ECLI:NL:RBNNE:2016:2672

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 april 2016
Publicatiedatum
6 juni 2016
Zaaknummer
18.830367-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak met geweld en bedreiging

Op 14 april 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van woninginbraak met geweld. De verdachte heeft op 16 december 2015 te Oldambt, tijdens de nachtrust, ingebroken in een woning en daarbij de bewoners bedreigd met een koevoet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de toegang tot de woning heeft verkregen door middel van braak en dat hij tijdens de inbraak geweld heeft gebruikt tegen een van de bewoners, wat resulteerde in een verwonding aan diens hand. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan een deel voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en behandelverplichting. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het delict, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn bereidheid tot hulpverlening. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de bewijsvoering en de standpunten van zowel de officier van justitie als de verdediging.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830367-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 april 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
31 maart 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.N. Weski, advocaat te Rotterdam. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M. Kappeijne van de Coppello.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 december 2015 te [pleegplaats] , gemeente Oldambt, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening gedurende de voor de
nachtrust bestemde tijd in/uit een aldaar aan [straatnaam] gelegen woning heeft weggenomen (te weten rond 03.00 uur) autosleutels en/of ongeveer E 105,- althans een hoeveelheid geld en/of twee
bankpassen en/of een fotocamera en/of een handtas en/of een tablet, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of de autosleutels en/of ongeveer E 105,- althans een
hoeveelheid geld en/of twee bankpassen en/of een fotocamera en/of een handtas
en/of een tablet, in elk geval enig goed, althans goederen onder zijn bereik
heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat -verdachte [slachtoffer 2] met een koevoet/breekijzer op een arm en/of hand heeft
geslagen en/of -verdachte dreigend een koevoet/breekijzer boven zijn hoofd heeft geheven
en/of -verdachte meermalen dreigend tegen [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij op de
grond moest gaan liggen.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde kan worden bewezen, met dien verstande dat verdachte geweld heeft gepleegd en heeft gedreigd met geweld om de diefstal gemakkelijk te maken en om ermee weg te komen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het geweld heeft plaatsgevonden na het plegen van de diefstal en niet ten dienste heeft gestaan aan het wegnemen van de goederen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 31 maart 2016;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-
Nederland d.d. 16 december 2015, opgenomen op pagina 24 e.v. van het dossier met
nummer PL0100-2015367810 d.d. 9 januari 2016, inhoudende de verklaring van
[slachtoffer 2] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie
Noord-Nederland d.d. 16 december 2015, opgenomen op pagina 30 e.v. van voornoemd
dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] .
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de verklaringen van aangever en verdachte is komen vast te staan dat het geweld en de dreiging met geweld hebben plaatsgevonden nadat verdachte de in de tenlastelegging genoemde goederen had weggenomen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de diefstal is gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 16 december 2015 te [pleegplaats] , gemeente Oldambt, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd (te weten rond 03.00 uur) in/uit een aldaar aan [straatnaam] gelegen woning heeft weggenomen een autosleutel en € 105,- en twee bankpassen en een fotocamera en een handtas en een tablet, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en de autosleutel en € 105,- en twee bankpassen en een fotocamera en een handtas en een tablet onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming, en welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
- verdachte [slachtoffer 2] met een koevoet op een arm en/of hand heeft geslagen en
- verdachte dreigend een koevoet boven zijn hoofd heeft geheven en
- verdachte meermalen dreigend tegen [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij op de grond moest
gaan liggen.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming en terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft daarbij aangevoerd dat de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden ook kunnen worden gerealiseerd binnen het kader van een voorwaardelijke invrijheidstelling.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 maanden, aangevuld met een voorwaardelijk deel met daaraan gekoppeld toezicht van de reclassering. Verdachte is bereid zich te houden aan de in het reclasseringsrapport genoemde voorwaarden, onder andere inhoudende een behandelverplichting.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is 's nachts een woning binnengegaan en heeft in die woning meerdere goederen weggenomen. Hij is op heterdaad betrapt door één van de bewoners, een man op leeftijd, en heeft deze bewoner - die verdachte wilde vastpakken - met een koevoet bedreigd en op de hand geslagen.
Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de bewoners. Hij heeft gezorgd voor een angstig en onveilig gevoel, zoals ook blijkt uit de verklaring van de echtgenote van aangever, getuige [slachtoffer 1] , die de politie heeft gebeld toen zij verdachte verschillende keren hoorde roepen "ga op de grond liggen, op de grond". Door aangever te slaan met een koevoet, heeft verdachte bovendien een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever, die ten gevolge van het slaan met de koevoet een breuk in zijn hand heeft opgelopen. Dergelijke feiten veroorzaken gevoelens van onveiligheid en onrust in de maatschappij. Het opleggen van een langdurige gevangenisstraf is dan ook zondermeer gerechtvaardigd.
Voor enig vergelijk heeft de rechtbank gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Als uitgangspunt voor een overval in een woning met licht geweld of bedreiging met geweld wordt, indien de dader een first offender is, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 jaar gehanteerd. Uit het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, dat 15 pagina's beslaat, blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport d.d. 24 maart 2016 naar voren komt dat verdachte, die is gediagnosticeerd met MS, aan zijn leven een positieve wending wil geven. Hij heeft openheid van zaken gegeven en, anders dan voorheen, zich opengesteld in het contact met de reclassering en zich bereid getoond tot het aangaan van hulpverlening.
De reclassering heeft een plan van aanpak opgesteld dat gericht is op het aanpakken van de van toepassing zijnde criminogene factoren. Omdat de reclassering niet uitsluit dat verdachte een extra lijdensdruk ervaart omdat hij in detentie verblijft en dat de druk kan verslappen na detentie, ziet de reclassering meerwaarde in een meldplicht en behandelverplichting, in combinatie met een locatiegebod dat gecontroleerd wordt middels een elektronisch controlemiddel. Zonder de inzet van interventies wordt de kans op recidive en het risico op letselschade als hoog ingeschat. Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven zich te willen houden aan de in het reclasseringsrapport genoemde voorwaarden.
Alles afwegende zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen van na te noemen duur. De rechtbank zal de straf deels voorwaardelijk opleggen, enerzijds teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en anderzijds om daaraan de bijzondere voorwaarden te koppelen, zoals geadviseerd in voornoemd reclasseringsrapport.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een geldbedrag van € 106,05, moet worden teruggegeven aan respectievelijk aangever en verdachte, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
2 jaarniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaar, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen 5 dagen volgend op zijn ontslagdatum uit detentie meldt bij Reclassering Nederland op het adres Leonard Springerlaan 21 in Groningen en zich hierna blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich laat behandelen bij Lentis, de afdeling Ambulante Forensische Psychiatrie Noord-Nederland (AFPN) te Groningen of soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
3. dat de veroordeelde meewerkt aan een kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
4. dat de veroordeelde op vooraf door de reclassering vastgestelde dagen en tijdstippen
aanwezig zal zijn op de navolgende locatie: [adresgegevens] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde zich onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van deze bijzondere voorwaarde.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Gelast de teruggave aan [slachtoffer 2] van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 105,00.
Gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 1,05.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.L. Stuiver, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. S. Zwarts, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 april 2016.