ECLI:NL:RBNNE:2016:2375

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 februari 2016
Publicatiedatum
20 mei 2016
Zaaknummer
18.930288-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meervoudige diefstal en poging tot diefstal met braak

Op 23 februari 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere diefstallen en een poging tot diefstal. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. De verdachte had in de periode van 6 september tot en met 13 september 2015 herhaaldelijk ingebroken in een schoolgebouw in Hoogeveen, waarbij hij telkens een beamer heeft gestolen. Daarnaast heeft hij in augustus 2015 een rubberboot en een buitenboordmotor gestolen, en in september 2015 een poging gedaan om in te breken in een pand van een waterleidingmaatschappij. De rechtbank oordeelde dat de bekennende verklaringen van de verdachte bij de politie, ondanks zijn latere ontkenningen, voldoende bewijs vormden voor de bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de eerdere veroordelingen van de verdachte en zijn zelfmelding bij de politie. De vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste voor de gestolen rubberboot, werd toegewezen. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar, ondanks aanwijzingen voor persoonlijkheidsproblematiek, omdat hij geen medewerking verleende aan een psychologisch onderzoek. De uitspraak benadrukt de ernst van herhaaldelijke diefstallen en de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930288-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 februari 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , thans verblijvende in [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 februari 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.J.J. Bosma, advocaat te Spier. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G. Wilbrink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Parketnummer 18.930288.15, feit 4 pg. 113 en feit 6, pg. 125:
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de
periode van 6 september 2015 tot en met 13 september 2015, te [pleegplaats 1] ,
althans in de gemeente Hoogeveen,
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een
schoolgebouw aan [adres 1] heeft weggenomen (te1kens) een beamer
(merk: Casio), in elk geval (telkens) enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [basisschool] , in elk geval (telkens)
aan een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich (telkens) de toegang tot dat schoolgebouw heeft
verschaft en/of die/dat weg te nemen beamer(s) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
Parketnummer: 18. 930288.15, feit 2, pg 90:
hij in of omstreeks de periode van 23 augustus 2015 tot en met 25 augustus
2015, te [pleegplaats 2] , althans in de gemeente Hoogeveen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een rubberboot (merk: Jako)
en/of een buitenboordmotor (merk: Johnson), in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorend aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
3.
Parketnummer 18. 930288.15, feit 3, pg. 99:
hij in of omstreeks de periode van 29 augustus 2015 tot en met 30 augustus
2015, te [pleegplaats 1] , althans in de gemeente Hoogeveen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een rubberboot (merk: Maxxon),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
4.
Parketnummer 18. 930288.15, feit 5. pg. 121:
hij op of omstreeks 12 september 2015, te [pleegplaats 1] , althans in de gemeente
Hoogeveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand aan [adres 2]
weg te nemen geld en/of goederen, die van zijn,
verdachte’s gading zouden blijken te zijn,
geheel of ten dele toebehorende aan [waterleidingmaatschappij] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en zich daarbij de toegang tot genoemd pand te verschaffen en/of die/dat weg
te nemen geld en/of goederen onder zijn bereik te brengen door middel van
braak en/of verbreking en/of inklimming,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
Parketnummer 18. 920269.15, pg. 26;
hij op of omstreeks 18 oktober 2015, te [pleegplaats 1] , althans in de gemeente
Hoogeveen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een
schoolgebouw aan [adres 1] heeft weggenomen een beamer, in elk geval
enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [basisschool] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of die weg te nemen beamer onder zijn bereik heeft gebracht
door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

