ECLI:NL:RBNNE:2016:2639

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 februari 2016
Publicatiedatum
2 juni 2016
Zaaknummer
18.830219-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en bedreiging met misdrijf tegen het leven gericht, met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 12 februari 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal door middel van braak en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 juli 2015 in Stadskanaal en Menterwolde samen met anderen een krat bier heeft gestolen uit een winkelpand, waarbij hij zich toegang heeft verschaft door middel van braak. Daarnaast heeft hij geprobeerd een auto te stelen en heeft hij bedreigingen geuit richting twee slachtoffers, waarbij hij hen heeft aangesproken met dreigende woorden over het intrekken van aangiftes. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van één feit, waarvoor het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, waarvan een deel voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder een klinische behandeling en meldplicht bij de reclassering. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummers: 18/830219-15 + 18/142144-12 (TUL)
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
12 februari 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
thans preventief gedetineerd in [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
29 januari 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.W. van der Zee, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G. Wilbrink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 juli 2015, te [pleegplaats 1] , (althans) in de gemeente Stadskanaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (winkel)pand (gelegen aan [straatnaam 1] aldaar) heeft weggenomen een krat bier (merk Grolsch), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het (winkel)bedrijf [supermarkt 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 25 juli 2015, te [pleegplaats 1] , (althans) in de gemeente Stadskanaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (winkel)pand (gelegen aan [straatnaam 1] aldaar) heeft weggenomen een krat bier (merk Grolsch), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het (winkel)bedrijf [supermarkt 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 25 juli 2015, te [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente Menterwolde, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (winkel)pand (gelegen aan [straatnaam 2] aldaar) weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, (alles) geheel of ten dele toebehorende aan het
(winkel)bedrijf [supermarkt 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) van zijn/hun gading onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, opzettelijk met een auto de zogenaamde uitgangspui uit de gevel van dat pand heeft gereden, in elk geval met een auto
tegen de zogenaamde uitgangspui van dat pand heeft gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 25 juli 2015, te [pleegplaats 3] , (althans) in de gemeente Delfzijl, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een (personen)auto (van het merk Fiat, type Punto SX en voorzien van het kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, weg te nemen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, opzettelijk met een steen (de ruit van) het (linker achter)portier van die auto heeft ingeslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 25 juli 2015 te [pleegplaats 3] , (althans) in de gemeente Delfzijl, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een (personen)auto (van het merk Fiat, type Punto SX en voorzien van het kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
5.
hij op of omstreeks 31 maart 2015 te [pleegplaats 4] , (althans) in de gemeente Pekela, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd: "Je moet de aangifte van 8 april intrekken, zo niet dan beleef je wat. Dan gaan jullie eraan" en/of "Als je allemaal aangiftes doet en die niet
intrekt, ook die van 8 april, dan goast eraan pa. Ik moak die kapot, dood" en/of "Ik maak je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De rechtbank is van oordeel dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van het onder 2 ten laste gelegde. Het onder 2 ten laste gelegde feitencomplex is reeds onder 1 ten laste gelegd.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1, 3, 4 primair en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde medeplegen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt van een intellectuele of materiële bijdrage van [medeverdachte] .
Met betrekking tot het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er weliswaar wettig bewijs is, maar dat naar de mening van de verdediging het wettig bewijs niet overtuigend is.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank past met betrekking tot het onder 1 en 3 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 25 juli 2015, opgenomen op pagina 55 e.v. van dossier nummer 2015219972 d.d. 22 september 2015, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] .
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 25 juli 2015, opgenomen op pagina 83 e.v. van dossier nummer 2015219972 d.d. 22 september 2015, inhoudende de verklaring van
[slachtoffer 5] .
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het onder 4 primair en 5 ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
De verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd:
Het zou kunnen dat ik iets te maken heb met de Fiat Punto, maar ik kan het me niet herinneren. Het klopt dat ik ben aangehouden in de trein op het station van [plaats] .
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 25 juli 2015, opgenomen op pagina 160 e.v. van dossier nummer 2015219972 d.d. 22 september 2015, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik werd op zaterdag 25 juli 2015 omstreeks 07.15 uur door de politie gewekt met de mededeling dat mijn auto, merk Fiat, type Punto SX, voorzien van het kenteken [kenteken] , was vernield. Ik zag dat de portierruit links achter met een baksteen was ingegooid. Het kledingstuk dat in mijn auto lag is niet van mij en komt mij onbekend voor. Ik zag dat er niets uit mijn auto was weggenomen. Ik heb de auto 24 juli 2015 omstreeks 19.00 uur geparkeerd.
