ECLI:NL:RBNNE:2016:2426

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 mei 2016
Publicatiedatum
24 mei 2016
Zaaknummer
18.850101-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontoerekeningsvatbaarheid en plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis na brandstichting

Op 23 mei 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 november 2015 brand heeft gesticht in een woning en een nabijgelegen schuur in de gemeente Bellingwedde. De verdachte is volledig ontoerekeningsvatbaar verklaard, wat betekent dat hij niet strafbaar is voor zijn daden. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en gelast dat hij voor een periode van één jaar wordt geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis. De rechtbank baseerde haar beslissing op psychiatrische rapportages die aantoonden dat de verdachte leed aan een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornissen, waaronder een autistische stoornis en een post-traumatische stressstoornis. De officier van justitie had gevorderd tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis, en de verdediging steunde deze vordering. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gevaarlijk was voor zichzelf en mogelijk ook voor anderen, en dat klinische behandeling noodzakelijk was. De uitspraak werd gedaan na een inhoudelijke behandeling van de zaak, waarbij de verdachte aanwezig was en bijgestaan door zijn advocaat. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de brandstichting vastgesteld, maar sprak de verdachte vrij van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/850101-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 mei 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] , [woonplaats] ,
thans verblijvende te [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 mei 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.J.E. van Haarst, advocaat te Winschoten. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.M. de Vries.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 november 2015 te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Bellingwedde, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een woning ( [perceel] ) en/of in/aan een nabij die woning gelegen schuur, door
- in een slaapkamer van die woning een deel van de vloerbedekking en/of een deel van een bed in die slaapkamer, met xyleen/thinner, in elk geval een brandbare stof te
besprenkelen/besproeien en/of open vuur in aanraking te brengen met die vloerbedekking
en/of dekens en/of beddengoed en/of een gordijn en/of een stoel in die slaapkamer en/of open vuur in aanraking te brengen met een stuk papier/karton, welk papier/karton tussen een deels geopend Idapraam van die slaapkamer was geplaatst, ten gevolge waarvan die vloerbedekking en dat bed en/of dat gordijn en/of die stoel en/of dat klapraam en/of een bovenlicht en/of een deel van het kozijn geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan en/of
-open vuur in aanraking te brengen met een schuur, die zich op zeer korte afstand van die
woning bevond en/of met (een) goed(eren) in die schuur, in elk geval met een brandbare stof,
ton gevolge waarvan die schuur en/of die/dat goed(eren) geheel of gedeeltelijk is/zijn
verbrand, en daarvan (telkens) gemeen gevaar voor zich in die woning en/of schuur bevindende persoonlijke bezittingen van [persoon] en/of goederen van nutsbedrijven (onder meer gasmeter, watermeter en/of electriciteitsmeter), in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de stukken en de verklaring van verdachte ter terechtzitting gerekwireerd tot een bewezenverklaring.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat, mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte, er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van het ten laste gelegde, met dien verstande dat de gevaarzetting zich enkel heeft beperkt tot de goederen in eigendom van de nutsbedrijven.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 mei 2016.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland, Forensische opsporing, Technische Expertise Brandonderzoeken d.d. 19 november, opgenomen op pagina 94 van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt aanvullende proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland, Forensische opsporing, Technische Expertise Brandonderzoeken d.d. 15 januari 2016, als los document opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant.
De rechtbank acht op grond van de gebezigde bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de aan hem ten laste gelegde brandstichting met dien verstande dat het gemeen gevaar voor goederen zich enkel heeft gestrekt tot de in en aan de woning aangebrachte nutsvoorzieningen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 15 november 2015 te [pleegplaats] , opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een woning, ( [perceel] ), door in een slaapkamer van die woning een deel van de vloerbedekking met xyleen/thinner te besprenkelen en open vuur in aanraking te brengen met die vloerbedekking en een gordijn, ten gevolge waarvan die vloerbedekking en dat gordijn zijn verbrand en daarvan gemeen gevaar, voor zich in die woning bevindende goederen van nutsbedrijven onder meer gasmeter, watermeter en/of elektriciteitsmeter te duchten was.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
-het opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 4 april 2016, opgemaakt door D.T. van der Werf, psychiater en op de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 31 maart 2016, opgemaakt door H. Scharft,
GZ-psycholoog.
De conclusies van deze rapporten luiden, zakelijk weergegeven, dat er sprake is van een gebrekkige ontwikkeling in de zin van lichte zwakzinnigheid en van ziekelijke stoornissen in de vorm van een autistische stoornis, een chronische post-traumatische stoornis, herhaaldelijk misbruik van alcohol en ten tijde van het tenlastegelegde aanvullend een acute stress stoornis.
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte niet kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve niet strafbaar en zal verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.

