ECLI:NL:RBNNE:2016:2848

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 mei 2016
Publicatiedatum
16 juni 2016
Zaaknummer
18.730256-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging doodslag na steekincident met scheermes

Op 10 mei 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging doodslag. De verdachte heeft de aangever in zijn woning met een scheermes in de hals gesneden, wat resulteerde in een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de aangever. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de gevolgen voor de aangever relatief beperkt waren, de verdachte niet kon worden vrijgesproken van de poging doodslag. Het beroep op noodweer werd verworpen, omdat de rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in een situatie had gebracht waarin zij niet gerechtvaardigd was om met een mes uit te halen naar de aangever. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 1.000,00 aan de aangever te betalen. De rechtbank hield rekening met de eerdere veroordelingen van de verdachte en haar psychische toestand, maar oordeelde dat de ernst van het feit een forse straf rechtvaardigde.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730256-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 mei 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 april 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 13 augustus 2015 te [pleegplaats] (in een woning gelegen aan of bij [adres] ) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet, die [slachtoffer] met een (scheer)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals/keel en/of het wang, in elk geval het lichaam, heeft gesneden en/of gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
zij op of omstreeks 13 augustus 2015 te [pleegplaats] (in een woning gelegen aan of bij [adres] ) aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel, te weten een (diepe) snijwond in de hals/keel en/of een snijwond in het wang, heeft toegebracht door met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet, die [slachtoffer] met een (scheer)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals/keel en/of het wang, in elk geval het lichaam, te snijden en/of steken;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
zij op of omstreeks 13 augustus 2015 te [pleegplaats] (in een woning gelegen aan of bij [adres] ) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer] , opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet, die [slachtoffer] met een (scheer)mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp, in de hals/keel en/of het wang, in elk geval het lichaam, heeft gesneden en/of gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte voorwaardelijk opzet op de dood van aangever heeft gehad. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat ze met de punt van een scheermes naar aangever heeft uitgehaald. Voorts blijkt uit de letselverklaring dat aangever een diepere snee met een lengte van 6 centimeter in de halsstreek heeft opgelopen en dat wanneer verdachte de halsslagader van aangever zou hebben geraakt, dit een ernstige en levensbedreigende verwonding op had kunnen leveren. Verdachte heeft door aldus te handelen bewust de aanmerkelijke kans op de dood van aangever aanvaard.
Met betrekking tot de voorbedachte raad is de officier van justitie van oordeel dat verdachte heeft gehandeld in een plotseling opwelling en dat het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ niet bewezen kan worden verklaard. Verdachte dient derhalve van de primair ten laste gelegde poging moord te worden vrijgesproken. De impliciet primair ten laste gelegde poging doodslag kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, aldus de officier van justitie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte van de algehele tenlastelegging dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat het lastig vast te stellen is hoe de verwondingen zijn toebracht, nu deze zowel aan de linker- als aan de rechterkant van het gezicht zitten. Bovendien heeft verdachte verklaard dat zij één keer heeft uitgehaald. Daardoor staat naar de mening van de raadsman onvoldoende vast dat verdachte beide verwondingen heeft toegebracht. Bovendien zijn, aldus de raadsman, kleine bloedspatten aangetroffen in de slaapkamer en grotere bloeddruppels in de gang. Daaruit zou kunnen blijken dat de verwonding in de hals in de slaapkamer is toegebracht. Nu verdachte heeft verklaard dat zij niet in de slaapkamer is geweest, kan zij de wond in de hals niet hebben veroorzaakt. Voor zover verdachte aangever zou hebben verwond, zou dit de schram op de wang betreffen. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat, nu in het ziekenhuis is vastgesteld dat de verwonding in de hals van aangever niet een levensbedreigende verwonding is, er geen sprake van (voorwaardelijk) opzet op de dood van aangever bij verdachte is geweest. Tot slot is de raadsman, met de officier van justitie, van oordeel dat er geen sprake is geweest van voorbedachte raad.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat het niet anders kan dan dat verdachte aangever met een scheermes in de hals heeft gesneden en dat aangever daarbij een diepere snede met een lengte van ongeveer 6 centimeter in de halsstreek aan de rechterkant van het lichaam heeft opgelopen.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat een ander dan verdachte de verwondingen bij aangever heeft toegebracht. Er bevonden zich die nacht in de woning van aangever immers geen andere personen dan verdachte en aangever. Dat aangever de verwonding in de halsstreek zelf zou hebben aangebracht, acht de rechtbank niet een reëel alternatief scenario. Geen weldenkend mens zal het risico willen lopen om door het snijden met een scheermes in de halsstreek de zich daar bevindende slagader te raken en daardoor een levensbedreigende bloeding op te lopen enkel met het doel om tegen een ex-partner een belastende verklaring te kunnen afleggen. Dat aangever die nacht onder invloed van drank en drugs verkeerde, doet hieraan niet af.
