ECLI:NL:RBNNE:2016:2790

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 april 2016
Publicatiedatum
12 juni 2016
Zaaknummer
18.198648-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging en plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis na bewezenverklaring van meerdere strafbare feiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 28 april 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal, vernieling, mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 2 oktober 2015 een lader van een TomTom heeft gestolen uit een geparkeerde auto, op 3 mei 2015 opzettelijk een ruit van een winkel heeft vernield, op 6 april 2015 in een woning heeft ingebroken en daarbij verschillende goederen heeft gestolen, en op 18 januari 2015 een persoon heeft mishandeld en een ander heeft bedreigd met de dood. Tijdens de zitting op 14 april 2016 heeft de verdachte verstek laten verlenen, en het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

De rechtbank heeft de verdachte niet strafbaar verklaard, omdat hij lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, zoals vastgesteld in psychiatrische rapportages. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte ontoerekeningsvatbaar is voor de bewezen verklaarde feiten en heeft hem ontslagen van alle rechtsvervolging. In plaats daarvan heeft de rechtbank gelast dat de verdachte voor de duur van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst, om hem de nodige behandeling te bieden. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de psychiatrische toestand van de verdachte en het advies van de gedragsdeskundigen.

Daarnaast heeft de rechtbank een vordering van een benadeelde partij, [slachtoffer 7], tot schadevergoeding toegewezen voor een bedrag van € 428,08, met wettelijke rente, maar de vordering voor het overige afgewezen. De rechtbank heeft de kosten van het geding door de benadeelde partij begroot op nihil. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/198648-15
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18/085640-15, 18/066108-15 en 18/011151-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 april 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
14 april 2016.
Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
(
in de zaak met parketnummer 18/198648-15)
1.
hij op of omstreeks 2 oktober 2015, te [pleegplaats]
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een aan of nabij [straatnaam 1]
geparkeerd staand auto heeft weggenomen een lader van een
TomTom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(
in de zaak met parketnummer 18/085640-15)
2.
hij op of omstreeks 3 mei 2015,
te [pleegplaats] , in de gemeente Groningen,
opzettelijk en wederrechtelijk een raam/ruit van een winkel/pand, gelegen aan
of bij [straatnaam 2] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(
in de zaak met parketnummer 18/066108-15)
3.
hij op of omstreeks 6 april 2015 te [pleegplaats] om (ongeveer) 01:10 uur, in elk
geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan
[adres] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil
van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen twee laptops en/of een handtas met inhoud en/of
autosleutels en/of een bosje huissleutels en/of een rugzak en/of een externe
harde schijf en/of een navigatiesysteem, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)
onder zijn bereik heeft gebracht door middel van (een) valse sleutel(s);
(
in de zaak met parketnummer 18/011151-15)
4.
hij op of omstreeks 18 januari 2015, in de gemeente Groningen,
een persooon, genaamd [slachtoffer 5] , heeft mishandeld door deze in het
gezicht, althans tegen het hoofd te stompen en/of te slaan;
5.
hij op of omstreeks 18 januari 2015, in de gemeente Groningen,
een persooon, genaamd [slachtoffer 6] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte
opzettelijk voornoemde [slachtoffer 6] dreigend de woorden toegevoegd :"Als ik jou
op straat zie of in mijn huis dan schiet ik je een kogel door je kop",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De rechtbank heeft ter bevordering van de leesbaarheid van dit vonnis de onder de verschillende parketnummers aangebrachte feiten doorlopend genummerd. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde kan worden bewezen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
(
feit 1)
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 2 oktober 2015, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015287623 d.d. 5 oktober 2015, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 2 oktober 2015, opgenomen op pagina 14 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte.
(
feit 2)
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 3 mei 2015, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015125718 d.d. 3 mei 2015 (hierna: dossier II), inhoudende de verklaring van [slachtoffer 7] .
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 3 mei 2015, opgenomen op pagina 6 e.v. van dossier II, inhoudende de verklaring van [verklarende 2] .
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 3 mei 2015, opgenomen op pagina 11 e.v. van dossier II, inhoudende de verklaring van verdachte.
(
feit 3)
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 6 april 2015, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015097023 d.d. 6 april 2015 (hierna: dossier III), inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] .
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 6 april 2015, opgenomen op pagina 10 e.v. van dossier III, inhoudende de verklaring van verdachte.
De rechtbank past ten aanzien van de feiten 4 en 5 de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
(
feit 4)
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 18 januari 2015, opgenomen op pagina 17 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015026726 d.d. 16 februari 2015 (hierna: dossier IV), inhoudende als verklaring van [slachtoffer 5] :
