ECLI:NL:RBNNE:2016:2511
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- H.H.A. Fransen
- C.P. van Gastel
- H. de Wit
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in ontnemingsvordering na vrijspraak verdachte
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 29 maart 2016 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een verdachte. De officier van justitie had een ontnemingsvordering ingediend, waarin werd verzocht om het bedrag van € 742.264,00 vast te stellen als wederrechtelijk verkregen voordeel. Tijdens de openbare terechtzitting op 15 maart 2015 zijn de officier van justitie, mr. S. Eijzenga, en de raadsvrouw van de verdachte, mr. M.R.M. Schaap, gehoord. De officier van justitie heeft zijn vordering gewijzigd, waarbij het te ontnemen bedrag werd aangepast door de vordering van de benadeelde partij, een energiebedrijf, in mindering te brengen.
De rechtbank heeft de stukken met betrekking tot de ontnemingsvordering bestudeerd, waaronder een proces-verbaal van de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. In de motivering van de uitspraak heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte ter zake van de gehele tenlastelegging is vrijgesproken. Aangezien de verdachte niet is veroordeeld voor een strafbaar feit, is niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 36e lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. Hierdoor heeft de rechtbank het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De beslissing is genomen door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. H.H.A. Fransen, en de rechters mrs. C.P. van Gastel en H. de Wit. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van griffier J. Hoogeveen en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.