Niet kan worden vastgesteld dat verdachte daarmee zogenoemd 'vol' opzet op de dood van aangever had, nu uit het dossier en hetgeen verdachte ter zitting heeft verklaard niet volgt dat verdachte de uitdrukkelijke bedoeling heeft gehad om aangever om het leven te brengen.
Vervolgens moet worden beoordeeld of verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van aangever. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - in dit geval de dood van aangever - is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op intreding van dat gevolg heeft aanvaard. Of in dit geval sprake is van voorwaardelijk opzet zal, naast de verklaringen van verdachte, eveneens afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval, waarbij de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht van belang zijn. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de halsslagader zich in de hals bevindt. De rechtbank is van oordeel dat het met behulp van een scheermes snijden in de halsstreek van een ander niet alleen de aanmerkelijke kans in het leven roept dat die ander hierdoor komt te overlijden, maar ook dat die handelwijze naar zijn uiterlijke verschijningsvorm moet worden aangemerkt als zo zeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel bij het slachtoffer, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte deze aanmerkelijke kans welbewust heeft aanvaard. Contra-indicaties voor het tegendeel heeft de rechtbank niet aangetroffen.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van aangever.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 26 april 2016 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Op 13 augustus 2015 was ik in de woning van [slachtoffer] aan [straatnaam] in [pleegplaats] . We hadden ruzie. Toen we in de gang stonden, stond verdachte voor me. Ik had een scheermesje in mijn hand en ik heb uitgehaald. Ik heb daarbij een zwaaiende beweging voor mij langs gemaakt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 15 augustus 2015, opgenomen op pagina 57 e.v. van het dossier met nummer 2015235235 d.d. 23 februari 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Afgelopen nacht kwam [verdachte] in mijn woning.
Ik zag dat [verdachte] opstond en vanuit mijn woonkamer in de richting van de voordeur van mijn flat liep. Ik ben ook opgestaan en ben achter haar aan gelopen. Eenmaal in de hal van mijn flat voor de deur van mijn wc stonden [verdachte] en ik tegenover elkaar en stonden we nog wat te praten. We stonden zeker minder dan een meter bij elkaar vandaan. Ze stond dicht bij mij. Plotseling zag ik haar rechterhand en in die hand zag ik een scheermesje zitten. Ik zag dit toen haar rechterhand bij mij op schouderhoogte zat. Dit betrof mijn linkerschouder. Ik voelde toen dat het ineens aan de rechterzijde van mijn nek begon te steken. Dit deed mij pijn.
Ik greep met mijn hand naar de rechterzijde van mijn nek en ik voelde en zag direct bloed.
3. Een geneeskundige verklaring, op 9 maart 2016 opgemaakt en ondertekend door [naam arts] , GGD-arts voor zover inhoudende, als zijn verklaring:
Letselverklaring
Medische informatie betreffende:
Naam : [slachtoffer]
Voornamen : [voornaam]
Geboortedatum : [geboortedatum slachtoffer]
Adres : [adres]
Woonplaats : [postcode + woonplaats]
Datum onderzoek : 13-08-2015
Letselbeschrijving
1: Aan de rechter zijde in de hals, ongeveer 4 tot 5 centimeter parallel verlopend onder de rechteronderkaak is een scherprandige huidonderbreking van ongeveer 6 centimeter lang, welke met 8 hechtingen is gehecht en wat imponeert als een scherprandige en wat diepere snijwond (zie foto 1).
2. Onder op de linker wang, vlak onder de linker zijde van de kin en min of meer parallel verlopend met de lijn van de linker onderkaak, een gedeeltelijk met "steri-strips" bedekte
-oppervlakkige- scherprandige snijwond met wat bloed, welke na ongeveer 3,5 centimeter als oppervlakkig rood krasspoor nog ong. 3,5 centimeter verder loopt met aan het eind een buiging naar rechts (zie foto 2).
