ECLI:NL:RBNNE:2016:2341

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 januari 2016
Publicatiedatum
18 mei 2016
Zaaknummer
18.820232-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van aanwezig hebben hennepplanten in eigen woning met taakstraf als sanctie

Op 22 januari 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het aanwezig hebben van hennepplanten in haar woning. De verdachte, bijgestaan door haar advocaat mr. W.G. ten Have, werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 326 hennepplanten in de periode van 1 augustus 2013 tot en met 8 oktober 2014. De officier van justitie stelde dat de verdachte medeplichtig was aan de hennepkwekerij, maar niet in de mate van medeplegen, wat de verdediging ook ondersteunde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk medeplichtig was, maar niet voldoende bewijs had voor medeplegen. De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van de verdachte en proces-verbaal van de politie. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren werd verricht. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, die niet eerder was veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/820232-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
22 januari 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
8 januari 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.G. ten Have, advocaat te Winschoten.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H. Super.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2013 t/m 8 oktober 2014 te [pleegplaats] , gemeente Oldambt, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, telkens opzettelijk, meermalen heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in de woning [adres] ) een hoeveelheid die van (in totaal) ongeveer 326, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte 1] en/of een ander, op of omstreeks de periode van 1 augustus 2013 t/m 8 oktober 2014 te [pleegplaats] , gemeente Oldambt, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in de woning [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 326, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte, tezamen en in vereniging met haar medeverdache, in of omstreeks de periode van 1 augustus 2013 t/m 8 oktober 2014 te [pleegplaats] , gemeente Oldambt, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal
(telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [medeverdachte 1] een ruimte in voornoemde woning voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen en/of via de sms of telefoon contact te onderhouden met die [medeverdachte 1] .

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Verdachte heeft haar woning beschikbaar gesteld ten behoeve van een hennepkwekerij en zij heeft meerdere malen ge-sms't met [medeverdachte 1] omtrent de PH-waarde van het water in de hennepkwekerij. Op grond van de jurisprudentie van de Hoge Raad is dit onvoldoende om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking zoals vereist voor het bewezen kunnen verklaren van primair ten laste gelegde medeplegen door verdachte. De door verdachte verrichte handelingen leveren wel medeplichtigheid op, zodat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte enkel haar woning beschikbaar heeft gesteld ten behoeve van een hennepkwekerij en dat zij sms-berichten heeft gestuurd omtrent de kwekerij aan een medeverdachte. Dat levert geen medeplegen, maar medeplichtigheid op.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven.
Een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 19 februari 2015, opgenomen op pagina 4 e.v. van dossier nummer PL0100-2013109716 d.d. 18 mei 2015, inhoudende de relatering van [verbalisant] , zakelijk weergegeven:
Op 8 oktober 2014 stelde ik, verbalisant, een onderzoek in op het adres [adres] te [pleegplaats] . Het bleek dat op dat adres een hennepkwekerij met 326 hennepplanten aanwezig was.
Een proces-verbaal d.d. 8 oktober 2014, opgenomen op pagina 89 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Mijn man en ik hebben beiden gedacht om 5 à 6 duizend euro met de kwekerij te verdienen. Hiermee wilden wij de schulden af betalen.
Een proces-verbaal d.d. 8 oktober 2014, opgenomen op pagina 92 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Mijn man en ik hebben de ruimte ter beschikking gesteld voor het telen van hennep. Ik heb telefonisch contact met de eigenaar van de kwekerij gehad, vaak per sms. Dat ging dan met name over de PH-waarde van het water en over het oogsten. U houdt mij voor dat mijn man heeft verklaard dat er vijf keer is geoogst. Dat zou wel eens kunnen kloppen ja.
Volgens mij hebben mijn man en ik destijds per oogst zo'n € 500,- gekregen. Ik wist vanaf het begin wat er gaande was. Ik denk dat de kwekerij sinds vorig jaar augustus of september is gaan draaien.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Aan de hand van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte samen met [medeverdachte 2] het plan heeft opgevat om een hennepkwekerij op te zetten in hun woning en met de opbrengst hiervan hun schulden af te betalen. Verdachte had evenals [medeverdachte 2] vanaf het begin af aan niet alleen kennis van de aanwezigheid van de hennepkwekerijen in haar woning, maar ook de beschikkingsbevoegdheid over de planten in deze kwekerij. Bovendien deelde zij mee in de opbrengst van de kwekerij.
Gelet hierop komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde medeplegen van het aanwezig hebben van hennep.
De rechtbank stelt tevens vast dat voornoemde factoren onvoldoende aanknopingspunten vormen om te kunnen spreken van het medeplegen van het telen, bereiden, bewerken en verwerken van hennep. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van die onderdelen van het primair ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
zij in de periode van 1 augustus 2013 tot en met 8 oktober 2014 te [pleegplaats] tezamen en in vereniging met een ander telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad (in de woning [adres] ) ongeveer 326 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor het opleggen van een voorwaardelijke taakstraf van 120 uur, met een proeftijd van twee jaar. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten en dat zij een grotere schuldenlast heeft dan vóór het plegen van het strafbare feit.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het haar betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennepplanten, meermalen gepleegd. Softdrugs leveren schade voor de maatschappij op, nu deze stoffen bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Ook levert een hennepkwekerij waarvoor de elektrische installatie ondeskundig is aangelegd schade op voor het elektriciteitsbedrijf en (brand)gevaar voor de omgeving.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Nu de rechtbank, anders dan de officier van justitie, het primair ten laste gelegde bewezen acht, is in beginsel een forse taakstraf passend en geboden. De rechtbank heeft echter rekening gehouden met het tijdsverloop tussen de MMA-melding en het oprollen van de hennepkwekerij. Ook houdt de rechtbank rekening met de ingrijpende gevolgen die de aanwezigheid van de kwekerij heeft gehad. Zo is verdachte, samen met [medeverdachte 2] , geruime tijd van de elektriciteit afgesloten geweest en heeft heraansluiting pas plaatsgevonden nadat de forse nota met geleend geld was voldaan.
Dit dient naar het oordeel van de rechtbank te leiden tot een strafvermindering.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden acht de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 100 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.H.A.M. Voncken, voorzitter, mrs. H.L. Stuiver en
S. Zwarts, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 januari 2016.