ontuchtige handelingen zoals bedoeld in artikel 246 Wetboek van Strafrecht. Ook in de gevallen waarin verdachte de schouder, zij of het bovenbeen heeft aangeraakt hebben die handelingen een ontuchtig karakter gelet op de specifieke omstandigheden waaronder deze handelingen plaatsvonden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte tijdens de politieverhoren niet is bijgestaan door een advocaat.
Verdachte heeft een zodanig lage intelligentie dat hij in feite functioneert op het niveau van een minderjarige. Naar de mening van de raadsman had zijn cliënt dan ook als strafrechtelijk minderjarige moeten worden behandeld, hetgeen tot gevolg heeft dat ten onrechte is geaccepteerd dat verdachte afstand heeft gedaan van het recht op bijstand. Voorts beroept de raadsman zich op een uitspraak van het Europese Hof (Borg versus Malta nr. 37537/13), waarin het recht op verhoorbijstand van een raadsman wordt bevestigd. Daarnaast heeft verdachte schizofrenie. Er is in onvoldoende mate rekening gehouden met de bijzondere kwetsbaarheid van zijn cliënt.
Dit vormverzuim dient te leiden tot bewijsuitsluiting van de verklaringen die verdachte bij de politie heeft afgelegd. Wat overblijft zijn enkel de aangiftes. Weliswaar is er sprake van een zekere consistente modus operandi, maar zonder aanvullend bewijs moet worden geoordeeld dat er onvoldoende wettig bewijs is om tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde te kunnen komen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Voorts heeft de raadsman betoogd dat in een aantal zaken, waarbij verdachte slechts een arm of een been aangeraakt zou hebben, niet gesproken kan worden over ontuchtige handelingen.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank heeft bij de beoordeling ten aanzien van parketnummer 18/730039-14 acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 7
De verklaring van verdachte op de terechtzitting 15 oktober 2015 afgelegd, inhoudende:
Het klopt dat ik in de ten laste gelegde periode in [plaats 1] woonde. Ik was in het bezit van een grijze scooter voorzien van [kenteken] .
Feit 1
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 18 augustus 2013, opgenomen op pagina 28 e.v. van dossier nr. PL02R1 2013126472 d.d. 27 november 2013, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik fietste op 17 juli 2013 rond 21.00 uur vanaf mijn huis in [plaats 2] naar [pleegplaats 1] . In de buurt van [pleegplaats 1] reed een man op een zwart-rode scooter op het fietspad. De man draaide aan het eind van het fietspad om en reed over de weg terug en toen zag ik dat hij weer omdraaide en mij van achteren inhaalde. Toen legde die man zijn hand op mijn been en wreef hij over mijn been. Hij zei: 'mooie benen heb je'. De man reed door en draaide aan het eind van het fietspad weer om. De man kwam weer naast mij rijden. Hij deed weer zijn hand op mijn been. Hij trok aan mijn stuur en wilde mij naar hem toetrekken. Hij ging daarna met zijn hand in mijn broekje. Hij ging met zijn hand aan de zijkant van mijn broekje. Hij trok aan mijn boxershort. Ik sloeg zijn hand opnieuw weg en daarna ging hij over mijn been wrijven. Het heeft mij aangeraakt bij mijn been. Op mijn lies in de richting van mijn kruis. Het was over mijn boxer heen. De man had een zwarte helm met een doorzichtig raampje. Hij had een dikke zwarte jas aan tot op de heupen. Het was een blanke man die door de zon gebruind is. Hij had een best wel bol gezicht. Hij had een rokersstem. Zijn handen waren dik, hij had best wel lange nagels.
Feit 2
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 22 juli 2013, opgenomen op pagina 39 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [naam 1] namens haar dochter [slachtoffer 2] , geboren [geboortedatum slachtoffer 2] .
Een proces-verbaal van getuige d.d. 22 juli 2013, opgenomen op pagina 41 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik fietste op 22 juli 2013 om ongeveer 11.45 uur naar mijn vriend in [plaats 3] . Toen ik bij [pleegplaats 2] was, reed er een man op een scooter mij voorbij. De man was mij eerst voorbij gereden. De man kwam toen naast mij rijden. Toen hij naast mij reed, heeft hij mij aangeraakt bij mijn kruis en heeft daar verschillende keren in geknepen.
Ik denk ongeveer zeven keer.
Hij had een integraalhelm op, zwart, met daarop afdrukken van cirkels die in elkaar gedraaid zijn. Hij had ook een zwarte zonnebril op. Hij had veel rimpels in zijn gezicht. Hij had een grijze snor. Ik vond dat hij hangwangetjes had. Hij had dikke handen met zwart haar op de buitenkant. Op de achterkant van de scooter zat een zwart helmkoffertje.
Feit 3
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 15 augustus 2013, opgenomen op pagina 55 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] :
Ik was op 6 augustus 2013 in de sportschool [bedrijfsnaam 1] in [plaats 2] . Rond 22.00 uur ben ik op de fiets vertrokken. Ik had door dat er een scooter achter mij reed. Ik merkte dat de scooter afremde. Hij kwam naast mij rijden. Daarna greep die persoon mijn been. De man reed links van mij. Hij pakte met zijn rechterhand mijn linkerbeen vast, in mijn lies. Hij hield de hand plat, met de pink-kant in mijn lies. De man verplaatste zijn hand naar mijn gulp. Toen hij met zijn hand in mijn broek zat, zei de man zoiets als: 'dit vind je lekker hé?' . Het was een wat zwaardere stem. Hij had wat diepere rimpels naar zijn ogen. Hij had een helm op. Ik heb gezien dat hij een bril op had. De helm was donker van kleur.
Ik denk dat alles vijf tot tien seconden duurde. Hij wist precies wat hij deed en waar hij moest grijpen. Ik voelde zijn hand of vingers op mijn schaamlippen, over mijn onderbroek.
Feit 4
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 24 september 2013, opgenomen op pagina 76 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] :
Een man heeft mij aangerand op 26 augustus 2013 om 17.30 uur. Ik was op de fiets. Hij reed achter mij op een scooter. De scooter haalde mij in. Hij pakte mij bij mijn schouder. Toen zag ik dat het een oudere man was die ik niet kende. Hij zat met zijn hand aan mijn kruis. Ik zag een oude man die een beetje breed was en een rechthoekige bril op had. Hij had wat rimpels, ongeveer vijftig jaar; 45 - 50. Hij ging aan mijn kruis zitten, met zijn vingers bewegen. Ik was iets verder dan [pleegplaats 2] toen ik de scooter zag.
Feit 5
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 7 oktober 2013, opgenomen op pagina 99 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 5]:
Maandag 26 augustus 2013 omstreeks 17.30 uur, fietste ik in de buurt van [bedrijfsnaam 2] . Er kwam er een scooter aan. Hij ging naast mij rijden. Toen greep hij met z'n hand in mijn kruis en in mijn linkerbeen. Hij kneep wel hard. Hij riep naar mij: 'lekker kutje'. Hij keek mij nog even aan en keerde toen om en reed in de richting van [plaats 1] .
Het was een beetje een gezette man rond de 45/50. Donkere scooter. Hij had een helm op en hij had een zonnebril op, rechthoekig. De man had een gezet postuur, blanke huid, stoppeltjesbaard. Ik vond dat de man grote handen had.
