ECLI:NL:RBNNE:2016:2789

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 april 2016
Publicatiedatum
12 juni 2016
Zaaknummer
18.830331-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige, bewezenverklaring en strafoplegging

Op 7 april 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De zaak betreft een periode van 1 februari 2015 tot en met 30 april 2015, waarin de verdachte meermalen seksuele handelingen heeft verricht met een meisje dat de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. U. van Ophoven, heeft tijdens de zitting op 24 maart 2016 verklaard en het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. J.F. Severs.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en dat er voldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank heeft daarbij de verklaringen van de verdachte en de aangifte van het slachtoffer in aanmerking genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, gezien zijn psychologische achtergrond, waaronder het syndroom van Asperger en ADHD. Dit heeft invloed gehad op zijn gedragingen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 367 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast is er een taakstraf opgelegd van 240 uren onbetaalde arbeid. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden gesteld, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een behandelverplichting bij de AFPN of een vergelijkbare instelling. De rechtbank heeft benadrukt dat de focus moet liggen op de behandeling van de verdachte om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830331-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 7 april 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 maart 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. U. van Ophoven, advocaat te Leek. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.F. Severs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2015 tot en met 30 april 2015,
te [pleegplaats] , meerdere malen, althans eenmaal, met [slachtoffer] , geboren op
[geboortedatum slachtoffer] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van
zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen
heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft verdachte
haar vaginaal gepenetreerd met zijn penis.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 maart 2016;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 7 oktober 2015, opgenomen op pagina 13 van het dossier met nummer 2015289176 d.d. 12 november 2015, inhoudende de verklaring van [verklarende] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 21 oktober 2015, opgenomen op pagina 20 van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van [verbalisant] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 februari 2015 tot en met 30 april 2015 te [pleegplaats] , meerdere malen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft verdachte haar vaginaal gepenetreerd met zijn penis.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank merkt op dat er geen nadere psychologische rapportage is opgemaakt omtrent de persoon van verdachte, hoewel het dossier hiertoe wel aanleiding zou geven. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat in 2011 door een gedragswetenschapper van [instelling] intensieve jeugdzorg onder meer de volgende diagnoses zijn gesteld: syndroom van Asperger, ADHD en een beneden gemiddelde intelligentie. Ook heeft de reclassering verwezen naar een schrijven van de AFPN van 10 maart 2016, waaruit naar voren komt dat bij verdachte sprake is van PTSS-klachten, misbruik van cannabis en dat hij bekend is met het syndroom van Asperger. De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van verdachte ter terechtzitting, met voormelde conclusies en maakte deze tot de hare. Zij acht het voorstelbaar dat van voornoemde diagnoses met name het syndroom van Asperger een rol heeft gespeeld bij verdachtes gedragingen. De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van het voorarrest, en een meldplicht bij de reclassering, alsmede een behandelverplichting bij de AFPN of een daarmee vergelijkbare instelling
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 3 jaren onder de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering deze heeft beschreven alsmede een werkstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage van reclassering Nederland, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen hebben van seksuele gemeenschap met een veertienjarig meisje. Verdachte heeft geen rekening gehouden met de ongelijkwaardige positie die tussen hem en het slachtoffer bestond en heeft ten behoeve van de bevrediging van zijn lustgevoelens de verantwoordelijkheid, die hij als volwassene ten opzichte van haar had, genegeerd. Door zijn handelwijze heeft verdachte de lichamelijke en seksuele integriteit van het slachtoffer geschonden. De rechtbank merkt op dat een ernstig feit als onderhavige over het algemeen een gevangenisstraf rechtvaardigt. Naar het oordeel van de rechtbank speelt in deze zaak echter een aantal omstandigheden mee, die maken dat in het onderhavige geval, afgezien van het ondergane voorarrest, wordt afgezien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij houdt de rechtbank in de eerste plaats rekening met het gegeven het gegeven dat de rechtbank -zoals hiervoor overwogen- verdachte verminderd toerekeningsvatbaar acht ten aanzien van het bewezenverklaarde. De rechtbank meent dat in ieder geval verdachtes stoornis in het autistisch spectrum heeft meegespeeld bij zijn gedragingen. Voorts is verdachte niet bewust op zoek geweest naar een minderjarig slachtoffer, maar is de situatie ontstaan doordat het slachtoffer en hij elkaar ontmoetten vanwege de ontstane relatie tussen hun beider ouders. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het gegeven, dat verdachte en het slachtoffer nog steeds - naar het zich laat aanzien - vrijwillig contact met elkaar onderhouden en het slachtoffer blijkens dat contact de wens heeft uitgesproken dat aan verdachte geen straf wordt opgelegd. Ter terechtzitting heeft verdachte blijk gegeven van lering en begrijpt hij dat hij hulp nodig heeft om zaken goed te kunnen onderscheiden en om niet zonder meer toe te geven aan verleidingen. De rechtbank heeft de indruk dat verdachte gemotiveerd is om hulp te accepteren. De rechtbank is van oordeel dat het accent in de op te leggen straf moet liggen op behandeling van verdachte, zodat voorkomen wordt dat verdachte zich nogmaals schuldig zal maken aan een soortgelijk feit. Derhalve zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur onder de bijzondere voorwaarden van meldplicht bij de reclassering en behandeling bij de AFPN, waarbij voorts een proeftijd geldt voor de duur van 3 jaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57 en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 367 dagen.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 365 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich meldt bij Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen. Hierna moet hij zich gedurende door de reclassering bepaalde periode blijven melden zo frequent als de reclassering dit nodig acht. Gedurende deze periode moet veroordeelde zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft. Dit betekent dat de toezichthouder de veroordeelde opdrachten geeft die betrekking hebben op zijn handel en wandel, met als doel om hem zowel te begeleiden bij de naleving van de bijzondere voorwaarden, als ook te kunnen controleren of hij zich aan de naleving van de bijzondere voorwaarden houdt.
2. dat de veroordeelde een ambulante (dag)behandeling volgt bij de AFPN of vergelijkbare instelling in het forensisch circuit, gericht op mogelijke delictscenario's, zijn eigen handelen, seksualiteit en eigen beperking, zolang de AFPN of vergelijkbare instelling dit noodzakelijk acht. Ook werkt veroordeelde mee aan de vervolgbegeleiding, indien dit noodzakelijk wordt geacht.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 240 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Janssen, voorzitter, mr. F.J. Agema en mr. C.A.J. Tuinstra, rechters, bijgestaan door mr. L.S. Gosselaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 april 2016.
Mr. Tuinstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.