Op 31 mei 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk verbergen van een minderjarige. De zaak kwam voort uit een incident dat plaatsvond tussen 24 en 29 augustus 2014, waarbij de verdachte de minderjarige, die zich onttrokken had aan het wettig gezag, verborgen hield en niet meldde aan de autoriteiten waar zij verbleef. De verdachte was op de hoogte van de zoektocht naar de minderjarige door de politie en justitie.
Tijdens de zitting op 17 mei 2016 heeft de verdachte verklaard dat hij pas op de tweede dag van het verblijf van de minderjarige bij hem, zich bewust werd van haar leeftijd. De officier van justitie concludeerde dat het ten laste gelegde bewezen kon worden, en de rechtbank oordeelde dat de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig had bekend. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar, aangezien er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten.
De officier van justitie had een werkstraf van 40 uren geëist, subsidiair 20 dagen hechtenis. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de zaak, waaronder de aard en ernst van het feit, de persoon van de verdachte, en de vordering van de officier van justitie. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen konden worden.