Feit 6
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 10 september 2013, opgenomen op pagina 115 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] :
Op donderdag 5 september 2013 fietste ik vanaf mijn school te [plaats 2] naast de snelweg. Bij [plaats 3] hoorde ik iets van een scooter. Opeens reed de scooter naast me. Opeens stak hij zijn hand uit naar rechts en ik voelde dat hij aan mijn vagina begon te friemelen. Het was niet zachtjes. Hij duwde met twee vingers heel hard tegen mijn vagina. Hij zei iets tegen mij wat eindigde op 'kutje'. Ik zei: 'opflikkeren, idioot'. Daarna zag ik zijn kentekenplaat. Ik zag dat het met een [cijfer 2] begon, dat weet ik zeker. Het eindigde met een [letter] .
Ik meende te zien: ' [cijfer 1] '. Het was een oudere man. Hij klonk als ergens in de 50. Ongeveer 1.70 meter lang, wat breed. Hij droeg een zwarte helm. Hij had een klepje, een vizier, en had deze omhoog staan. Hij had een bol hoofd, een wat oudere man.
Hij kwam links naast mij rijden en raakte mij met zijn rechterhand aan.
Feit 7
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 10 september 2013, opgenomen op pagina 126 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [naam 2] , namens haar dochter [slachtoffer 7] , geboren [geboortedatum slachtoffer 7] .
Een proces-verbaal van getuige d.d. 10 september 2013, opgenomen op pagina 135 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 7] :
Ik was aan het fietsen en toen kwam er een man op een scooter, en die pakte mij vast.
Dat gebeurde gisteren om ongeveer 12:00 uur. Vlak voor het tunneltje van [plaats] .
In [plaats 3] , ik kwam van school.
Hij pakte mij eerst bij mijn arm en later in mijn kruis.
Zijn hand zat op mijn broek Hij kneep met zijn hand. Meer dan 1 keer. Hij had een helm op, een zwarte. Er zat zo'n ding om zijn mond en zo. Er zat geen glas in volgens mij. Het was volgens mij een zwarte scooter met een donkere koffer achterop.
De man was niet heel groot maar ook niet heel klein. Een beetje een brede meneer.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 september 2013, opgenomen op pagina 153A e.v. van voormeld dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten:
Op 16 augustus 2013 omstreeks 21.45 uur zagen wij op het fietspad ter hoogte van perceel [adres 1] te [plaats 2] een meisje op een fiets rijden, in de richting van [pleegplaats 1] komende vanuit de richting [plaats 2] . Kort hierop kwam vanuit de richting [plaats 2] , rijdende op het zelfde fietspad, een scooter aanrijden. Wij zagen dat de scooter met vrij hoge snelheid aan kwam rijden. Het viel ons op dat toen de bestuurder van de scooter reed op een afstand van ongeveer 50 meter van het voor de scooter fietsende meisje, de bestuurder van de scooter langzaam begon te rijden. Wij zagen dat de achterzijde voorzien was van een zwarte koffer. De achterzijde van deze koffer leek rood, straalde in ieder geval een roodachtige kleur uit. De scooter leek ons donker van kleur. De bestuurder had duidelijk niet de intentie het voor hem rijdende meisje op de fiets te passeren. Wij hebben ons voertuig met gedimde lichten stilgezet. Wij zagen dat het meisje op de fiets ons passeerde en dat de scooter achter de fietser bleef rijden. Wij zagen dat de scooter twee keer zijn rem gebruikte, gezien wij zagen dat het remlicht brandde. De bestuurder wilde dus dit meisje niet passeren terwijl daar alle ruimte en gelegenheid voor was. Wij zagen dat achter de scooter twee mannen fietsten. De bestuurder van de scooter bleef op ongeveer 40 á 50 meter achter het meisje. Wij zagen dat het meisje rechtsaf sloeg een zijstraat in. Wij zagen dat de scooter zijn snelheid verhoogde en rechtdoor reed. Wij hebben de achtervolging ingezet en de bestuurder staande gehouden te [plaats 4] . De identiteit van de bestuurder is [verdachte] .
Wij zagen dat de scooter grijs van kleur was en voorzien van een koffer waarin aan beide zijden twee grote rode plastic kappen zaten, mogelijk remlichten. Wij zagen dat de betrokkene een zwarte integraalhelm droeg, bruin, verweerd gezicht, kleine ogen en een bol gezicht, stevig postuur.
Een proces-verbaal van aanhouding d.d. 9 september 2013, opgenomen op pagina 16 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten:
Wij, verbalisanten, waren op 9 september 2013 omstreeks 12:15 uur belast met de noodhulpdienst. Wij kregen van de centralist van de Meldkamer Noord Nederland, opdracht om te gaan naar het adres [adres 2] te [plaats] in de gemeente Menaldumadeel. Aldaar was een vrouw/meisje die kort daarvoor zou zijn aangerand door een manspersoon. Deze man zou, onder andere, deze vrouw/meisje, in haar kruis hebben betast.
Het signalement van de vermoedelijke dader luidde als volgt:
— man;
— rijdende op zwarte scooter;
— een donkerkleurige helm dragend op zijn hoofd;
Nabij [pleegplaats 1] zagen wij de bestuurder van een grijze scooter rijden. Wij zagen dat
de bestuurder een zwarte helm op zijn hoofd droeg. Door de afstand tussen de bestuurder van die scooter en ons, konden wij slechts een deel van het kenteken lezen, namelijk de letter [letter] en het cijfer [cijfer 2] . Wij realiseerden ons, dat er eerder aanrandingen waren gepleegd,
waarbij de verdachte gebruik zou maken van een bromscooter, voorzien van een kenteken
waarin de letter [letter] en het cijfer [cijfer 2] voorkwamen. Ter controle op het naleven van de bepalingen, vervat in de Wegenverkeerswet, gaven wij die bestuurder, een stopteken, waaraan hij gevolg gaf. De bestuurder bleek te zijn [verdachte] .
Wij zagen dat de helm die deze bestuurder op zijn hoofd droeg, zwart van kleur was en
niet was voorzien van een vizier. Wij zagen dat op de treeplank van deze bromscooter
nog een andere donkerkleurige helm lag. Deze helm lag tussen de benen van deze
bestuurder. Wij zagen tevens dat de bromfiets was voorzien van een zogenaamde
topkoffer. Wij zagen dat de door [verdachte] bestuurde bromscooter was voorzien van het [kenteken] .
De rechtbank past met betrekking tot de ten laste gelegde feiten ten aanzien van parketnummer 18/930162-15 de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 13
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting 15 oktober 2015 afgelegd.
Feit 1
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 26 januari 2015, opgenomen op pagina 26 e.v. van dossier nr. PL0100-2015185796 d.d. 2 juli 2015, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 8] .
Feit 2
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 23 januari 2015, opgenomen op pagina 39 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 9] .
Feit 3
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 27 januari 2015, opgenomen op pagina 47 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 10] .
Feit 4
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 17 februari 2015, opgenomen op pagina 61 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 11] .