Ik was op 18 januari 2015, om ongeveer 03.00 uur, in de binnenstad van [pleegplaats] . Ik zag dat er twee politiemensen op een paard een jongen tegenhielden. Ik stak mijn arm uit om de jongen tegen te houden. Ik zag en voelde dat de jongen mij een klap tegen mijn gezicht gaf. Ik werd geraakt op mijn mond.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever van Politie Noord-Nederland d.d. 19 januari 2015, opgenomen op pagina 19 e.v. van dossier IV, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 5] :
Ik voelde enige pijn na de klap.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 18 januari 2015, opgenomen op pagina 21 e.v. van dossier IV, inhoudende als verklaring van [getuige] :
Op 18 januari 2015 was ik met [slachtoffer 5] in Groningen. Ik zag dat [slachtoffer 5] van een man een klap in zijn gezicht kreeg. Kort hierop is de man aangehouden door de politie.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 27 januari 2015, opgenomen op pagina 28 e.v. van dossier IV, inhoudende als relatering van verbalisant:
Ik heb videobeelden bekeken van de stadstoezicht van de binnenstad [pleegplaats] . De beelden zijn vastgelegd op 18 januari 2015 tussen 02:46 uur en 02:54 uur. Ik zie dat twee collega's te paard verdachte [verdachte] proberen klem te zetten met hun paard. (..) Een man probeert verdachte tegen te houden. Verdachte maakt een slaande beweging naar deze man. Ik zie vervolgens dat verdachte door collega's wordt aangehouden.
(
feit 5)
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 18 januari 2015, opgenomen op pagina 32 e.v. van dossier IV, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 6] :
Op 18 januari 2015 was ik aan het werk als politieagent in de binnenstad van [pleegplaats] . Ik zag dat verdachte [verdachte] mij aankeek. Ik hoorde dat verdachte zei: "Als ik jou op straat zie of in mijn huis dan schiet ik je een kogel door je kop". Ik voelde mij daadwerkelijk bedreigd door verdachte en had daadwerkelijk het gevoel dat verdachte zijn bedreiging ten uitvoer ging brengen, dan wel zijn bedreiging ten uitvoer wilde gaan brengen op een later moment.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 18 januari 2015, opgenomen op pagina 35 van dossier IV, inhoudende als relatering van [verbalisant] :
Op 18 januari 2015 was [verdachte] overgebracht naar de ophoudkamer in [straatnaam 3] te [pleegplaats] . Ik zag dat de verdachte hevig tekeer ging door te schelden. Ik hoorde dat het schelden gericht was ten opzichte van collega [slachtoffer 6] . De verdachte riep: "Als ik buiten kom en jou buiten zie, dan jaag ik jou een kogel door de kop", of woorden van gelijke strekking. De verdachte was zo boos dat deze dreigementen serieus op mij over kwamen. Ik ken de verdachte niet, maar als ik in de plaats had gestaan van collega [slachtoffer 6] , dan zou ik deze bedreiging ook zeer serieus nemen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 2 oktober 2015 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een aan [straatnaam 1] geparkeerd staande auto heeft weggenomen een lader van een
TomTom, toebehorende aan [slachtoffer 1] ;
2.
hij op 3 mei 2015 te [pleegplaats] , in de gemeente Groningen, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een winkel, gelegen aan of bij [straatnaam 2] , toebehorende aan een ander, heeft vernield;
3.
hij op 6 april 2015 te [pleegplaats] om (ongeveer) 01:10 uur, in een woning gelegen aan de
[adres] , alwaar verdachte zich buiten weten van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee laptops en een handtas met inhoud en autosleutels en een bosje huissleutels en een rugzak en een navigatiesysteem, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
4.
hij op 18 januari 2015 in de gemeente Groningen een persoon, genaamd [slachtoffer 5] , heeft mishandeld door deze in het gezicht te slaan;
5.
hij op 18 januari 2015 in de gemeente Groningen een persoon, genaamd [slachtoffer 6] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 6] dreigend de woorden toegevoegd :"Als ik jou op straat zie of in mijn huis dan schiet ik je een kogel door je kop".
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
(
in de zaak met parketnummer 18/198648-15)
1. diefstal;
(
in de zaak met parketnummer 18/085640-15)
2. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen;
(
in de zaak met parketnummer 18/066108-15)
3. diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
(
in de zaak met parketnummer 18/011151-15)
4. mishandeling;
5. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 11 september 2015, opgemaakt door [deskundige 1] , arts in opleiding tot psychiater en [deskundige 2] , psychiater/psychoanalyticus,
en op de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 19 augustus 2015, opgemaakt door
[deskundige 3] , gezondheidszorgpsycholoog.
De conclusies van deze rapporten luiden, zakelijk weergegeven, dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een psychotische stoornis niet anderszins omschreven. Geadviseerd wordt om verdachte ten aanzien van de onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, op welke feiten de onderzoeken betrekking hadden, ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen, neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het onder 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde aan verdachte niet kan worden toegerekend. Nu er geen contra-indicaties aanwezig zijn dat de situatie op 2 oktober 2015, de datum waarop feit 1 is gepleegd, volstrekt anders is geweest dan op het moment waarop genoemde rapportages zijn opgemaakt, en gelet op de warrige uitlatingen die verdachte met betrekking tot feit 1 bij de politie heeft gedaan, acht de rechtbank verdachte ook ten aanzien van feit 1 volledig ontoerekenings-vatbaar.
De rechtbank acht verdachte derhalve niet strafbaar en zal verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.