Beoordeling van het bewijs

De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde kan worden bewezen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er in alle zaken aangiftes liggen en dat verdachte bij de politie de feiten heeft bekend. Het feit dat de verdachte ter zitting bij monde van zijn raadsvrouwe op een groot deel van deze verklaringen terugkomt, vormt volgens de officier van justitie geen reden om de verdachte niet aan zijn eerdere verklaringen te houden. De officier van justitie heeft hierbij aangegeven dat verklaringen van verdachte vrij gedetailleerd zijn.
De raadsvrouwe van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte alleen de diefstal met braak van een beamer op 6 september 2015 uit [basisschool] heeft gepleegd. Verdachte zou de andere feiten alleen bekend hebben omdat hij vast wilde blijven zitten en niet wilde terugkeren naar zijn vader.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte in verhoren bij de politie bekennende verklaringen heeft afgelegd met betrekking tot alle feiten waarvan hij thans wordt verdacht. Ter zitting heeft de verdachte zich in zeer vage termen uitgelaten over deze feiten. De raadsvrouwe van verdachte heeft deze vage bewoordingen aldus uitgelegd dat verdachte de verweten feiten (met uitzondering van feit 1) niet heeft begaan. Echter, de verdachte, noch zijn raadsvrouw hebben hun stellingen onderbouwd. Hiermee is niet aannemelijk geworden dat de feiten anders zijn verlopen dan op de wijze zoals de verdachte bij de politie heeft verklaard. Derhalve zal de rechtbank uitgaan van de verklaringen die de verdachte bij de politie heeft afgelegd tijdens de verhoren op 30 oktober 2015 en 31 oktober 2015.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is - ook in de onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Feit 1
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland van 21 september 2015, opgenomen op pagina 113 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015345559 van 25 november 2015, inhoudende de aangifte gedaan door [aangever 1] namens [basisschool]
Op 6 september 2015 heeft er tussen 6.00 uur en 6.34 uur een inbraak op [basisschool] aan [adres 1] te [pleegplaats 1] plaatsgevonden. Ik zag dat er een raam was ingegooid en dat er een veldkei in het lokaal lag. Er is een beamer van het merk Casio weggenomen.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland van 21 september 2015, opgenomen op pagina 125 e.v. van voornoemd proces-verbaal, inhoudende de aangifte gedaan door [aangever 1] namens [basisschool]
Op 13 september 2015 heeft er rond 6.30 uur een inbraak op [basisschool] aan [adres 1] te [pleegplaats 1] plaatsgevonden. Ik zag dat er een raam was ingegooid en dat er een steen in het lokaal lag. Er is een beamer van het merk Casio weggenomen.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van Politie Noord-Nederland van 30 oktober 2015, opgenomen op pagina 33 e.v. van voornoemd proces-verbaal
Ik heb in september ingebroken in de school en ik heb een beamer meegenomen. Een week later heb ik opnieuw in de school ingebroken en heb ik een beamer meegenomen. Ik heb beide keren een steen door een raam gegooid, heb via het gat een raam opengeklapt en ben naar binnen geklommen. Beide keren heb ik de beamer met kracht van het plafond losgerukt. Ik heb de kabels doorgeknipt en de beamer met beugel en al meegenomen.
Feit 2
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland van 25 augustus 2015, opgenomen op pagina 90 van voornoemd proces-verbaal, inhoudende de aangifte gedaan door [slachtoffer 1]
In de periode 23 augustus 2015- 25 augustus 2015 is te [pleegplaats 2] mijn rubberboot van het merk Jako met buitenboordmotor van het merk Johnson gestolen.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van Politie Noord-Nederland van 30 oktober 2015, opgenomen op pagina 33 e.v. van voornoemd proces-verbaal
In augustus heb ik een boot uit [pleegplaats 2] gestolen.
Feit 3
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland van 30 augustus 2015, opgenomen op pagina 99 van voornoemd proces-verbaal, inhoudende de aangifte gedaan door [slachtoffer 2]
Ik woon in een hoekwoning aan [straatnaam] [huisnummer] te [pleegplaats 1] . Tussen zaterdag 29 augustus 2015 18.00 uur en zondag 30 augustus 2015 12.30 uur is mijn grijze rubberboot van het merk Maxxon gestolen.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van Politie Noord-Nederland van 30 oktober 2015, opgenomen op pagina 33 van voornoemd proces-verbaal
In augustus heb ik een boot gestolen bij een huis aan [straatnaam] .
Feit 4
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland van 12 september 2015, opgenomen op pagina 121 van voornoemd proces-verbaal, inhoudende de aangifte gedaan door [aangever 2] namens [waterleidingmaatschappij]
Op zaterdag 12 september 2015, kreeg ik iets voor 12.45 uur een telefoontje van de meldkamer dat er ingebroken was op de locatie aan [adres 2] te [pleegplaats 1] . Om bij het pand te komen moet je over een hek klimmen. Ik zag dat er een ruit kapot was en ik zag dat er een baksteen in het kantoor lag. Er is niets weggenomen.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van Politie Noord-Nederland van 30 oktober 2015, opgenomen op pagina 33 e.v. van voornoemd proces-verbaal
Ik ben over het hek geklommen, heb een raam ingegooid en ik ben door het kapotte raam naar binnen geklommen. Ik heb niks meegenomen.
Feit 5
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland van 19 oktober 2015, opgenomen op pagina 26 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015304277 van 20 oktober 2015, inhoudende de aangifte gedaan door [aangever 1] namens [basisschool]
Op 18 oktober 2015 heeft er tussen 5.45 uur en 6.01 uur een inbraak op [basisschool] aan [adres 1] te [pleegplaats 1] plaatsgevonden. Ik zag dat er een beamer
was gestolen.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van Politie Noord-Nederland van 30 oktober 2015, opgenomen op pagina 33 van voornoemd proces-verbaal
Ik heb met een steen een gat in het raam gegooid. Ik heb het raam geopend en ik ben door het raam naar binnen gegaan. Ik ben op de tafel gaan staan en heb met kracht de beamer met beugel en al van het plafond gerukt. Ik heb de kabels doorgeknipt en ik heb de beamer van het merk Casio meegenomen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder één tot en met vijf ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 6 september tot en met 13 september 2015, te [pleegplaats 1] telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een schoolgebouw aan [adres 1] heeft weggenomen telkens een beamer (merk: Casio), toebehorende aan [basisschool] , waarbij verdachte zich telkens de toegang tot dat schoolgebouw heeft verschaft en die weg te nemen beamers onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking en inklimming;
2.
hij in de periode van 23 augustus tot en met 25 augustus 2015, te [pleegplaats 2] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een rubberboot (merk: Jako) en een buitenboordmotor (merk: Johnson), toebehorende aan [slachtoffer 1] ;
3.
hij in de periode van 29 augustus 2015 tot en met 30 augustus 2015, te [pleegplaats 1] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een rubberboot (merk: Maxxon) toebehorende aan [slachtoffer 2] ;
4.
hij op 12 september 2015, te [pleegplaats 1] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand aan [adres 2] weg te nemen geld en goederen, die van zijn, verdachte's gading zouden blijken te zijn, toebehorende aan [waterleidingmaatschappij] , en zich daarbij de toegang tot genoemd pand te verschaffen door middel van braak en inklimming, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijft niet is voltooid;
5.
hij op 18 oktober 2015, te [pleegplaats 1] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een schoolgebouw aan [adres 1] heeft weggenomen een beamer, toebehorende aan [basisschool] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen beamer onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en inklimming.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert respectievelijk op:
 Feit 1:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking en inklimming, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 311, in verbinding met artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
 Feit 2 en 3:
diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
 Feit 4:
poging diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming,
strafbaar gesteld bij artikel 311, in verbinding met artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
 Feit 5:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking en inklimming,
strafbaar gesteld bij artikel 311, in verbinding met artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van de verdachte