Feit 5
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 9 maart 2015, opgenomen op pagina 67 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 12] .
Feit 6
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 30 april 2015, opgenomen op pagina 76 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 13] .
Feit 7
Een proces-verbaal van informatief gesprek zeden d.d. 1 mei 2015, opgenomen op pagina 94 e.v. van voormeld dossier, opgemaakt door bevoegd zedenrechercheurs d.d. 19 mei 2015, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 14] .
Feit 8
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 18 mei 2015, opgenomen op pagina 114 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 15] .
Feit 9
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 6 mei 2015, opgenomen onder bijlage A op pagina 56 van dossier met nummer PL0100-20158157 Bijlage A bij het dossier met nummer PL0100-2015185796, opgenomen als, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 16] .
Feit 10
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 9 juni 2015, opgenomen op pagina 120 e.v. van dossier nr. PL0100-2015185796 d.d. 2 juli 2015, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 17] .
Feit 11
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 11 juni 2015, opgenomen op pagina 137 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 18] .
Feit 12
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 11 juni 2015, opgenomen op pagina 169 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 19] .
Feit 13
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 12 juni 2013, opgenomen op pagina 236 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [naam 3] namens haar dochter [slachtoffer 20] (geboren [geboortedatum slachtoffer 20] ).
Een proces-verbaal van getuige d.d. 12 juni 2015, opgenomen op pagina 248 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 20] .
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank acht op grond van de gebezigde bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de aan hem ten laste gelegde feiten.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 15 oktober 2015 bekend dat hij in de periode van 16 januari 2015 tot en met 11 juni 2015, 13 meisjes/jonge vrouwen in de provincie Drenthe heeft aangerand. De rechtbank gebruikt deze verklaring voor het bewijs waarmee het verweer van de raadsman, met betrekking tot de bewijsuitsluiting van de verklaringen door verdachte bij de politie afgelegd, geen nadere overweging behoeft.
Ten overvloede wijst de rechtbank op de verklaring die verdachte op 17 juni 2015 ten overstaan van de rechter-commissaris heeft afgelegd, waar verdachte twee van de feiten (onder 12 en 13) op de dagvaarding met parketnummer 18/930162-15 (de Drentse zaken) heeft bekend.
Ten aanzien van de Friese zaken overweegt de rechtbank als volgt.
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is het toegestaan om bewijsmiddelen, die ten grondslag zijn gelegd aan de bewezenverklaring van een strafbaar feit, mede te gebruiken als bewijs voor andere - soortgelijke - strafbare feiten, mits uit die bewijsmiddelen blijkt van een specifiek gedragspatroon van de verdachte dat op essentiële punten overeenkomsten vertoont met de gang van zaken bij het te bewijzen feit.
De rechtbank stelt vast dat alle tenlastegelegde feiten telkens zedendelicten betreffen, die wat betreft de manier van handelen een grote mate van overeenkomst met elkaar vertonen. De rechtbank stelt voorts vast dat uit de aangiften en uit de verklaringen die het bewijs vormen voor het begaan van de feiten ten aanzien van de Drentse zaken blijkt van een consistent patroon in het gedrag van de verdachte dat op essentiële punten overeenkomt met de feitelijke gang van zaken bij de Friese zaken.
Uit de aangiften inzake die feiten blijkt namelijk dat de dader reed op een scooter en dat in die gevallen de dader telkens fietsende meisjes en jonge vrouwen van achteren benaderde. Voorts blijkt uit de aangiften dat de dader zeer dicht naast de aangeefsters ging rijden en onverhoeds met zijn hand de -met kleding bedekte- vagina/schaamstreek en/of andere lichaamsdelen van de aangeefsters betastte. De rechtbank acht dit specifieke gedragspatroon (modus operandi) redengevend voor het bewijs.
De rechtbank acht voor het bewijs voorts redengevend dat de door aangeefsters opgegeven signalementen van de dader een aantal belangrijke overeenkomsten vertonen. Het opgegeven signalement bestaat telkens uit één of meer van de volgende kenmerken: blanke man, leeftijd 40/50 jaar lengte, gezet postuur, bol gezicht met rimpels, dikke handen.
De rechtbank overweegt in dit verband dat de onderdelen van het signalement dat door de aangeefsters is opgegeven ieder op zich zelf genomen wellicht weinig typerend zijn, maar dat de combinatie van alle kenmerken in samenhang bezien een overtuigend geheel vormen in de zin dat het steeds om de zelfde persoon gaat. Daarnaast beschrijven de verbalisanten die verdachte op 16 augustus 2013 staande hebben gehouden hem als een man met een bruin verweerd bol gezicht. Volgens aangeefster [slachtoffer 2] had de dader een snor en hangwangetjes. Dit komt overeen met de foto van verdachte opgenomen op de tweede pagina van het strafdossier inzake de Friese zaken.
De rechtbank acht voor het bewijs inzake de Friese zaken verder redengevend dat de aanrandingen binnen een kort tijdsbestek hebben plaatsgehad, te weten in de periode van 17 juli 2013 tot en met 9 september 2013. Ook zijn de plaatsen delict in elkaars nabijheid gelegen. Alle feiten zijn gepleegd op de fietsroute [plaats 2] - [plaats 1] . De aanrandingen vertonen aldus ook in geografisch opzicht samenhang. Verdachte woonde ten tijde van de gepleegde delicten in [plaats 1] . Daar komt bij dat in de periode na de aanhouding van de verdachte geen aanrandingen meer hebben plaatsgevonden, althans zijn bij de politie geen meldingen meer gedaan van aanrandingen.
Dat er sprake zou zijn van een soort wraakactie en dat één of meerder personen onderhavige feiten zouden hebben gepleegd, zoals door verdachte ter zitting van 15 oktober 2015 is gesteld, is niet aannemelijk geworden.
Tot slot heeft verdachte ter zitting van 15 oktober 2015 erkend dat hij door het aanraken van vrouwen in hun kruis een kick krijgt. Hij raakt er, zo zegt hij, opgewonden van. Bij verdachte is vastgesteld dat hij lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens genaamd frotteurisme, een niet veel voorkomende stoornis waarbij de persoon in kwestie opgewonden raakt bij het onverhoeds aanraken van de vagina van vrouwen om zich dan vervolgens thuis te bevredigen. Deze stoornis past bij de door verdachte gepleegde stafbare handelingen.
