ECLI:NL:RBNNE:2016:2340

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 januari 2016
Publicatiedatum
18 mei 2016
Zaaknummer
18.820379-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor hennepteelt met taakstraf opgelegd aan verdachte

Op 22 januari 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van hennepteelt. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. W.G. ten Have, werd beschuldigd van het opzettelijk telen van hennepplanten in de periode van 1 augustus 2013 tot en met 8 oktober 2014. Het Openbaar Ministerie stelde dat de verdachte samen met anderen hennepplanten had geteeld en aanwezig had gehad in zijn woning. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van getuigenverklaringen en bewijsstukken, waaronder een proces-verbaal van de politie waarin de hennepkwekerij werd aangetroffen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte weliswaar hennepplanten had geteeld, maar dat er onvoldoende bewijs was voor het medeplegen van de hennepteelt met anderen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het medeplegen, maar achtte het wel bewezen dat hij opzettelijk had gehandeld in strijd met de Opiumwet. De rechtbank legde een taakstraf op van 200 uur onbetaalde arbeid, met de waarschuwing dat bij niet-naleving vervangende hechtenis van 100 dagen zou worden opgelegd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder was veroordeeld en de impact van de hennepkwekerij op zijn leven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/820379-14
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
22 januari 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
8 januari 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.G. ten Have, advocaat te Winschoten.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H. Super.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2013 t/m 8 oktober 2014 te [pleegplaats] , gemeente Oldambt, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, telkens opzettelijk, meermalen heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in de woning [adres] ) een hoeveelheid die van (in totaal) ongeveer 326, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte 1] en/of een ander, op of omstreeks de periode van 1 augustus 2013 t/m 8 oktober 2014 te [pleegplaats] , gemeente Oldambt, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in de woning [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 326, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte, tezamen en in vereniging met zijn medeverdache, in of omstreeks de periode van 1 augustus 2013 t/m 8 oktober 2014 te [pleegplaats] , gemeente Oldambt,, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal
(telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [medeverdachte 1] een ruimte in voornoemde woning voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen en/of mee te helpen met het knippen van henneptoppen.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het primair ten laste gelegde, te weten het medeplegen van het telen van hennep, kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte enkel zijn woning beschikbaar heeft gesteld ten behoeve van een hennepkwekerij en dat hij één keer heeft geholpen met het knippen van hennepplanten. Dat levert geen medeplegen, maar medeplichtigheid op. Het subsidiair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven.
Een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 19 februari 2015, opgenomen op pagina 4 e.v. van dossier nummer PL0100-2013109716 d.d. 18 mei 2015, inhoudende de relatering van [verbalisant] , zakelijk weergegeven:
Op 8 oktober 2014 stelde ik, verbalisant, een onderzoek in op het adres [adres] te [pleegplaats] . Het bleek dat op dat adres een hennepkwekerij met 326 hennepplanten aanwezig was.
De verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 8 januari 2016:
Het klopt dat er een hennepkwekerij in mijn woning is aangetroffen. Ik ben naar een growshop gegaan. Ik wilde een hennepkwekerij in mijn woning bouwen. Door middel van de opbrengsten van de kwekerij wilde ik uit de schulden komen. Ik heb de kwekerij deels opgebouwd. Bij iedere oogst heb ik hennepplanten geknipt. Ik gooide na het oogsten de restanten van de hennepplanten in de groene bak. Ik kreeg € 500,- per oogst.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Aan verdachte is - kort gezegd - tenlastegelegd dat hij zich tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, schuldig heeft gemaakt aan het telen dan wel aanwezig hebben van hennepplanten.
Verdachte heeft verklaard dat hij een hennepkwekerij in zijn woning wilde inrichten. Door middel van de inkomsten uit de kwekerij wilde hij zijn schulden aflossen. Verdachte is daartoe naar een growshop gegaan. Hij heeft zich daar laten adviseren over het inrichten van een hennepkwekerij en heeft de benodigdheden voor een kwekerij aangeschaft. Verdachte heeft de kwekerij in zijn woning opgebouwd. Tijdens de groeicyclus hield hij de stand van het water in de kwekerij in de gaten. In totaal is er vijf keer geoogst en bij alle oogsten heeft verdachte hennepplanten geknipt. Na het oogsten zorgde verdachte voor het afvoeren van de restanten van de hennep.
Gelet op de hierboven geschetste omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte hennepplanten heeft geteeld op het adres [adres] te [pleegplaats] . Naar het oordeel van de rechtbank kan echter niet wettig en overtuigend worden bewezen dat, voor wat betreft het telen van de hennep, sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en één of meer anderen. De rechtbank acht het ten laste gelegde medeplegen niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 1 augustus 2013 tot en met 8 oktober 2014 te [pleegplaats] telkens opzettelijk, meermalen heeft geteeld (in de woning [adres] ) ongeveer 326 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor het opleggen van een voorwaardelijke taakstraf van 120 uur, met een proeftijd van twee jaar. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten en dat hij een grotere schuldenlast heeft dan vóór het plegen van het strafbare feit.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van een grote hoeveelheid hennepplanten, meermalen gepleegd. Het telen van een softdrug als hennep is een strafbaar feit dat overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert. Softdrugs zijn immers stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Ook levert een hennepkwekerij waarvoor de elektrische installatie ondeskundig is aangelegd, schade op voor het elektriciteitsbedrijf en (brand)gevaar voor de omgeving.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat in beginsel een forse taakstraf passend en geboden is. De rechtbank heeft echter rekening gehouden met het tijdsverloop tussen de MMA-melding en het oprollen van de hennepkwekerij. Ook houdt de rechtbank rekening met de ingrijpende gevolgen die de aanwezigheid van de kwekerij heeft gehad. Zo is verdachte, samen met [medeverdachte 2] , geruime tijd van de elektriciteit afgesloten geweest en heeft heraansluiting pas plaatsgevonden nadat de forse nota met geleend geld was voldaan. Dit dient naar het oordeel van de rechtbank te leiden tot een strafvermindering.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden acht de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 200 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 100 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.H.A.M. Voncken, voorzitter, mrs. H.L. Stuiver en
S. Zwarts, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 januari 2016.