(…)
Beoordeling van de letsels
1. De gehechte scherprandige en wat diepere snijwond rechts in de hals is veroorzaakt door een scherp snijdend voorwerp en kan goed zijn toegebracht met bijvoorbeeld een scheermes. Gelukkig is de halsslagader die daaronder in dit halsgebied loopt niet geraakt, want dit zou een ernstige en levensbedreigende bloeding hebben kunnen veroorzaken.
2. De oppervlakkige scherprandige snijwond op de linker wang, welke na ongeveer 3,5 centimeter als oppervlakkig krasspoor verder loopt met buiging naar rechts, is ook veroorzaakt door een scherp snijdend/krassend voorwerp en kan ook zijn toegebracht met een uithaal van een scherp voorwerp of scheermes.
(…)
Conclusie
Ontstaan : Het boven beschreven letsel kan passen bij de datum van bovengenoemd incident.
Herstel : Binnen een termijn van 3 tot 4 weken mag volledig herstel worden verwacht.
Blijvend letsel : Er is geen blijvend letsel te verwachten.
Letsel past bij : Het geconstateerde letsel kan passen bij de door betrokkene aangegeven toedracht.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het impliciet primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
zij op 13 augustus 2015 te [pleegplaats] in een woning gelegen aan [adres] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] met een scheermes in de hals en de wang heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in haar belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een beroep op noodweer niet kan slagen. Verdachte heeft door naar de woning van aangever te gaan, zichzelf in de situatie gebracht en het door haar gekozen verdedigingsmiddel staat niet in een redelijke verhouding tot de dreigende aanranding. Verdachte had er voor kunnen kiezen aangever met het scheermes te bedreigen of op een andere plek in het lichaam te snijden of te steken. Door met het mes uit te halen naar de hals van aangever en hem levensgevaarlijk letsel toe te brengen, is verdachte buiten de grenzen van de noodzakelijke zelfverdediging getreden.
Voor noodweerexces is volgens de officier van justitie geen ruimte, nu er bij verdachte geen sprake is geweest van een hevige gemoedsbeweging die werd veroorzaakt door een wederrechtelijke aanranding, nu verdachte aan de ene kant heeft verklaard dat ze bang en in paniek was en aan de andere kant heeft verklaard dat ze rustig en op haar hoede was. Ook heeft verdachte bij de psycholoog aangegeven dat ze zich bewust was van haar handelen. Dat verdachte bang was is aannemelijk, maar er is geen sprake geweest van een hevige gemoedsbeweging, aldus de officier van justitie.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft betoogd dat wel sprake van een noodweersituatie was. Er was sprake van een ruzie en aangever had verdachte voorafgaande aan het voorval in de hal in de woonkamer teruggeduwd in haar stoel. Verdachte was bang en wilde de woning verlaten. In de gang is aangever met zijn armen om verdachte heen gaan staan en verdachte had daardoor geen kans om de woning te verlaten; ze kwam niet weg. Aangever heeft hierbij tegen verdachte gezegd dat hij haar wilde neuken en dat hij haar strot dicht wilde knijpen. Verdachte was door het handelen van aangever genoodzaakt zichzelf te verdedigen. Ze heeft alleen een beweging met het scheermes gemaakt omdat ze weg wilde en deze handeling was, gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, gerechtvaardigd. Verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Standpunt van de rechtbank
De rechtbank overweegt het volgende. De stelling van verdachte dat aangever dreigend om haar heen stond, wordt door aangever weersproken. De rechtbank stelt vast dat die stelling evenmin steun vindt in de overige stukken van het dossier. Uit informatie die is verkregen middels telefoontaps blijkt wel dat verdachte in gesprekken die zij voerde met aangever in de periode dat zij zich in voorlopige hechtenis bevond, meermaals heeft geprobeerd om aangever over te halen om zijn verklaring in voor haar gunstige zin te wijzigen. Voorts overweegt de rechtbank dat verdachte pas bij de psycholoog voor het eerst gewag heeft gemaakt van woordelijke bedreigingen, terwijl ze daarover in meerdere verhoren niet heeft gerept. Het voorgaande doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van verdachtes verklaring, die er in de kern op neerkomt dat sprake is geweest van een noodweersituatie. Het bestaan van een noodweersituatie acht de rechtbank derhalve niet aannemelijk geworden. De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer.
Nu ook overigens niet is gebleken van omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde feit uitsluiten, acht de rechtbank het bewezenverklaarde feit strafbaar.
