ECLI:NL:RBNNE:2016:2668

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 maart 2016
Publicatiedatum
6 juni 2016
Zaaknummer
18.074897-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van onvoorzichtigheid bij bediening van beweegbare brug

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 17 maart 2016, stond de verdachte terecht voor het ten laste gelegde feit van onvoorzichtigheid bij de bediening van een beweegbare brug. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 4 september 2014, waarbij een binnenvaartschip, genaamd '[naam schip]', schade opliep doordat het beweegbare gedeelte van de brug neerdalde terwijl het schip passeerde. De verdachte, als brugbedienaar, werd beschuldigd van het niet veilig laten dalen van de brug, wat levensgevaar voor de opvarenden zou hebben veroorzaakt.

Tijdens de zitting op 3 maart 2016 werd de verdachte bijgestaan door zijn advocaten, mr. W.J. Berghuis en mr. P.M. Waninge, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema. De officier van justitie stelde dat de verdachte de knop 'brug neer' had ingedrukt, wat leidde tot het ongeval. De verdediging betwistte dit en voerde aan dat de verdachte zich aan de instructies had gehouden en dat er mogelijk technische gebreken aan de brug waren die niet waren onderzocht.

De rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte schuld had aan het ongeval. Er was onvoldoende bewijs dat de verdachte de brug onveilig had bediend en er was geen diepgaand onderzoek gedaan naar mogelijke technische mankementen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte vrijgesproken moest worden van de ten laste gelegde feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met mr. L.M.E. Kiezebrink als voorzitter, en de andere rechters mr. P.H.M. Smeets en mr. L.W. Janssen. De uitspraak vond plaats op 17 maart 2016.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/074897-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 maart 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 maart 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.J. Berghuis en mr. P.M. Waninge, advocaten te Groningen. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 september 2014 te of bij [pleegplaats 1] , in de gemeente Zuidhorn en/of te of bij [pleegplaats 2] , in de gemeente Groningen, als bedienaar van een brug, te weten de beweegbare brug bij [pleegplaats 2] , gelegen over het voor de scheepvaart openstaande,
openbare vaarwater, het [kanaal] , hoogst, aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend, terwijl een binnenvaartschip (genaamd: " [naam schip] ") die brug passeerde, het beweegbare gedeelte van die brug heeft laten afdalen op een moment dat dit niet veilig kon
geschieden, waardoor het aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is dat dit binnenvaartschip tegen het beweegbare gedeelte van die brug is aangevaren, en/of het beweegbare deel van de brug op de stuurhut van het binnenvaartschip terecht is gekomen ten gevolge waarvan dit binnenvaartschip vernield en/of beschadigd is geraakt, terwijl daardoor levensgevaar voor (een) ander(en), te weten voor de opvarenden van dit schip, is ontstaan.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde kan worden bewezen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het schip, genaamd [naam schip] , onder de brug bij [pleegplaats 2] door voer toen het beweegbare deel van de brug na dertien seconden begon te zakken. De normale gang van zaken is dat de brugwachter op enig moment de scheepvaartlichten op rood zet, waarna het tien seconden duurt voordat de volgende stap kan worden gezet, te weten het in werking stellen van het zakken van de brug met de knop 'brug neer'. Verdachte heeft verklaard dat hij de knop 'brug neer' niet heeft ingedrukt. Uit het proces-verbaal is gebleken dat het niet anders kan dan dat verdachte deze knop heeft ingedrukt, wellicht niet volledig bewust maar als een routinematige handeling. Uit technisch onderzoek zijn geen technische storingen naar voren gekomen. Voorts heeft de officier van justitie aangevoerd dat uit de werkinstructie blijkt dat het weg- en scheepvaartverkeer door de bedienaar van de brug voortdurend dient te worden geschouwd. De officier van justitie begrijpt dat verdachte twee bruggen tegelijkertijd kan en mag bedienen, zodat van 100% schouwen geen sprake kan zijn, maar in de onderhavige zaak heeft verdachte verklaard dat de [naam schip] al onder de brug door was op het moment dat hij weer op het beeldscherm keek. Verdachte bediende ondertussen de brug bij [plaats] voor een ander schip. De beeldschermen van beide bruggen staan op zijn werkplek naast elkaar, zodat hij in een oogopslag kennis had kunnen nemen van de voortgang in de bediening van beide bruggen. Het betreft volgens de officier van justitie een periode van zestien seconden dat verdachte niet op de situatie bij de brug bij [pleegplaats 2] heeft gelet, zodat hij niet heeft voldaan aan de instructie 'voortdurend schouwen'. Verdachte had eerder bij de brug bij [pleegplaats 2] moeten ingrijpen door op de noodstop te drukken.
