ECLI:NL:RBNNE:2016:2303

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 februari 2016
Publicatiedatum
13 mei 2016
Zaaknummer
18.930247-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord met voorbedachten rade en voorwaardelijk opzet op de dood

Op 16 februari 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot moord op zijn ex-vrouw. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met voorbedachten rade en voorwaardelijk opzet heeft gehandeld. De feiten vonden plaats op 11 september 2015 in de gemeente Meppel, waar de verdachte zijn ex-vrouw met kracht tegen de hals/nek heeft geschopt, terwijl zij op de vloer lag. De rechtbank achtte de poging tot moord bewezen en legde een gevangenisstraf op van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van tien jaren. Daarnaast werden er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een contactverbod met het slachtoffer.

De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van getuigen en letselrapportages. De verdachte had voorafgaand aan de daad gebeld met getuigen en had zijn intenties geuit om geweld te gebruiken. De rechtbank concludeerde dat de verdachte voldoende tijd had om na te denken over zijn handelen, wat de voorbedachten rade bevestigde. De verdediging betoogde dat er geen voorbedachten rade was, maar de rechtbank verwierp deze stelling en oordeelde dat de verdachte met opzet de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer had aanvaard.

De rechtbank hield rekening met de ernst van het delict en de impact op de rechtsorde, maar ook met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn geringe strafblad en het feit dat hij spijt betuigde. De rechtbank legde ook een schadevergoeding op aan het slachtoffer, die zich als benadeelde partij had gevoegd in het proces. De uitspraak benadrukt de ernst van geweld tegen vrouwen en de noodzaak van bescherming voor slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930247-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 16 februari 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , thans verblijvende in [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 februari 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.W. Dirkzwager, advocaat te Utrecht.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S. Kromdijk.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging ter terechtzitting, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 september 2015 te en in de gemeente Meppel ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met
voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na
kalm beraad en rustig overleg,
- [slachtoffer] , terwijl zij op de vloer lag, met kracht met zijn geschoeide voet
tegen de hals/nek heeft geschopt/getrapt, althans [slachtoffer] met een zwaar
en/of hard voorwerp tegen de hals/nek heeft geslagen althans fors drukkend geweld heeft uitgeoefend tegen de hals/nek van [slachtoffer] ,, en/of
- [slachtoffer] (meermalen) in het gezicht, althans tegen het hoofd, en/of tegen
het lichaam heeft geschopt/getrapt en/of gestompt en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 11 september 2015 te en in de gemeente Meppel aan [slachtoffer]
opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel heeft
toegebracht door met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg
- [slachtoffer] met kracht in een oor te bijten en/of
- met kracht een of meer van zijn vingers in de ogen van [slachtoffer] te
steken/duwen en/of
- [slachtoffer] , terwijl zij op de vloer lag, met kracht met zijn geschoeide voet
tegen de hals/nek te schoppen/trappen, althans [slachtoffer] met een zwaar
en/of hard voorwerp tegen de hals/nek te slaan althans fors drukkend geweld heeft uitgeoefend tegen de hals/nek van [slachtoffer] ,, en/of
- [slachtoffer] (meermalen) in het gezicht, althans tegen het hoofd, en/of tegen
het lichaam te schoppen/trappen en/of te stompen en/of te slaan;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 11 september 2015 te en in de gemeente Meppel ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet en na kalm beraaad en rustig overleg
- [slachtoffer] met kracht in een oor heeft gebeten en/of
- met kracht een of meer van zijn vingers in de ogen van [slachtoffer] heeft
gestoken/geduwd en/of
- [slachtoffer] , terwijl zij op de vloer lag, met kracht met zijn geschoeide voet
tegen de hals/nek heeft geschopt/getrapt, althans [slachtoffer] met een zwaar
en/of hard voorwerp tegen de hals/nek heeft geslagen althans fors drukkend geweld heeft uitgeoefend tegen de hals/nek van [slachtoffer] ,, en/of
- [slachtoffer] (meermalen) in het gezicht, althans tegen het hoofd, en/of tegen
het lichaam heeft geschopt/getrapt en/of gestompt en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
  • veroordeling voor het primair ten laste gelegde (poging moord);
  • oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van tien jaren;
  • oplegging van de bijzondere voorwaarden van toezicht van de reclassering met de mogelijkheid tot klinische observatie en behandeling voor de duur van maximaal één jaar, een contact- en gebiedsverbod conform het kortgedingvonnis van 9 december 2015, welk contact- en gebiedsverbod eventueel ten aanzien van de kinderen dient te vervallen indien de civiele rechter anders beslist.