De rechtbank komt, gelet op hetgeen zij hiervoor heeft overwogen, tot het oordeel dat ook bewezen is dat de verdachte de in Friesland gepleegde en ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Door de raadsman is betoogd dat in een aantal zaken, niet gesproken kan worden over ontuchtige handelingen zoals bedoeld in artikel 246 Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is van oordeel dat het door verdachte opzettelijk onverhoeds aanraken van de schaamstreek en/of het geslachtsorgaan van de voor hem onbekende slachtoffers zonder hun toestemming is aan te merken als een handeling van ontuchtige aard die in strijd is met de sociaal-ethische norm die een ontuchtige handeling oplevert.
In die gevallen waar de aangevers niet in de schaamstreek werden betast, maar op armen, benen, schouders dan wel de zij, is de rechtbank van oordeel dat deze handelingen als een begin van uitvoering van aanranding moeten worden aangemerkt en was er sprake van een poging tot aanranding. Verdachte heeft verklaard opgewonden te raken van het aanraken van de vagina en gelet op de uiterlijke verschijningsvormen, was dit het doel van zijn handelen. Er is in alle gevallen sprake van dwingen door geweld, nu verdachte zijn handelingen niet alleen onverhoeds, maar ook hardhandig heeft uitgevoerd.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Bewezenverklaring
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder de parketnummers 18/730039-14 en 18/930162-15 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
ten aanzien van parketnummer 18/730039-14
1.
hij op 17 juli 2013 bij [pleegplaats 1] , in de gemeente Menaldumadeel, door geweld [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum slachtoffer 1] ) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het strelen/betasten van een been van die [slachtoffer 1]
en bestaande dat geweld hieruit dat verdachte opzettelijk voormelde handelingen heeft gepleegd terwijl die [slachtoffer 1] , aldaar fietste en hij, verdachte, die [slachtoffer 1] van achteren naderde op zijn bromscooter waarna hij, verdachte, vervolgens naast die [slachtoffer 1] is gaan rijden en vervolgens aan het stuur van de fiets van die [slachtoffer 1] heeft getrokken en vervolgens die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd:
"Mooie benen heb je", en voormelde ontuchtige handelingen zodanig plotseling en
onverhoeds heeft gepleegd dat die [slachtoffer 1] niet in staat was die handelingen af te weren of daartegen weerstand te bieden;
2.
hij op 22 juli 2013 bij [pleegplaats 2] , in de gemeente Franekeradeel, door geweld [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum slachtoffer 2] ) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het strelen/betasten van de bedekte schaamstreek en het, meermalen, knijpen in de bedekte schaamstreek van die [slachtoffer 2] en bestaande dat geweld hieruit dat verdachte opzettelijk voormelde handelingen heeft gepleegd terwijl die [slachtoffer 2] , aldaar fietste en hij, verdachte die [slachtoffer 2] van achteren naderde op zijn
bromscooter waarna hij, verdachte, vervolgens naast die [slachtoffer 2] is gaan rijden en aldus voormelde ontuchtige handelingen zodanig plotseling en onverhoeds heeft gepleegd dat die [slachtoffer 2] niet in staat was die handelingen af te weren of daartegen weerstand te bieden;
3.
hij op 6 augustus 2013 te of bij [pleegplaats 1] , in de gemeente Menaldumadeel, op het traject [plaats 2] - [plaats 6] , door geweld [slachtoffer 3] (geboren [geboortedatum slachtoffer 13] ) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het strelen/betasten, althans aanraken van een been en de (bedekte) schaamstreek van die [slachtoffer 3] ,
en bestaande dat geweld hieruit dat verdachte opzettelijk voormelde handelingen heeft gepleegd terwijl die [slachtoffer 3] , aldaar, fietste en hij, verdachte, die [slachtoffer 3] van achteren naderde op zijn bromscooter waarna hij, verdachte, vervolgens naast die [slachtoffer 3] is gaan rijden en zijn hand op een bovenbeen van die [slachtoffer 3] heeft gelegd en
vervolgens de gulp van haar broek heeft losgemaakt en vervolgens zijn hand in de broek van die [slachtoffer 3] heeft gestoken en vervolgens die [slachtoffer 3] de woorden toegevoegd: "dit vind je lekker, hè?" en voormelde ontuchtige handelingen zodanig plotseling en onverhoeds heeft gepleegd dat die [slachtoffer 3] niet in staat was
die handelingen af te weren of daartegen weerstand te bieden;
4.
hij op 26 augustus 2013 te of bij [pleegplaats 2] , in de gemeente Franekeradeel, door geweld [slachtoffer 4] (geboren [geboortedatum slachtoffer 4] ) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het strelen/betasten, althans aanraken van de
bedekte schaamstreek van die [slachtoffer 4] en bestaande dat geweld hieruit dat verdachte opzettelijk voormelde handelingen heeft gepleegd terwijl die [slachtoffer 4] , aldaar, fietste en hij, verdachte die [slachtoffer 4] van achteren naderde op zijn
bromscooter waarna hij, verdachte, vervolgens naast die [slachtoffer 4] is gaan rijden en vervolgens zijn, verdachtes, hand tussen de benen van die [slachtoffer 4] heeft geduwd/gebracht en voormelde ontuchtige handelingen zodanig plotseling en onverhoeds heeft gepleegd dat die [slachtoffer 4] niet in staat was die handelingen af te weren of daartegen weerstand te bieden;
5.
hij op 26 augustus 2013 te of bij [pleegplaats 2] , in de gemeente Franekeradeel, op het traject [plaats 1] - [plaats 3] , door geweld [slachtoffer 5] (geboren [geboortedatum slachtoffer 5] )
heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het strelen/betasten, althans aanraken van de bedekte schaamstreek van die [slachtoffer 5] en bestaande dat geweld hieruit dat verdachte opzettelijk
voormelde handelingen heeft gepleegd terwijl die [slachtoffer 5] , aldaar, fietste en hij, verdachte die [slachtoffer 5] van achteren naderde op zijn bromscooter waarna hij, verdachte, vervolgens naast die [slachtoffer 5] is gaan rijden en vervolgens zijn, verdachtes, hand tussen de benen van die [slachtoffer 5] heeft geduwd/gebracht en die [slachtoffer 5] de woorden toegevoegd: "hmm lekker kutje", en (aldus) voormelde ontuchtige handeling(en) zodanig plotseling en onverhoeds heeft gepleegd dat die [slachtoffer 5] niet in staat was die handelingen af te weren of daartegen weerstand te bieden;
6.
hij op 5 september 2013 te of bij [plaats 3] in de gemeente Menaldumadeel, door geweld [slachtoffer 6] (geboren [geboortedatum slachtoffer 6] ) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het strelen/betasten, althans aanraken van de bedekte schaamstreek en het met kracht duwen van een of meer vingers tegen de bedekte)vagina van die [slachtoffer 6] en bestaande dat geweld hieruit dat verdachte opzettelijk voormelde handelingen heeft gepleegd terwijl die [slachtoffer 6] , aldaar, fietste en hij, verdachte, die [slachtoffer 6] van achteren op zijn bromscooter naderde waarna hij, verdachte, vervolgens naast die [slachtoffer 6] is gaan rijden
en voormelde ontuchtige handelingen zodanig plotseling en onverhoeds heeft gepleegd dat die [slachtoffer 6] niet in staat was die handelingen af te weren of daartegen weerstand te bieden;
7.