De officier van justitie acht het ongeval aan de schuld van verdachte te wijten, nu hij ervan uit gaat dat verdachte de knop 'brug neer' heeft ingedrukt, dan wel omdat verdachte niet voortdurend heeft geschouwd, waardoor het ongeval voorkomen had kunnen worden. Van technische storingen is niet gebleken. Volgens de officier van justitie is er sprake geweest van levensgevaar voor de opvarenden. Hij acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte de knop 'brug neer' voor de brug bij [pleegplaats 2] niet heeft ingedrukt. Verdachte heeft geconstateerd dat de brug zich nog in de hoogste stand bevond toen de [naam schip] eronderdoor voer en vervolgens heeft hij zijn volledige aandacht gericht op de brug bij [plaats] , in verband met de bediening van de landverkeersseinen daar. Toen de werkzaamheden dit toelieten en hij korte tijd later de gelegenheid had zijn aandacht weer op de brug bij [pleegplaats 2] te vestigen, zag hij tot zijn grote schrik dat die brug al was neergedaald. In het proces-verbaal wordt gesteld dat de brug geen technische mankementen vertoonde, terwijl fysiek technisch onderzoek niet is uitgevoerd en ook is niet onderzocht of bepaalde onderdelen van de brug mogelijk aan vervanging toe waren. Voorts is er geen onderzoek gedaan naar de elektrische en werktuigbouwkundige installaties van de brug. Een defect hierin is immers niet uitgesloten, zoals bijvoorbeeld het blijven plakken van een relais. Gezien de leeftijd van de brug bij [pleegplaats 2] is niet voorzien in een veiligheidsrelais. Het gevolg daarvan kan zijn dat de brug bij het op rood zetten van de scheepvaartseinen automatisch is gaan zakken. Vast staat dat de brug is gaan dalen, maar daarmee staat niet vast dat verdachte degene is geweest die actief voor dit dalen heeft gezorgd.
Verdachte heeft zich gehouden aan de instructies zoals die zijn gegeven door de werkgever. Voortdurend schouwen houdt niet in dat de bedienaar van de brug voortdurend de brug in de gaten moet houden. Het voortdurend schouwen betreft de situatie op het moment dat de brug in beweging is of wanneer de brug geprepareerd wordt voor de volgende handeling. Niet kan wettig en overtuigend worden bewezen dat het te vroeg afdalen van het beweegbare gedeelte van de brug aan verdachte te wijten is geweest, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank
Ter beoordeling van de vraag of verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zal de rechtbank ingaan op de vraag of de ten laste gelegde feitelijke gedraging kan worden bewezen, te weten of verdachte het beweegbare gedeelte van de brug heeft laten neerdalen op een moment dat dit niet veilig kon gebeuren, en of de feitelijke gedraging schuld in de zin van artikel 169 van het Wetboek van Strafrecht oplevert. Voor het bewijs van schuld in de zin van artikel 169 van het Wetboek van Strafrecht is in deze zaak van belang of verdachte in strafrechtelijke zin het verwijt gemaakt kan worden, dat hij hoogst, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend is geweest waardoor het ongeval is ontstaan als gevolg waarvan voor de opvarenden van het schip levensgevaar is ontstaan. Uit vaste rechtspraak blijkt dat het hierbij gaat om het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. De ernst van de gevolgen is niet redengevend voor de mate van schuld.