Beoordeling van het bewijs

De officier van justitie acht poging tot moord bewezen. Zij acht bewezen dat verdachte met voorbedachten rade heeft gepoogd zijn ex-vrouw van het leven te beroven.
De raadsvrouw van verdachte heeft betoogd dat weliswaar een veroordeling voor een poging zware mishandeling kan volgen maar dat het bestanddeel voorbedachten rade niet bewezen kan worden verklaard. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat uit diverse bewijsmiddelen volgt dat er bij verdachte 'iets is geknapt'. Dit zou volgens de raadsvrouw van verdachte erop wijzen dat verdachte in een ogenblikkelijke hevige gemoedsbeweging heeft gehandeld. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er geen voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer is geweest en dat er evenmin sprake is geweest van een voltooide zware mishandeling.
Beoordeling van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat er in de bewijsmiddelen geen steun te vinden is voor de stelling van de verdediging dat verdachte geen voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer heeft gehad. Verdachtes raadsvrouw heeft ter zitting aangevoerd dat de afdruk van de schoen van verdachte in de hals van het slachtoffer zichtbaar is en dat het meest waarschijnlijke scenario voor het ontstaan hiervan is dat er bloed onder de schoen van verdachte zou zitten en dat deze afdruk in de hals/nek van het slachtoffer zou zijn gekomen. De rechtbank volgt deze redenering niet. Uit de Letselrapportage volgt:
Links in de hals is er een patroon zichtbaar waarin rechte en gebogen paarsrode verkleuringen en ronde tot licht ovale paarsrode verkleuringen passend bij een patroon met onderhuidse bloeduitstorting. Door een botsende of drukkende kracht op de hals had er een levensbedreigende situatie kunnen ontstaan. Dit is te verklaren omdat er in de hals vitale structuren dicht onder het oppervlak lopen zoals belangrijke bloedvaten en zenuwbanen. Hieruit volgt dat het letsel niet slechts een afdruk van een schoenzool is maar dat er sprake is geweest van een botsende of drukkende kracht. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte het slachtoffer met kracht in de nek/hals heeft geschopt en dat verdachte met zijn gedraging willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer hierdoor zou overlijden.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' acht de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend. Verdachte is op de betreffende 11 september 2015 vanuit [plaats 1] naar [plaats 2] gereden. De rechtbank acht het niet geloofwaardig dat het slachtoffer verdachte heeft uitgenodigd, laat staan dat zij naar [plaats 1] is gereden om de verdachte uit te nodigen. Verdachte heeft om ongeveer 11:25 uur het bedrijf van het slachtoffer opgebeld om met een verdraaide stem te vragen of de eigenaresse daar aanwezig was. Verdachte heeft voorts om ongeveer 11:33 uur gebeld met [getuige 1] en gezegd dat hij bij het slachtoffer voor de deur stond en haar "helemaal de gang door zou schoppen". De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij [getuige 1] wilde vragen zijn meegenomen computer te repareren ongeloofwaardig omdat het in de rede ligt een dergelijke afspraak van tevoren te maken omdat verdachte niet in de buurt van [getuige 1] woont. Vervolgens heeft verdachte bij het slachtoffer aangebeld en heeft zich zo opgesteld dat hij niet zichtbaar was door het raampje van de deur.
De rechtbank concludeert op grond van deze feiten en omstandigheden dat de verdachte voorafgaand aan zijn handelen voldoende tijd heeft gehad zich te beraden op het genomen of het te nemen besluit, zodat hij gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven. Aldus staat voor de rechtbank vast dat het handelen van de verdachte niet het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
De rechtbank acht voorts geen contra-indicaties aannemelijk geworden die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en acht poging moord bewezen.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
De verdachte heeft ter terechtzitting van 2 februari 2016 - zakelijk weergegeven - verklaard dat hij op 11 september 2015 van [plaats 1] naar het huis van het slachtoffer te [plaats 2] is gereden.
[getuige 2] verklaart zakelijk weergegeven: [1] ik heb zo'n vier à vijf jaar onder verdachte gewerkt. Tussen 10.00 uur en 11.30 uur is er naar [het bedrijf] van [slachtoffer] gebeld. Ik heb de telefoon opgenomen en hoorde een mannenstem die naar de eigenaresse vroeg. Ik hoorde gelijk dat het verdachte was die zijn stem verdraaide.