Oplegging maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht en gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden opgelegd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat het bewezen verklaarde niet aan verdachte kan worden toegerekend wegens de ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Omdat verdachte gevaarlijk is voor anderen of voor de algemene veiligheid van personen of goederen, zal de rechtbank gelasten dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst voor de termijn van een jaar.
De rechtbank heeft haar oordeel met name gegrond op het advies van voornoemde gedragsdeskundigen.
Het advies van [deskundige 1] en [deskundige 2] houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Belangrijkste risicofactoren zijn de psychotische stoornis, het mogelijke middelenmisbruik c.q. -afhankelijkheid, en de langere geschiedenis van delicten. Verdachte heeft geen ziektebesef als onderdeel van zijn psychotische stoornis met als gevolg dat de attitude t.o.v. behandelingen extern gemotiveerd is. Dit blijkt ook uit de gebrekkige therapietrouw en zijn afwijzing van de anti-psychotische medicatie die hij alleen bij dreiging van dwang inneemt.
Zonder behandeling blijven de risicofactoren die van belang zijn in de hem ten laste gelegde feiten, indien bewezen, onveranderd. Een behandeling en begeleiding is noodzakelijk om het risico op herhaling binnen aanvaardbare grenzen te krijgen. Gezien de ernstige psychiatrische stoornis en het daarmee gepaard gaande ingeschatte risico op agressieve acting out, adviseren onderzoekers een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis, waar verdachte effectief kan worden behandeld voor zijn ziekelijke stoornissen.
Het advies van [deskundige 3] houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Verdachte kenmerkt zich door een gebrek aan probleembesef en probleeminzicht, aanhoudende psychotische symptomen, impulsiviteit, vijandigheid in uitingen, tekortkomingen op het gebied van zelfredzaamheid, een gebrek in copingsvaardigheden, niet nakomen van afspraken, en een weigering om mee te werken aan een medicamenteuze behandeling. Hij dicht zichzelf een belangrijke rol toe bij het verbeteren van de wereld per
1 januari 2016 en het is moeilijk in te schatten hoe zijn gedachten gaan bij verschillende confrontaties.
Verdachte heeft in zijn verleden meerdere typen (gewelds)delicten gepleegd, ook op jeugdige leeftijd, voorwaarden omtrent toezicht geschonden, wordt gekenmerkt als een intensieve gebruiker en heeft ernstige tekortkomingen op het gebied van financiële vaardigheden.
Onbehandeld moet het risico op gewelddadige recidive hoog worden geacht, waarbij het moeilijk is om in te schatten of dit ook recidive betreft met een hoge kans op letsel van het slachtoffer.
Verdachte kampt met psychotische symptomen die waarschijnlijk in ernst en omvang goed te verminderen zijn door het bieden van structuur en een medicamenteuze behandeling. Het is noodzakelijk om verdachte te blijven motiveren voor inname van de medicatie. Op basis van de aanwezigheid van de ernstige psychiatrische stoornis en het gevaar van verdachte voor anderen acht onderzoeker een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis van belang.
Bij de oplegging van de maatregel heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede met de vordering van de officier van justitie.

Benadeelde partij

[slachtoffer 7] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit vergoeding van de materiële schade, inclusief BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering volledig dient te worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, met uitzondering van de gevorderde BTW, nu de benadeelde partij dit kan verrekenen met de belastingdienst. De rechtbank zal dit gedeelte van de vordering daarom afwijzen.
Oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, zoals door de officier van justitie gevorderd, is niet mogelijk bij ontslag van alle rechtsvervolging en plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 37, 57, 285, 300, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld, maar verdachte daarvoor niet strafbaar.
Ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging.
Gelast dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor de termijn van één jaar.
(t.a.v. feit 2)
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 7]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 428,08 (zegge: vierhonderd achtentwintig euro en acht eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 mei 2015.
Wijst de vordering voor het overige af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.M. Schuiling, voorzitter, mr. L.W. Janssen en
mr. P.H.M. Tapper-Wessels, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 april 2016.