ECLI:NL:RBNNE:2016:2650

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 januari 2016
Publicatiedatum
3 juni 2016
Zaaknummer
18.730341-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van gevangenisstraf en taakstraf voor handel in amfetamine met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 29 januari 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die gedurende een periode van ruim 15 maanden betrokken was bij de handel in amfetamine. De feiten vonden plaats tussen 1 juni 2014 en 13 oktober 2015, waarbij de verdachte deels minderjarig was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Bij de voorwaardelijke straf zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht, het volgen van een ambulante behandeling en medewerking aan een intelligentietest en training cognitieve vaardigheden indien de reclassering dat nodig acht. Daarnaast is een taakstraf van 180 uren opgelegd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, door meermalen amfetamine te bewerken, verkopen en vervoeren. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn bereidheid om hulp te aanvaarden voor zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft geoordeeld dat de bijzondere voorwaarden noodzakelijk zijn om de verdachte te begeleiden in zijn re-integratie en om recidive te voorkomen. De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard voor een deel van de tenlastelegging, omdat de verdachte voor een eerder feit al onherroepelijk was veroordeeld.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter tevens kinderrechter was. De rechtbank heeft de relevante wetsartikelen uit het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet toegepast, en heeft de beslissing gemotiveerd op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730341-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 januari 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 januari 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.R. Stoeten, advocaat te Joure.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M.S. Kappeyne van de Coppello.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2014 tot en met 13 oktober 2015
te [pleegplaats 1] en/of te [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente
Achtkarspelen, in elk geval in Nederland,
meermalen opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval meermalen opzettelijk
aanwezig heeft gehad,
(telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie ten aanzien van de in feit 1 opgenomen pleegdatum 2 maart 2015;
- veroordeling voor hetgeen hem voor het overige is ten laste gelegd;
- oplegging van een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van voorarrest;
- oplegging van de bijzondere voorwaarden die zijn opgenomen in het reclasseringsrapport, te weten een meldplicht en het volgen van een ambulante behandeling, waaronder een eventuele kortdurende klinische opname.

Ontvankelijkheid van de officier van justitie

Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard ten aanzien van de in feit 1 opgenomen pleegdatum 2 maart 2015, aangezien is gebleken dat verdachte voor het op deze datum gepleegde feit, dat naar het oordeel van de rechtbank dient te worden aangemerkt als hetzelfde feit, reeds onherroepelijk is veroordeeld.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 januari 2016;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL0100-2015295328-20, d.d. 29 oktober 2015, inhoudende de verklaring van [getuige 1] .
3. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL0100-2015295328-15, d.d. 17 oktober 2015, inhoudende de verklaring van [getuige 2] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 juni 2014 tot en met 1 maart 2015 en de periode van 3 maart 2015 tot en met 13 oktober 2015 te [pleegplaats 1] en te [pleegplaats 2] , in de gemeente Achtkarspelen,
meermalen opzettelijk heeft verwerkt en verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim 15 maanden schuldig gemaakt aan de handel in amfetamine. Het gebruik van harddrugs, en daarmee ook de handel in harddrugs, zorgt voor veel onrust in de maatschappij en is zeer nadelig voor de gezondheid van de gebruikers. Verdachte heeft hier door zijn handelen aan bijgedragen. Dit heeft hij gedaan om zijn eigen harddrugsgebruik te kunnen bekostigen.
Uit het verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld; onder meer wegens overtreding van de Opiumwet.
Door de reclassering wordt geadviseerd een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij Verslavingszorg Noord Nederland en het volgen van een ambulante behandeling, inclusief een kortdurende klinische opname. Daarnaast wordt aangegeven dat toepassing van het jeugdstrafrecht niet geïndiceerd is. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard gemotiveerd te zijn hulp te aanvaarden voor zijn verslavingsproblematiek.
Ten aanzien van het toe te passen sanctiestelsel overweegt de rechtbank het volgende. Het bewezenverklaarde is deels voor en deels na verdachtes achttiende levensjaar begaan. De rechtbank zal derhalve een keuze moeten maken ten aanzien van het toe te passen sanctiestelsel. Uit het recent gewijzigde artikel 495 Sv en de bijbehorende Memorie van Toelichting (Kamerstukken II, 2012-2013, 33498, nr. 3, p. 54 e.v.) leidt de rechtbank af dat in een dergelijk geval de hoofdregel berechting volgens het sanctiestelsel voor volwassenen is. In het onderhavige geval ziet de rechtbank, mede gelet op het reclasseringsadvies, geen reden om van de hoofdregel af te wijken.
Voorts overweegt de rechtbank dat gelet op de door de rechtbank gehanteerde landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meer dan 12 maanden in beginsel geïndiceerd is. In aanmerking genomen de jonge leeftijd van verdachte, de omstandigheid dat verdachte heeft aangegeven gemotiveerd te zijn hulp voor zijn verslavingsproblematiek te aanvaarden en gelet op de omstandigheden waaronder het feit is begaan, zal de rechtbank een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen dan op basis van het voorgaande geïndiceerd is en door de officier van justitie is gevorderd. Dit zal de rechtbank wel compenseren door het opleggen van een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden. De door de reclassering voorgestelde verplichting tot een korte klinische opname indien de reclassering deze noodzakelijk acht, kan niet worden opgelegd. Naar vaste jurisprudentie heeft alleen de rechter de bevoegdheid een klinische opname op te leggen en kan deze bevoegdheid niet worden overgedragen aan de reclassering.
Alles afwegende zal de rechtbank overgaan tot oplegging van een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank bijzondere voorwaarden verbinden, te weten een meldplicht, het volgen van een ambulante behandeling en de plicht tot het verlenen van medewerking aan een intelligentietest en het volgen van een training cognitieve vaardigheden indien de reclassering dat nodig acht. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf voor de duur van 180 uren opleggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging voor zover deze ziet op de in feit 1 genoemde pleegdatum 2 maart 2015.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 7 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich na uitnodiging meldt bij Verslavingszorg Noord Nederland op een nader te bepalen locatie en zich hierna blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich onder behandeling zal stellen voor zijn harddrugsgebruik middels ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan een intelligentietest en indien dat geïndiceerd blijkt, een training volgt op het aanleren van cognitieve vaardigheden.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 180 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. W.S. Sikkema en mr. J.N.M. Blom, rechters, bijgestaan door mr. A. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 januari 2016.
Mrs. Sikkema en Blom zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Dölle
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Dijkstra
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
locatie Leeuwarden,