ECLI:NL:RBNNE:2016:2345
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met hennepkwekerij
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 22 januari 2016 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, ingediend door de officier van justitie. De vordering was gericht op het vaststellen van het bedrag van € 2.500,- dat de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor het telen van hennep, zou moeten betalen aan de staat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde door zijn activiteiten een wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten, dat geschat werd op € 2.500,-. Echter, de veroordeelde had ook kosten gemaakt voor de hennepkwekerij, waaronder een factuur van € 4.944,28 aan een energiemaatschappij. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de kosten hoger waren dan het genoten voordeel, waardoor het ontnemingsbedrag op nihil werd vastgesteld.
De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen, omdat de kosten die de veroordeelde had gemaakt, het voordeel overstegen. De beslissing is genomen na een onderzoek op de terechtzitting van 8 januari 2016, waar de veroordeelde zijn verklaring had afgelegd over de hennepkwekerij. De rechtbank heeft de relevante wetsartikelen, met name artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in haar beoordeling betrokken. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 22 januari 2016.