Uit de beschikbare stukken valt af te leiden dat verdachte op 4 september 2014 vanuit de post [pleegplaats 1] op afstand de beweegbare bruggen over het [kanaal] te [pleegplaats 2] en [plaats] bediende. Op zijn werkplek werkte hij vanaf twee computerbeeldschermen om de beide bruggen te kunnen bedienen. Hij had de brug bediend voor het schip ' [naam schip] ' en nadat de brug op de hoogste stand geopend was en hij zag dat de [naam schip] eronderdoor voer, zette hij alvast de scheepvaartlichten op rood om de hydraulische pompen in werking te zetten. Hij richtte hierna zijn aandacht op de brug bij [plaats] om deze te kunnen bedienen voor de doorgang van een ander schip. Nadat de brug bij [plaats] was geopend, keek hij op het beeldscherm van de brug bij [pleegplaats 2] en zag toen dat het beweegbare gedeelte van die brug al was neergedaald, waarbij de stuurhut van de [naam schip] was geraakt en vernield. Verdachte heeft verklaard dat onder normale omstandigheden bij het op rood zetten van de scheepvaartlichten de brug open blijft staan, terwijl alleen de hydraulische pompen in werking treden. De brug gaat pas dalen op het moment dat hij op zijn computerbeeldscherm met de muis klikt op de knop 'brug neer'. Verdachte heeft ontkend dat hij 'brug neer' heeft ingedrukt, terwijl hij bezig was met de andere brug bij [plaats] . De bedieningsmuis van de brug bij [pleegplaats 2] heeft hij niet aangeraakt, toen hij met de brug bij [plaats] bezig was. Zijn laatste handeling was naar zijn zeggen het op rood zetten van de scheepvaartlichten bij [pleegplaats 2] . De brug te [pleegplaats 2] is echter gaan dalen terwijl de [naam schip] de brug nog niet volledig was gepasseerd. Er is een technisch onderzoek ingesteld naar de mogelijke gang van zaken en uit dat onderzoek zou zijn gebleken dat er geen technische gebreken aanwezig waren die van invloed zijn geweest.
De rechtbank heeft geconstateerd dat een verslag van het technisch onderzoek niet bij het proces-verbaal is gevoegd. De rechtbank stelt voorts vast dat niet is gebleken van een onderzoek naar de technische staat van de brug en naar de werking van de elektrische en werktuigbouwkundige installaties. De rechtbank stelt op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter terechtzitting vast dat onder normale omstandigheden wanneer de scheepvaartlichten door de bedienaar op rood zijn gezet en de hydraulische pompen zijn gaan werken de brug niet automatisch kan zakken. De brug gaat pas zakken op het moment dat de bedienaar de knop 'brug neer' met de bedieningsmuis heeft ingedrukt op het computerbeeldscherm van de betreffende brug. Naar het oordeel van de rechtbank is niet vast te stellen dat verdachte zich niet heeft gehouden aan de instructies bij de bediening van de bruggen, nu de instructie “voortdurend schouwen” kan inhouden dat dat geldt voor de brug waarmee de bedienaar feitelijk bezig is. Dat laatste acht de rechtbank niet onwaarschijnlijk.
Gelet op het voorgaande houdt de rechtbank het er voor dat verdachte erop moest kunnen vertrouwen dat de brug in de hoogste stand open zou blijven op het moment dat hij de scheepvaartlichten op rood zette en hij de ruimte had om, binnen de geldende instructies, geconcentreerd de bediening van de brug bij [plaats] uit te voeren. Daarbij komt dat niet valt uit te sluiten dat er sprake is geweest van een technisch gebrek, nu terzake geen diepgaand onderzoek is ingesteld.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Vernietigt de strafbeschikking.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.E. Kiezebrink, voorzitter, mr. P.H.M. Smeets en
mr. L.W. Janssen, rechters, bijgestaan door mr. L.S. Gosselaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 maart 2016.
mr. P.H.M. Smeets is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.