Het bewezen verklaarde levert op:
impliciet primair poging tot doodslag

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van het psychiatrisch rapport d.d. 25 januari 2016, opgemaakt door [psycholoog] . Dit rapport houdt, zakelijk weergegeven, onder meer in als conclusie:
Bij verdachte is sprake is van een persoonlijkheidsstoornis NAO en ADHD in combinatie met mogelijk drank- en/of drugsmisbruik. Verdachte was ten tijde van het tenlastegelegde overmatig gestrest en bang, mogelijk met paniek maar zich wel bewust van haar handelen.
De genoemde symptomatologie voortkomend uit de stoornissen met borderline trekken en een mogelijke ontremming door alcohol- en drugsgebruik hebben deels een rol gespeeld.
Verdachtes psychopathologie en situatie maken dat ze zich gemakkelijk gekrenkt voelt. Er is
een verminderde mogelijkheid tot verstandige coping wat maakt dat de kans op impulsieve
acties wordt vergroot, zeker in combinatie met enig drank- en drugsgebruik. Dat het schadelijk voor haarzelf kan uitpakken, komt dat moment niet goed in haar op. Eenmaal in de ongewenste situatie is er weinig mogelijkheid tot ontsnapping zonder dat escalatie verwacht kan worden. Verdachte heeft dat onvoldoende ingeschat. Haar gedragskeuzes, overzicht en coping zijn deels mede bepalend geweest. De psycholoog adviseert verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar te achten deels door haar stoornissen, maar evenzeer vanuit stress en angst.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in licht verminderde mate. De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake de impliciet primair ten laste gelegde poging doodslag wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn genoemd in de schorsingsbeslissing van de voorlopige hechtenis van 19 februari 2016. Voorts heeft de officier van justitie oplegging van een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis, gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit voor een algehele vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, zoals door de officier van justitie is geëist, een reële straf is. Oplegging van een taakstraf is, aldus de raadsman, niet nodig.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over haar opgemaakte rapportages, het haar betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Zij heeft aangever in zijn woning met een scheermes in de hals gesneden en daarmee een ernstige inbreuk op de lichamelijk integriteit van aangever gemaakt. De omstandigheid dat de gevolgen voor aangever relatief beperkt zijn gebleven en dat hij niet het leven heeft gelaten, is een omstandigheid die geenszins aan verdachte is te danken. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een zeer ernstig feit en zij rekent verdachte het feit zwaar aan.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat zij eerder voor geweldsfeiten is veroordeeld, hetgeen de rechtbank in het nadeel van verdachte zal meewegen. Voorts blijkt dat verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit nog in een proeftijd liep. Ook dit weegt de rechtbank bij de straftoemeting in het nadeel van verdachte mee.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat uit oogpunt van vergelding een forse gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank overweegt hierbij nog dat een werkstraf zoals door de officier van justitie is gevorderd, geen recht doet aan de ernst van het feit.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte voor het bewezenverklaarde feit licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
Uit de psychologische rapportage blijkt dat de psycholoog het recidiverisico als matig inschat, met dien verstande dat het risico sterk afhankelijk is van verdachtes relationele perikelen. De psycholoog adviseert een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en een verplichte behandeling bij de AFPN.
Gelet op al deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden en zal zij verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van
2 jaren en na te melden bijzondere voorwaarden, zulks met aftrek van het voorarrest.

Benadeelde partij

Namens [slachtoffer] heeft mr. H.W van Eeuwijk zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte impliciet primair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van het toe te wijzen bedrag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, nu verdachte dient te worden vrijgesproken en toekenning van immateriële schade niet op zijn plaats is.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade tot na te noemen bedrag voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan haar als een gevolg van haar handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering tot een bedrag van € 1.000,00 gegrond en voor toewijzing vatbaar. De rechtbank matigt het toe te wijzen bedrag, nu aangever kort na het incident, meermalen schriftelijk en telefonisch contact heeft gehad met verdachte en haar ook heeft bezocht in de penitentiaire inrichting.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen, nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart de primair ten laste gelegde poging tot doodslag bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen 5 dagen volgend op haar ontslagdatum uit detentie meldt bij Reclassering Nederland, Zoutbranderij 1, 8933 AJ Leeuwarden.
2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord Nederland op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.000,00 (zegge: duizend euro).
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige in haar vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer] te betalen een bedrag van € 1.000,00 (zegge: duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.G. Wijma, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. A. Postma, rechters, bijgestaan door mr. F.F. van Emst, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 mei 2016.
Mr. Postma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Wijma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Sikkema
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Van Emst
locatie Leeuwarden,