hij op 9 september 2013 te of bij [plaats 3] , in de gemeente Menaldumadeel, door geweld, [slachtoffer 7] (geboren [geboortedatum slachtoffer 7] ) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het strelen/betasten althans aanraken van de bedekte schaamstreek van die [slachtoffer 7] en bestaande
dat geweld hieruit dat verdachte opzettelijk voormelde handelingen heeft gepleegd terwijl die [slachtoffer 7] , aldaar, fietste en hij, verdachte, op zijn bromscooter naast die [slachtoffer 7] is gaan rijden en voormelde ontuchtige handelingen zodanig plotseling en onverhoeds heeft gepleegd dat die [slachtoffer 7] niet in
staat was die handelingen af te weren of daartegen weerstand te bieden.
Ten aanzien van parketnummer 18/930162-15
1.
hij op 16 januari 2015 te [pleegplaats 4] , gemeente Borger-Odoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld, [slachtoffer 8] (geboren op [geboortdatum slachtoffer 8] ) te dwingen te het dulden van ontuchtige handelingen, naast die fietsende [slachtoffer 8] is gaan rijden op zijn scooter en haar heeft klem gereden, althans tot stoppen heeft genoopt en vervolgens onverhoeds, zijn hand in de richting van haar kruis heeft gedaan en haar heeft vastgepakt bij haar linkerbovenbeen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 16 januari 2015 te [pleegplaats 5] , gemeente Borger-Odoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, om door geweld, [slachtoffer 9] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 9] ) te dwingen tot het dulden van ontuchtige handelingen, door met zijn scooter naast die fietsende [slachtoffer 9] te gaan rijden en vervolgens zijn hand onverhoeds in de richting van haar kruis heeft gebracht en haar bij haar linkerbovenbeen heeft vastgepakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 21 januari 2015 te [pleegplaats 6] , door geweld , [slachtoffer 10] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 10] ) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers is verdachte met zijn scooter naast die [slachtoffer 10] gaan staan, die stilstond met de fiets en is hij tegen haar aan gaan hangen en heeft hij haar vervolgens, onverhoeds, hardhandig, in haar kruis gegrepen;
4.
hij op 10 februari 2015 te [pleegplaats 5] , gemeente Borger-Odoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld, [slachtoffer 11] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 11] ) te dwingen tot het dulden van ontuchtige handelingen, met zijn scooter achter de fietsende [slachtoffer 11] aan is gereden en vervolgens naast haar is gaan rijden en vervolgens onverhoeds zijn hand in de richting van haar kruis, althans haar lijf heeft gebracht en haar ter hoogte van haar schouders en/of borst heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op 4 maart 2015 te [pleegplaats 5] , gemeente Borger-Odoorn, door geweld, [slachtoffer 12] (geboren op 29 april 1998) heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers is verdachte op zijn scooter achter die fietsende [slachtoffer 12] aangereden en
heeft hij haar aangeduwd en tot stoppen genoopt en vervolgens onverhoeds in
haar kruis gegrepen en/of geknepen;
6.
hij op 24 april 2015 te [pleegplaats 7] , gemeente Borger-Odoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld, [slachtoffer 13] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 13] ) te dwingen tot het dulden van ontuchtige handelingen, onverhoeds, zijn hand in de richting van haar kruis heeft gedaan en aan haar linkerbovenbeen heeft getrokken/gevoeld en aan haar broek heeft getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7.
hij op 1 mei 2015 te [pleegplaats 5] , gemeente Borger-Odoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld, [slachtoffer 14] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 14] ) te dwingen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, met zijn scooter naast de fietsende [slachtoffer 14] is gaan rijden en vervolgens onverhoeds zijn hand tweemaal, althans eenmaal, richting haar kruis, althans haar lichaam, heeft gebracht en haar onderin haar zij heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
8.
hij op 5 mei 2015 te [pleegplaats 6] door geweld, [slachtoffer 15] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 15] ) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers is verdachte met zijn scooter naast de fietsende [slachtoffer 15] gaan rijden en is hij vlak langs haar geschuurd en heeft hij haar vervolgens onverhoeds in haar kruis gegrepen en/of geknepen;
9.
hij op 5 mei 2015 te [pleegplaats 6] door geweld, [slachtoffer 16] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 16] ) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers is verdachte met zijn scooter naast de fietsende [slachtoffer 16] gaan rijden en heeft
hij haar aangeduwd en tot stoppen genoopt en haar daarbij onverhoeds, hardhandig in haar kruis gegrepen en/of geknepen;
10.
hij op 7 juni 2015 te [pleegplaats 8] , gemeente Aa en Hunze, door geweld, [slachtoffer 17] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 17] ) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers is verdachte met zijn scooter naast die fietsende [slachtoffer 17] gaan rijden en heeft hij haar, vervolgens, onverhoeds eenmaal bij haar borsten en/of tweemaal in haar kruis gegrepen;
11.
hij op 7 juni 2015 te [pleegplaats 8] , gemeente Aa en Hunze, door geweld [slachtoffer 18] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 18] ) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers is verdachte met zijn scooter naast die fietsende [slachtoffer 18] gaan rijden en heeft hij haar vervolgens onverhoeds in haar vagina gegrepen en/of geknepen en bij haar borsten betast;
12.
hij op 11 juni 2015 te [pleegplaats 9] , in de gemeente Borger-Odoorn, door geweld, [slachtoffer 19] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 19] ) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers is verdachte met zijn scooter ineens met hoge snelheid naast die [slachtoffer 19] gaan rijden op het fietspad en heeft verdachte vervolgens, toen hij naast die [slachtoffer 19] was, haar onverhoeds in haar kruis gegrepen;
13.
hij op 11 juni 2015, op het fietspad van [pleegplaats 6] naar [pleegplaats 4] (in het [bos] tussen [pleegplaats 6] en [pleegplaats 9] ter hoogte van het [locatie] , voorbij de afslag fietspad [plaats 7] ) te [pleegplaats 9] , door geweld, [slachtoffer 20] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 20] ) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers
- ging verdachte met zijn scooter zigzaggend voor die [slachtoffer 20] (die op haar
fiets reed) rijden en
- verminderde verdachte vervolgens zijn snelheid en belemmerde die [slachtoffer 20]
de doorgang en
- is verdachte, nadat die [slachtoffer 20] hem voorbij wist te fietsen, achter die
[slachtoffer 20] aan gereden en
- is verdachte vervolgens naast die [slachtoffer 20] gaan rijden en
- heeft verdachte die [slachtoffer 20] vervolgens onverhoeds in haar kruis gegrepen/geslagen en daarbij haar schaambeen geraakt.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van parketnummer 18/730039-14