Een proces-verbaal bevindingen d.d. 27 juli 2015, opgenomen op pagina 21 van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van [verbalisant 1] , zakelijk weergegeven:
Ik, [verbalisant 1] kreeg samen met collega's op zaterdag 25 juli 2015 omstreeks 11.20 uur de melding van meldkamer Noord-Nederland om te gaan richting het treinstation te [pleegplaats 3] . Aldaar zouden de twee verdachte personen lopen, die vermoedelijk te maken hadden met de ramkraken en een diefstal van een auto en tanken zonder te betalen, eerder die dag/nacht. [getuige 1] zou de jongens eerder deze dag hebben gezien bij haar in de wijk omstreeks 06:00 uur. [getuige 1] liet weten dat ze naar buiten keek en twee jongens zag lopen, 1 man met een ontbloot bovenlijf en een andere man met een zwart jack met een opvallende rode kraag. Ze zag dat de jongens naar een grijze personenauto liepen. Kort daarna had ze een doffe knal gehoord. Later bleek de auto vernield te zijn. Op zaterdag 25 juli 2015, omstreeks 11.20 uur zag [getuige 1] dezelfde jongens weer lopen in de richting van het station. Hierop heeft [getuige 1] de meldkamer gebeld. Ik [verbalisant 1] zag dat de trein op het perron van treinstation [pleegplaats 3] net weg reed in de richting van [plaats] . Vervolgens heb ik [verbalisant 1] te samen met collega's de mannen aangehouden in de trein op het perron van het treinstation in [plaats] . De verdachten voldeden aan het signalement.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 september 2015, opgenomen in een aanvullend
proces-verbaal bij dossier nummer 2015219972 d.d. 22 september 2015, inhoudende de relatering van [verbalisant 2] :
Bij onderzoek in de Fiat met kenteken [kenteken] werd op de passagiersstoel een shirt aangetroffen.
Een overig schriftelijk bescheid, zijnde een Forensisch DNA Rapport d.d. 1 oktober 2015 van Verilabs, opgenomen in een aanvullend proces-verbaal bij dossier nummer 2015219972, inhoudende:
Ontvangen materiaal: AAHC1004NL, shirt. Onderzochte bemonstering: AAHC1004NL3BC02. Bemonstering shirt - bloed.
Van het bloed/celmateriaal is een volledig DNA-profiel verkregen van een man.
Dit DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van [verdachte] (RAAK2203NL). Het bloed/celmateriaal bevat dus DNA dat afkomstig kan zijn van [verdachte] . De berekende frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan een op een miljard. Dit betekent dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel kleiner is dan een op een miljard.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 2 april 2015, opgenomen op pagina 22 e.v. van dossier nummer PL0100-2015141385, d.d. 19 mei 2015, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] :
Op maandag 30 maart 2015 kwam [verdachte] bij mij in [pleegplaats 4] . [verdachte] zei tegen mij: "Je moet de aangifte van 8 april intrekken, zo niet dan beleef je wat. Dan gaan jullie er aan." [slachtoffer 3] stond er ook bij.
Een proces-verbaal d.d. 2 april 2015, opgenomen op pagina 24 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] :
Het feit heeft op dinsdag 31 maart 2015 plaats gevonden. Doordat ik in de war was heb ik in mijn aangifte gezegd dat dit op maandag 30 maart 2015 had plaats gevonden.
Een proces-verbaal d.d. 15 april 2015, opgenomen op pagina 44 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] :
Door de uitlatingen/bedreigingen die [verdachte] zowel op 31 maart 2015 ten aanzien van zijn vader als ons heeft gedaan, voel ik mij ook bedreigd. Dit heb ik reeds uitvoerig in mijn getuigenverklaring omschreven, waarbij ik in deze ook naar verwijs.
Een proces-verbaal d.d. 3 april 2015, opgenomen op pagina 26 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] :
Afgelopen dinsdag 31 maart 2015 zag ik [verdachte] voor de deur van mijn winkel staan. Ik zag dat [verdachte] in een auto op de weg stond en in de auto bleef zitten. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] kwamen beide naar de deur lopen. Ik hoorde dat [verdachte] zei: "Als je allemaal aangiftes doet en die niet intrekt, ook die van 8 april, dan goast er aan pa. Ik moak die kapot, dood", of woorden van gelijke strekking.
Een proces-verbaal d.d. 3 april 2015, opgenomen op pagina 29 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2] , zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 31 maart 2015 was ik bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in de winkel aan het werk. Ik hoorde dat [slachtoffer 3] [slachtoffer 2] riep. Ik hoorde dat [slachtoffer 3] zei dat [verdachte] bij de deur was. [slachtoffer 2] liep naar de deur van de winkel. Ik liep achter [slachtoffer 2] aan en bleef ter hoogte van de kassa staan. Ik zag door het glas heen dat [verdachte] in zijn auto zat. Ik hoorde dat [verdachte] dreigde met van alles en nog wat. Ik heb gehoord dat [verdachte] zei: "Ik maak je kapot", of woorden van gelijke strekking.