Motivering maatregel

Het standpunt van de officier van justitieDe officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte op grond van artikel 37 Wetboek van Strafrecht wordt geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar.
De officier van justitie geeft daarbij aan dat, (hoewel de plaatsingsautoriteit daarover beslist), gelet op de inhoud van de deskundige rapportages, het de voorkeur geniet verdachte zo spoedig mogelijk te plaatsen in de FPA DE Boog in Warnsveld of een soortgelijke instelling.
Het standpunt van de verdedigingDe raadsman kan zich vinden in de vordering van de officier van justitie.
De raadsman heeft voorts de rechtbank verzocht om heden, 23 mei 2016, mondeling uitspraak te doen zodat verdachte zo snel mogelijk het hulpverleningstraject in kan.
Indien de rechtbank het verzoek van de raadsman honoreert en vandaag beslist en uitspreekt dat verdachte geplaatst dient te worden in een psychiatrisch ziekenhuis, ziet de raadsman af van het instellen van beroep.
Beoordeling door de rechtbankNu er ten tijde van het begaan van de bewezen verklaarde feit bij verdachte sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en dit feit hem op grond daarvan niet kan worden toegerekend, zal de rechtbank - conform de vordering van de officier van justitie en het advies van de gedragsdeskundigen - verdachte de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar opleggen.
De rechtbank is van oordeel dat aan het gevaarscriterium als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is voldaan, nu verdachte, zoals blijkt uit de deskundigenrapportages, in de eerste plaats als gevaarlijk voor zichzelf, maar onder stressvolle omstandigheden mogelijk ook voor anderen kan worden beschouwd.
Uit de rapportages komt voorts naar voren dat, gezien de beperkingen van verdachte, hij klinische behandeld dient te worden op een FPA (Forensisch Psychiatrische Afdeling), welke beschikt over expertise voor patiënten met een combinatie van in ieder geval de licht verstandelijke beperking (LVB) en een autisme spectrum stoornis (ASS). Ook de overige co-morbide psychopathologie kan daar behandeld worden als voorbereiding op een beoogde resocialisatie naar in eerste instantie een categorale beschermende woonvoorziening.
Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte bij voorkeur geplaatst dient
te worden op de FPA De Boog in Warnsveld (zoals geadviseerd door de psycholoog) of een soortgelijke instelling.
Tot slot merkt de rechtbank op dat zowel de officier van justitie als de raadsman ter zitting van 23 mei 2016 hebben aangegeven tegen de beslissing van de rechtbank tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar geen beroep in te stellen.
De rechtbank acht het wenselijk om, gezien de lange periode die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, aanstonds met de tenuitvoerlegging van de maatregel te starten, hetgeen gelet op de door de gedragsdeskundigen vastgestelde psychische tekortkomingen bij verdachte, geïndiceerd is.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 37 en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte terzake van alle rechtsvervolging.
- Gelast de plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor een termijn van
1 (één) jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.L. Stuiver, voorzitter, mr. H.H.A. Fransen en mr. J.V. Nolta, rechters, bijgestaan door J.H. van Scharrenburg, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 mei 2016.
Mr. H.H.A. Fransen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.