ECLI:NL:RBNNE:2016:2346
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vordering ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met hennepkwekerij
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 22 januari 2016 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft een bedrag van € 2.500,- dat de officier van justitie heeft gevorderd van de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor het medeplegen van het aanwezig hebben van hennep. De rechtbank heeft de vordering beoordeeld naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 januari 2016.
De officier van justitie heeft op 7 december 2015 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen. De verdediging heeft echter aangevoerd dat het voordeel op € 2.500,- kan worden vastgesteld, maar dat hierop een door de verdachte betaalde factuur van € 4.944,28 aan een energiemaatschappij in mindering moet worden gebracht, wat zou resulteren in een negatief voordeel.
De rechtbank heeft de verklaring van de verdachte in aanmerking genomen, waarin hij aangaf dat hij een hennepkwekerij had en per oogst € 500,- ontving. De rechtbank concludeert dat de verdachte inderdaad wederrechtelijk voordeel heeft genoten, maar dat de gemaakte kosten voor elektriciteitsverbruik hoger zijn dan het genoten voordeel. Daarom heeft de rechtbank het ontnemingsbedrag vastgesteld op nihil en de vordering van de officier van justitie afgewezen. De beslissing is genomen op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.