In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 23 februari 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennepplanten in een professionele kwekerij. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. M.G. Cantarella, verscheen op de terechtzitting van 9 februari 2016. Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. N. Mook. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het telen en aanwezig hebben van hennepplanten en het illegaal afnemen van elektriciteit. De rechtbank oordeelde dat het eerste feit bewezen was, terwijl het tweede feit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken. De rechtbank baseerde haar oordeel op de bekennende verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van de politie, waarin de bevindingen van de hennepkwekerij waren vastgelegd. De verdachte had ongeveer 3650 hennepplanten en 984 hennepstekken aanwezig gehad, wat in strijd was met de Opiumwet. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de ernst van het delict, de omstandigheden waaronder het was begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen was. De uitspraak benadrukt de ernst van de hennepteelt en de gevolgen daarvan voor de verdachte.