ECLI:NL:RBNNE:2016:2789
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- L.W. Janssen
- F.J. Agema
- C.A.J. Tuinstra
- Rechtspraak.nl
Ontuchtige handelingen met minderjarige, bewezenverklaring en strafoplegging
Op 7 april 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De zaak betreft een periode van 1 februari 2015 tot en met 30 april 2015, waarin de verdachte meermalen seksuele handelingen heeft verricht met een meisje dat de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. U. van Ophoven, heeft tijdens de zitting op 24 maart 2016 verklaard en het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. J.F. Severs.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en dat er voldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank heeft daarbij de verklaringen van de verdachte en de aangifte van het slachtoffer in aanmerking genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, gezien zijn psychologische achtergrond, waaronder het syndroom van Asperger en ADHD. Dit heeft invloed gehad op zijn gedragingen.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 367 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast is er een taakstraf opgelegd van 240 uren onbetaalde arbeid. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden gesteld, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een behandelverplichting bij de AFPN of een vergelijkbare instelling. De rechtbank heeft benadrukt dat de focus moet liggen op de behandeling van de verdachte om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.