Bewezenverklaring
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 3, 4 primair en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 25 juli 2015 te [pleegplaats 1] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkelpand heeft weggenomen een krat bier (merk Grolsch), toebehorende aan het winkelbedrijf [supermarkt 1] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
3.
hij op 25 juli 2015 te [pleegplaats 2] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkelpand weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, toebehorende aan het winkelbedrijf [supermarkt 2] en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, opzettelijk met een auto de zogenaamde uitgangspui uit de gevel van dat pand heeft gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op 25 juli 2015, te [pleegplaats 3] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een personenauto (van het merk Fiat, type Punto SX en voorzien van het kenteken [kenteken] ) weg te nemen, toebehorende aan [slachtoffer 1] , en dat weg te nemen goed onder hun bereik te brengen door middel van braak en/of inklimming, opzettelijk met een steen de ruit van het (linker achter)portier van die auto heeft ingeslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op 31 maart 2015 te [pleegplaats 4] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd: "Je moet de aangifte van 8 april intrekken, zo niet dan beleef je wat. Dan gaan jullie eraan" en "Als je allemaal aangiftes doet en die niet
intrekt, ook die van 8 april, dan goast eraan pa. Ik moak die kapot, dood" en "Ik maak je kapot".
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van de feiten

Het bewezen verklaarde levert op:
1: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
3: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
4 primair: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
5: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 3, 4 primair en 5 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek. Bij het bepalen van de eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van de feiten. Daarnaast heeft de officier van justitie rekening gehouden met de op de dagvaarding ad informandum gevoegde feiten. Het vorderen van een deels voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde van een klinische behandeling ligt niet in de rede, nu een rapport met een dergelijk advies ontbreekt.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte. Aan het voorwaardelijke deel van de straf kan de bijzondere voorwaarde van een klinische behandeling voor de duur van maximaal een jaar worden gekoppeld. Dat er op dit moment geen advies voor een klinische behandeling ligt en daarnaast een indicatiestelling ontbreekt, hoeft aan het opleggen van de hierboven genoemde bijzondere voorwaarde niet in de weg te staan.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de ad informandum gevoegde feiten kunnen worden meegenomen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de ad informandum gevoegde feiten, zoals deze op de dagvaarding zijn vermeld en die door verdachte zijn erkend.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich binnen het tijdsbestek van één nacht schuldig gemaakt aan een diefstal met braak en een poging tot diefstal met braak in vereniging. Verdachte heeft bij een supermarkt in [pleegplaats 1] en bij een supermarkt in [pleegplaats 2] met een auto de pui geramd om zich toegang te verschaffen tot beide winkels. Door deze ramkraken heeft verdachte enorme schade aan beide panden aangericht.
Ook heeft verdachte samen met zijn medeverdachte benzine gestolen en een auto proberen weg te nemen in [pleegplaats 3] . Door het plegen van de hierboven genoemde vermogensdelicten heeft verdachte de slachtoffers schade, ongemak en overlast bezorgd. Verdachte heeft er blijk van gegeven dat hij geen respect heeft voor andermans eigendom. In [pleegplaats 3] heeft verdachte tevens de plaats van een ongeval verlaten. Door zo te handelen wordt belet dat het slachtoffer zijn schade op de dader kan verhalen.
Tot slot heeft verdachte zijn vader en diens vrouw bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht. Verdachte heeft daardoor inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van de slachtoffers. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft er bij het bepalen van de straf rekening mee gehouden dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf zoals gevorderd door de officier van justitie passend en geboden is.
De rechtbank is van oordeel, ondanks het ontbreken van een rapport met een daartoe strekkend advies en een indicatiestelling, dat verdachte een klinische behandeling moet ondergaan welke is gericht op zijn problematiek. De rechtbank heeft daarbij betrokken dat verdachte niet eerder een klinische behandeling heeft ondergaan om te werken aan zijn problematiek.
Alles afwegende zal de rechtbank een gevangenisstraf van na te noemen duur opleggen, waarvan een deel voorwaardelijk, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde van een klinische behandeling (aansluitend aan de detentie van verdachte) voor de duur van maximaal 1 jaar in een intramurale instelling op basis van een nog door het NIFP-IFZ af te geven indicatiestelling. Daarnaast zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering opleggen.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 5 april 2013, gewezen door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is de verdachte veroordeeld tot - voor zover hier van belang - een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 20 april 2013.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 15 oktober 2015 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor onder parketnummer 18/830219-15 bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de hem bij voornoemd vonnis van 5 april 2013 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 45, 57, 285 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het onder 2 ten laste gelegde niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.
Verklaart het onder 1, 3, 4 primair en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 6 maanden,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
driejaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
 dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
 dat veroordeelde zich meldt bij Reclassering Nederland, zo lang en zo frequent de reclassering dit noodzakelijk acht;
 dat veroordeelde zich aansluitend aan zijn detentie gedurende maximaal 1 jaar zal laten opnemen in een intramurale instelling op basis van een nog door het NIFP-IFZ af te geven indicatiestelling, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Groningen d.d. 5 april 2013, te weten: 1 maand gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.L. Stuiver, voorzitter, mrs. L.W. Janssen en
A.G.D. Overmars, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 februari 2016.
Mr. Overmars is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.