1.feitelijke aanranding van de eerbaarheid;

2.feitelijke aanranding van de eerbaarheid;

3.feitelijke aanranding van de eerbaarheid;

4.feitelijke aanranding van de eerbaarheid;

5.feitelijke aanranding van de eerbaarheid;

6.feitelijke aanranding van de eerbaarheid;

7.feitelijke aanranding van de eerbaarheid;

ten aanzien van parketnummer 18/930162-15

1.poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid;

2.poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid;

3.feitelijke aanranding van de eerbaarheid;

4.poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid;

5.feitelijke aanranding van de eerbaarheid;

6.poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid;

7.poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid;

8.feitelijke aanranding van de eerbaarheid;

9.feitelijke aanranding van de eerbaarheid;

10.feitelijke aanranding van de eerbaarheid;

11.feitelijke aanranding van de eerbaarheid;

12.feitelijke aanranding van de eerbaarheid;

13.feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging nu uit de deskundigenrapportages blijkt dat verdachte niet strafbaar is.
Beoordeling
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 9 oktober 2015, opgemaakt door K.N. Broek, psychiater en de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 13 oktober 2015, opgemaakt door R.A. Sterk, psycholoog.
De conclusies van deze rapporten luiden, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis, in de vorm van schizofrenie van het resttype, waarbij de negatieve symptomen van de schizofrenie op de voorgrond staan. Daarnaast is er een afhankelijkheid van meerdere middelen, ook middelen die de lust in seks opwekken. Er kan gesproken worden van zwakbegaafdheid. Voorts is er sprake van frotteurisme waarbij verdachte opgewonden raakt bij het onverhoeds aanraken van de vagina van vrouwen en zich dan thuis gaat bevredigen.
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen en neemt deze over. De rechtbank stelt met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte vast dat het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Gelet op vorenstaande passeert de rechtbank de stelling van de raadsman dat verdachte zou moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Straf en/of maatregel
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht en voorts dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd met de voorwaarden zoals geformuleerd in het maatregelrapport, met dadelijk uitvoerbaarverklaring van de TBS met voorwaarden. Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van de feiten, de mate van recidive en op de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht in geval van bewezenverklaring geen TBS met voorwaarden op te leggen maar een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden, waaronder een klinische behandeling.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf en/of maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een serie aanrandingen en pogingen daartoe. De slachtoffers waren meisjes/jonge vrouwen in de leeftijd van 10 tot 20 jaar. De verdachte ging bij het plegen van voornoemde strafbare feiten steeds op dezelfde wijze te werk. Zo haalde hij, rijdende op zijn scooter, de fietsende slachtoffers in en op het moment dat hij op gelijke hoogte met hen was betastte hij de slachtoffers of pakte hij ze onverhoeds vast bij de met kleding bedekte benen en/of borsten en/of schaamstreek. Verdachte heeft door aldus te handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. De eerste serie aanrandingen vond plaats in Friesland binnen een tijdbestek van 3 maanden en de tweede serie aanrandingen vond plaats in Drenthe binnen een periode van 6 maanden. Uit het onderzoek ter zitting is gebleken dat het handelen van de verdachte voor het merendeel van de slachtoffers zeer ingrijpend is geweest.
Daarnaast heeft verdachte door zijn handelen veel maatschappelijke beroering veroorzaakt. Met name de leeftijd van de slachtoffers, het jongste slachtoffer was 10 jaar, het betrekkelijk korte tijdsbestek en het beperkte geografische gebied waarin de delicten zijn gepleegd, speelden daarbij een rol.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij, terwijl hij in het verleden eerder is veroordeeld voor soortgelijke zedendelicten en daartoe ook langdurige behandelingen heeft ondergaan, zich niet heeft gewend tot hulpverlenende instanties toen hij bij zichzelf opnieuw de behoefte voelde om zich te vergrijpen aan meisjes/jonge vrouwen. Integendeel, hij is daarmee doorgegaan, zonder zich te bekommeren om de gevolgen voor zijn slachtoffers. Daarbij komt dat verdachte, geconfronteerd met die gevolgen, in feite zich zelf in de rol van slachtoffer plaatst en voortdurend zijn eigen voorgeschiedenis en problematiek op de voorgrond plaatst.
Uit de psychiatrische en psychologische rapportages volgt dat verdachte een beperkte en defecte man is door het jarenlange middelengebruik en de schizofrenie.
De rapporteurs schatten het risico op recidive in als hoog, gezien de defecten door de schizofrenie, de verslaving, het frotteurisme waaraan hij geen weerstand kan bieden, de jarenlange behandeling die weinig effect heeft gehad en de terugval in een zelfde delict als waarvoor hij eerder veroordeeld is. Na een klinische opname heeft verdachte een besloten beschermende woonvorm nodig, met een sterk kader en een blijvende begeleiding. Zonder een dergelijk kader zal hij terugvallen in drugsgebruik en mogelijk ook in delictgedrag. Zeker gezien het mislukken van eerdere behandelingen en het bereiken van het behandelplafond is de inschatting van de rapporteurs dat deze strakke begeleiding bij verdachte vele jaren zal gaan duren. Verdachte heeft zich deels wel gehouden aan eerdere voorwaarden van de reclassering zoals deze waren opgesteld bij de eerdere veroordeling, maar niet aan de voorwaarden zoals deze door de [instelling 1] waren opgesteld. Met name het drugsprobleem is gebleven, hetgeen zijn terugval in delictgedrag heeft vergemakkelijkt. De aard van de problematiek is zodanig dat het voor verdachte moeilijk zal zijn om zich aan de voorwaarden te houden. Een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf biedt de mogelijkheid aan verdachte om zich te onttrekken aan de begeleiding die hij heel erg nodig heeft. Bij het schenden van voorwaarden bij een voorwaardelijke gevangenisstraf kan detentie volgen. Hij zal dan worden afgestraft met als gevolg dat hij niet zal worden behandeld en begeleid waarmee de kans op herhaling onveranderd hoog blijft. De voorkeur van beide rapporteurs gaat uit naar een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Deze kan dan worden omgezet in een terbeschikkingstelling met verpleging op het moment dat verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt.
Uit het maatregelenrapport betreffende de verdachte, van Jeugdzorg & Reclassering van het Leger des Heils, d.d. 8 december 2015, alsmede uit hetgeen de heer J.K. Nijkamp, reclasseringswerker, ter terechtzitting naar voren heeft gebracht, blijkt een klinische behandeling in een hoog beveiligde SGLVG instelling noodzakelijk. De behandeling dient gericht te zijn op de restverschijnselen van de schizofrenie, zijn drugsafhankelijkheid en zijn parafilie.
Verdachte is inmiddels aangemeld bij de [instelling 2] in [plaats 5] en is daar ook geaccepteerd. Na de klinische behandeling die zeker drie jaar in beslag zal nemen kan verdachte volgens de voorwaarden van de reclassering doorstromen naar een beschermde woonvorm.Ingeschat wordt dat gedurende het gehele traject verdachte (incidenteel) drugs of alcohol zal gebruiken. Gezien de jarenlange behandeling en terugval in gedrag is er weinig van een behandeling te verwachten en zal verdachte vooral in een setting moeten gaan wonen waar een goede (psychiatrische) begeleiding wordt gecombineerd met toezicht en controle, afgestemd op zijn intellectuele beperkingen en pathologie. Een reclasseringstoezicht tijdens een proeftijd met voorwaardelijke straf acht de reclassering niet haalbaar. Geadviseerd wordt om de maatregel van TBS met voorwaarden zoals opgenomen in voornoemd rapport op te leggen.
Terbeschikkingstelling
Met betrekking tot een op te leggen maatregel overweegt de rechtbank als volgt:
Verdachte zal thans worden veroordeeld voor misdrijven die gericht zijn tegen en gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan 4 jaar is gesteld. De rechtbank heeft daarbij geconstateerd dat verdachte vaker is veroordeeld voor soortgelijke zedendelicten. Met verdachte is meermalen in een justitieel kader gesproken over de onaanvaardbaarheid van zijn seksueel overschrijdende gedrag. Voorts is verdachte in het verleden gedurende geruime tijd in het kader van voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden, opgenomen geweest en behandeld in de [instelling 1] (in totaal vier jaar). Aansluitend aan deze opname is verdachte begeleid door het [instelling 3] en [instelling 4] . Deze eerdere behandelingen hebben bij verdachte niet het besef bewerkstelligd dat zijn wens om zijn seksuele behoeften te bevredigen niet mag prevaleren boven de belangen van de slachtoffers en hebben het seksueel grensoverschrijdend en strafbaar gedrag niet kunnen voorkomen.
Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling vereist. Nu is voldaan aan alle wettelijke voorwaarden daartoe en de rechtbank een intensieve klinische behandeling noodzakelijk acht, zal zij de eis van de officier van justitie volgen en naast een gevangenisstraf een TBS met voorwaarden opleggen. Verdachte heeft ter zitting te kennen gegeven in te stemmen met de geadviseerde voorwaarden.
Om de behandeling van verdachte zo spoedig mogelijk te laten ingaan en ter voorkoming van herhaling van ernstige delicten die de lichamelijke integriteit van anderen kunnen aantasten, zal de rechtbank op de voet van artikel 38 lid 6 Sr bepalen dat de last tot terbeschikkingstelling onmiddellijk uitvoerbaar is.
GevangenisstrafNaast de TBS-maatregel met voorwaarden acht de rechtbank op grond van hetgeen hiervoor is overwogen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden passend en geboden. Bij de bepaling van de gevangenisstraf, heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. De rechtbank weegt mee dat het klinische deel van de behandeling in het kader van de TBS met voorwaarden waarschijnlijk drie jaar gaat duren. Om die reden zal zij een iets lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Vorderingen van de benadeelde partijen.
Ten aanzien van parketnummer 18/730039-14
Feit 2
[slachtoffer 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 1130,30 aan reiskosten, € 85,00 aan kleding en € 600,00 aan immateriële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, nu hij voor vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging heeft gepleit, betoogd dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, althans dat de vordering moet worden afgewezen.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is het causaal verband tussen het bewezenverklaarde en de gevorderde reiskosten ad € 1130,30 onvoldoende komen vast te staan.
De rechtbank zal daarom bepalen dat dit deel van de vordering wordt afgewezen.
Door de benadeelde partij is een bedrag aan immateriële schade gevorderd van € 600,--.
Zij heeft gesteld tot op de dag van vandaag de gevolgen van aanranding te ondervinden.
Voor de toewijsbaarheid van een vordering gebaseerd op de aantasting van de persoon op andere wijze is volgens de Hoge Raad het uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Een ‘enkel psychisch onbehagen’ of een zich gekwetst voelen is niet voldoende. Het dient te gaan om een ‘in de psychiatrie erkend ziektebeeld’ althans de benadeelde zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval een psychische beschadiging is ontstaan waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel is of had kunnen zijn vastgesteld.
De Hoge Raad heeft evenwel bepaald dat op dit uitgangspunt uitzonderingen kunnen worden aanvaard in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. Op grond van de stukken en de toelichting bij de vordering kan niet zonder meer het bestaan van geestelijk letsel worden vastgesteld. Gelet echter op de ernst van het bewezenverklaarde en de gevolgen daarvan voor de benadeelde, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank een uitzondering op de regel dat sprake moet zijn van een ín de psychiatrie erkend ziektebeeld’. De rechtbank is van oordeel dat uit de toelichting van de benadeelde partij aannemelijk is geworden dat zij immateriële schade heeft geleden, dat deze in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit en dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Het door de benadeelde partij gevorderde bedrag terzake immateriële schade komt de rechtbank alle omstandigheden in aanmerking genomen redelijk voor.
De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juli 2013.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
Feit 3
[slachtoffer 3] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 3 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 25,60 aan materiële schade en