Op 19 november 2015 is verdachte in het kader van een trajectconsult gezien door [psychiater] , forensisch psychiater. Deze vond zodanige aanwijzingen voor de aanwezigheid van persoonlijkheidsproblematiek dat, om de relatie psychopathologie en het tenlastegelegde nader in kaart te brengen een psychologische rapportage werd aanbevolen. Nu verdachte evenwel zijn medewerking aan een dergelijk onderzoek heeft geweigerd, en ook overigens niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken, acht de rechtbank de verdachte strafbaar.

Strafmotivering

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan vijf voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. In de eis heeft de officier meegewogen dat verdachte zich zelf bij de politie heeft gemeld.
De raadsvrouwe van verdachte heeft zich, in het kader van de door haar verzochte vrijspraken voor feiten 2 tot en met 5, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het over hem opgemaakte reclasseringsrapport van 28 januari 2016 en het verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie van 15 januari 2016, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouwe van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking. Verdachte heeft in het tijdsbestek van enkele maanden driemaal ingebroken in dezelfde school en iedere keer een beamer gestolen. Voorts heeft verdachte tweemaal een rubberboot gestolen en heeft hij een poging diefstal uit een bedrijfspand gepleegd. Verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten. Tot juni 2015 is verdachte gedetineerd geweest. Aan hem was een ISD-maatregel opgelegd. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij - kort na zijn vrijlating - voor veel overlast heeft gezorgd en schade heeft aangericht.
Anderzijds houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte zich zelf gemeld heeft bij de politie. Voorts heeft verdachte ter zitting aangegeven hij niet terug zal gaan naar [pleegplaats 1] omdat dat geen goede plek voor hem is. Hij heeft aangegeven dat hij middels zijn casemanager van de [PI] in gesprek is met [stichting] voor huisvesting in de buurt van [plaats] .
De rechtbank is, op grond van alle voornoemde feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, passend en geboden is, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
De voorwaardelijke straf dient ertoe om verdachte te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.

Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer 1] , wonende te [pleegplaats 1] . De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust. Gevorderd wordt:
- dagwaarde boot € 450,00
- servicebeurt motor
€ 45,00 +
- totaal € 495,00
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat gelet op de door haar bepleite vrijspraak de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepassing wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 310, en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder één tot en met vijf tenlastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals vermeld en verdachte daarvoor strafbaar.
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van vijftien maanden.
Bepaalt dat, van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot vijf maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 495,-- (zegge: vierhonderdenvijfennegentig euro).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het [slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van € 495,-- (zegge: vierhonderdenvijfennegentig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 9 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het [slachtoffer 1] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A. van Capelle, voorzitter, mrs. E. Läkamp en J. van den Bosch, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 februari 2016.