€ 1000,00 aan immateriële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de gevorderde immateriële schade gematigd dient te worden tot een bedrag van € 600,00. Voor het overige dient de vordering toegewezen te worden met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, nu hij voor vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging heeft gepleit, betoogd dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, althans dat de vordering moet worden afgewezen.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële in immateriële schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank heeft daarbij de zelfde criteria toegepast als bij de voren besproken vordering en zal dat ook bij de hierna te besproken vorderingen steeds doen. De vordering is niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken. De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade evenwel matigen tot een bedrag van
€ 600,00. Het overige deel van de vordering wordt niet-ontvankelijk verklaard en kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
Feit 4
[slachtoffer 4] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 4 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 427,72, aan materiële schade en
€ 600,00 aan immateriële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, nu hij voor vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging heeft gepleit, betoogd dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, althans dat de vordering moet worden afgewezen.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade die ziet op de post reiskosten ad.
€ 400,00 onvoldoende is onderbouwd en zal dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. Dit houdt in dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De rechtbank is van oordeel dat de overige gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 augustus 2013.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
Feit 6
[slachtoffer 6] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 6 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 500,00 aan immateriële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, nu hij voor vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging heeft gepleit, betoogd dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, althans dat de vordering moet worden afgewezen.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde immateriële schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 september 2013
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
Feit 7
[slachtoffer 7] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 7 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 67,00 aan materiële schade en
€ 600,00 aan immateriële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, nu hij voor vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging heeft gepleit, betoogd dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, althans dat de vordering moet worden afgewezen.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële en immateriële schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 september 2013.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
Ten aanzien van parketnummer 18/930162-15
Feit 3
[slachtoffer 10] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 3 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 550,00 aan immateriële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, nu hij voor vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging heeft gepleit, betoogd dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, althans dat de vordering moet worden afgewezen.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde immateriële schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2015.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
Feit 6
[slachtoffer 13] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 6 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 39,95 aan materiële schade en
€ 550,00 aan immateriële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, nu hij voor vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging heeft gepleit, betoogd dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, althans dat de vordering moet worden afgewezen.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële en immateriële schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 april 2015.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
Feit 7
[slachtoffer 14] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 7 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 66,21 aan materiële schade en
€ 500,00 aan immateriële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, nu hij voor vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging heeft gepleit, betoogd dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, althans dat de vordering moet worden afgewezen.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële en immateriële schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, vermeerderd met de wettelijke rente, 1 mei 2015
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
Feit 9
[slachtoffer 16] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 9 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. € 600,00 aan immateriële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, nu hij voor vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging heeft gepleit, betoogd dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, althans dat de vordering moet worden afgewezen.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde immateriële schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2015.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
Feit 10
[slachtoffer 17] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 10 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat € 650,00 aan immateriële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, nu hij voor vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging heeft gepleit, betoogd dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, althans dat de vordering moet worden afgewezen.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde immateriële schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar. Wel acht de rechtbank termen aanwezig om te matigen tot een bedrag van € 600,00. Het overige deel van de vordering zal niet-ontvankelijk worden verklaard.
Dit houdt in dat dit deel van de vordering niet in dit strafgeding worden afgedaan, maar slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
Feit 11
[slachtoffer 18] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 11 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 99,95 aan materiële schade en
€ 550,00 aan immateriële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, nu hij voor vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging heeft gepleit, betoogd dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, althans dat de vordering moet worden afgewezen.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële en immateriële schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2015.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
Feit 12
[slachtoffer 19] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 12 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 200,13 aan materiële schade en
€ 500,00 aan immateriële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, nu hij voor vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging heeft gepleit, betoogd dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, althans dat de vordering moet worden afgewezen.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële en immateriële schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juni 2015.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 37a, 38, 38a, 45 en 246, van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het onder de parketnummers 18/730039-14 en 18/930162-15 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
gelast dat de veroordeelde ter beschikking wordt gesteld.
Stelt de volgende
voorwaardenbetreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
stelt als algemene voorwaarden:
 dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
 dat de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering en contact onderhoudt met de reclassering in een door de reclassering te bepalen frequentie;
 dat de veroordeelde klinisch zal verblijven in Trajectum, [instelling 2] , of een soortgelijke instelling, en zich zal conformeren aan het behandelplan, waaronder medicatiegebruik, en zich zal conformeren aan de huis- en gedragsregels van de instelling;
 dat de veroordeelde zal meewerken aan een vervolgtraject richting beschermd/beschut wonen en niet zal verhuizen zonder overleg met en instemming van de reclassering;
 dat de veroordeelde zich zal houden aan het zorgplan en de huis —en gedragsregels van de woonvorm;
 dat de veroordeelde zorgt voor actuele contactgegevens en altijd bereikbaar is voor de kliniek, woonvorm en de reclassering;
 dat de veroordeelde geen alcohol en drugs zal gebruiken behalve na overleg met en instemming van de reclassering en zal meewerken aan controle hierop;
 dat de veroordeelde openheid geeft over en inzicht in zijn sociale contacten en
 (seksuele) relaties en het bespreken ervan met het behandelteam en de reclassering zal accepteren;
 dat de veroordeelde openheid geeft over zijn financiën en ondersteuning van zijn curator of professionele derden zal accepteren;
 dat de veroordeelde zich begeleidbaar opstelt en toestemming geeft aan de reclassering om met instanties en personen informatie uit te wisselen (zoals behandelteam Trajectum, woonvorm, familie, enzovoort).
Wijst reclassering Leger des Heils aan als instelling om de terbeschikkinggestelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van die voorwaarden en geeft voornoemde instelling daartoe opdracht.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
Ten aanzien van parketnummer 18/730039-14
Feit 2
- Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot het hierna te noemen bedrag toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 685,00 (zegge: zeshonderdvijfentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 juli 2013.
- Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige afgewezen wordt.
- Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
- Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van € 685,00 (zegge: zeshonderdvijfentachtig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 13 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 85,00 aan materiële schade en € 600,00 aan immateriële schade.
- Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Feit 3
- Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] gedeeltelijk tot het hierna te noemen bedrag toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 625,60 (zegge: zeshonderdvijfentwintig euro en zestig eurocent).
- Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
  • Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
  • Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 3] , te betalen een bedrag van € 625,60 (zegge: zeshonderdvijfentwintig euro en zestig eurocent) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 12 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit
€ 25,60 aan materiële schade en € 600,00 aan immateriële schade.
- Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Feit 4
- Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] toe tot een hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 627,72 (zegge: zeshonderdzevenentwintig euro en tweeënzeventig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 augustus 2013.
- Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht
- Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
- Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] , te betalen een van bedrag van € 627,72 (zegge: zeshonderd- zevenentwintig euro en tweeënzeventig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 12 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 27,72 aan materiële schade en € 600,00 aan immateriële schade.
- Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Feit 6
- Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 september 2013.
- Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
- Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6] , te betalen een bedrag van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 500,00 aan immateriële schade.
- Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Feit 7
- Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 667,00 (zegge: zeshonderdzevenenzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 september 2013.
- Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
- Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 7] , te betalen een bedrag van € 667,00 (zegge: zeshonderdzevenenzestig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 13 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 67,00 aan materiële schade en € 600,00 aan immateriële schade.
- Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 7] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van parketnummer 18/930162-15
Feit 3
- Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 10] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 550,00 (zegge: vijfhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21januari 2015.
- Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
- Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 10] , te betalen een bedrag van € 550,00 (zegge: vijfhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 11 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 550,00 aan immateriële schade.
- Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 10] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Feit 6

- Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 13] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 589,95
(zegge: vijfhonderdnegenentachtig euro en vijfennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 april 2015.
- Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
- Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 13] , te betalen een bedrag van € 589,95 (zegge: vijfhonderdnegenentachtig euro en vijfennegentig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 11 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 39,95 aan materiële schade en € 550,00 aan immateriële schade.
- Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 13] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Feit 7
- Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 14] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 566,21 (zegge: vijfhonderdzesenzestig euro en eenentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2015.
- Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
- Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 14] , te betalen een bedrag van € 566,21 (zegge: vijfhonderdzesenzestig euro en eenentwintig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 11 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 66,21 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade.
- Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 14] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Feit 9
- Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 16] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 600,00 (zegge: zeshonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
5 mei 2015.
- Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
- Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 16] , te betalen een bedrag van € 600,00 (zegge: zeshonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 12 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 600,00 aan immateriële schade.
- Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 16] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Feit 10
- Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 17] gedeeltelijk toe tot een hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 600,00 (zegge: zeshonderd euro).
  • Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
  • Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
- Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 17] , te betalen een bedrag van € 600,00 (zegge: zeshonderd euro) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 12 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat € 600,00 aan immateriële schade.
- Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 17] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Feit 11
  • Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 18] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 649,95 (zegge: zeshonderdnegenenveertig euro en vijfennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2015.
  • Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
- Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 18] , te betalen een bedrag van € 649,95 (zegge: zeshonderdnegenenveertig en vijfennegentig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 12 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 99,95 aan materiële schade en € 550,00 aan immateriële schade.
- Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 18] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Feit 12
- Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 19] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 700,13 (zegge: zevenhonderd euro en dertien eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 juni 2015.
- Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
- Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 19] , te betalen een bedrag van € 700,13 (zegge: zevenhonderd euro en dertien eurocent) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 14 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit
€ 200,13 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade.
- Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 19] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mrs, L.M.E. Kiezebrink, voorzitter, A.F. Gerding en C. Krijger, rechters, bijgestaan door J.H. van Scharrenburg, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 januari 2016.