[getuige 1] verklaart zakelijk weergegeven: [2] op vrijdag 11 september 2015 om 11.33 uur heeft verdachte mij gebeld. Hij zei toen: met mij, ik sta nu bij [slachtoffer] voor de deur en ik schop haar helemaal de gang door en ik ben helemaal klaar met dat wijf (of woorden van gelijke strekking). Een half uur later belde hij mij weer terug. Dat was om 11.53 uur dus. Toen hoorde ik hem zeggen: zo dat teringwijf heeft haar verdiende loon gehad.
Aangeefster [slachtoffer] verklaart zakelijk weergegeven: [3] op 11 september 2015 hoorde ik de deurbel. Ik zag niemand staan. Ik deed de klink van de deur naar beneden. Op dat moment zag ik het gezicht van verdachte van, voor mij rechts, in het raampje verschijnen. Terwijl ik zijn gezicht zag voelde ik dat de deur werd opengeduwd. Hij pakte mij bij mijn oren beet, hij beet in mijn linkeroor, hij duwde met zijn vingers in mijn ogen, hij sloeg mij met zijn vuisten, ik voelde dat hij mij tegen de grond sloeg, hij schopte mij.
Letselrapportage ten behoeve van politie en justitie, opgemaakt door forensisch arts [naam deskundige] , waaruit - zakelijk weergegeven - volgt: [4] Links in de hals is er een patroon zichtbaar waarin rechte en gebogen paarsrode verkleuringen en ronde tot licht ovale paarsrode verkleuringen passend bij een patroon met onderhuidse bloeduitstorting. Door een botsende of drukkende kracht op de hals had er een levensbedreigende situatie kunnen ontstaan. Dit is te verklaren omdat er in de hals vitale structuren dicht onder het oppervlak lopen zoals belangrijke bloedvaten en zenuwbanen.
De eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting dat op de foto's die op dossierpagina 56 en 57 zijn opgenomen een afdruk zichtbaar is in de hals/nek van het slachtoffer.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat:
verdachte op 11 september 2015 te [plaats 2] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, [slachtoffer] , terwijl zij op de vloer lag, met kracht met zijn geschoeide voet tegen de hals/nek heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde levert het volgende strafbare feit op: poging moord.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte heeft niet meegewerkt aan een Pro-Justitia onderzoek. Derhalve heeft de rechtbank ook niets kunnen vaststellen ten aanzien van verdachtes toerekeningsvatbaarheid. Nu de rechtbank geen indicaties heeft dat verdachte mogelijk verminderd of zelfs niet toerekeningsvatbaar is, zal de rechtbank het bewezenverklaarde volledig aan verdachte toerekenen.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw van verdachte.
Verdachte heeft door het schoppen/trappen tegen de nek/hals van [slachtoffer] voor een levensbedreigende situatie gezorgd. Het betreft een delict waardoor de rechtsorde ernstig geschokt is. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij het slachtoffer thuis, in de veiligheid van haar eigen woning heeft opgezocht en met voorbedachten rade geweld op haar heeft uitgeoefend.
Anderzijds houdt de rechtbank rekening met de omstandigheden dat verdachte over een gering strafblad beschikt, hij ter zitting spijt heeft betuigd en dat het bewezenverklaarde een voorgeschiedenis kent waarbij verdachte het zo heeft ervaren dat [slachtoffer] en haar familie hem op krenkende wijze zijn tegemoet getreden.
De rechtbank is, op grond van alle voornoemde feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk passend en geboden is, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
De voorwaardelijke straf dient ervoor om verdachte te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Omdat, gelet op de aard van het delict, het ontbreken van rapportage die het recidiverisico laag inschat en de verstoorde verhouding die nog steeds tussen verdachte en [slachtoffer] bestaat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen zal de rechtbank aan verdachte een proeftijd opleggen voor de duur van tien jaren, met als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte binnen veertien dagen na invrijheidsstelling zich meldt bij Reclassering Nederland en dat hij zich tijdens de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem worden gegeven door Reclassering Nederland;
- het hem verboden is om zich te bevinden en/of te begeven in de woonplaats van [slachtoffer] , het hem verboden is om zich binnen een straal van 100m van [slachtoffer] te begeven en het hem verboden is om op enigerlei wijze, schriftelijk of mondeling, digitaal of anderszins, direct dan wel indirect of via derden, anders dan ten behoeve en ter uitvoering van een omgangsregeling met de kinderen met [slachtoffer] in contact te treden.
De rechtbank zal daarbij uitspreken dat de te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zullen zijn.

Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer] , wonende te [plaats 2] .
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust. Gevorderd wordt (te vermeerderen met wettelijke rente):
Materiële schade € 1.689,65
Immateriële schade € 7.500,00
Kosten rechtsbijstand
€ 9.836,66 +
Totaal € 19.026,31
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen tot € 18.993,02, waarbij de schadevergoedingsmaatregel over een bedrag van € 9.156,36 (het totaal minus de kosten rechtsbijstand) dient te worden toegepast.
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat met betrekking tot de materiële schade de posten gestolen en/of beschadigde goederen en de reiskosten gematigd dienen te worden. Voorts moet de immateriële schade gematigd worden en dienen de kosten rechtsbijstand begroot te worden conform het liquidatietarief, althans dient dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat er veel posten onduidelijk zijn en dit een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade begroot dient te worden op € 1.087,49. De vervangen ruit kan niet aangemerkt worden als directe schade. Voorts matigt de rechtbank de reiskosten eerste aanleg naar redelijkheid en billijkheid tot 50% van het gevorderde bedrag. De rechtbank is van oordeel dat de immateriële schade naar billijkheid geschat dient te worden op € 2.500,-. De rechtbank heeft hiervoor aansluiting gezocht bij de letselcategorie 2 zoals gehanteerd door het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
De rechtbank overweegt dat een redelijke uitleg van art. 592a Sv meebrengt dat bij de begroting van de vergoeding van de kosten van rechtsbijstand van een benadeelde partij dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures. [5] De rechtbank zal uitgaan van het liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven. De rechtbank stelt daarbij naar redelijkheid en billijkheid het indienen van een verzoek tot schadevergoeding gelijk aan een conclusie (1 punt) en het bijwonen van twee zittingen gelijk aan bijwoning enquête aan de zijde van de wederpartij (tweemaal 0,5 punt). Het verzoek tot schadevergoeding bedraagt minder dan € 10.000,- derhalve is tarief I van toepassing, waar ieder punt wordt gewaardeerd op € 384,- zodat de kosten van rechtsbijstand worden bepaald op € 768,-.
Resumerend wordt aan [slachtoffer] toegewezen (te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 11 september 2015, tot aan de dag der algehele voldoening):
- materiële schade € 1.087,49
- immateriële schade
€ 2.500,00 +
- totaal schade € 3.587,49
- kosten rechtsbijstand € 768,--
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen om een bedrag van € 3.587,49 ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen. Verdachte is tegenover de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die het strafbare feit heeft toegebracht. Verder is het belang van de benadeelde partij ermee gediend dat zij niet zelf met het innen van de toegewezen schadevergoeding wordt belast.

Toepassing van de wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren.

Bepaalt dat, van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot één jaar, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op tien jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt als algemene voorwaarden:
  • dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • dat de veroordeelde, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • dat verdachte binnen veertien dagen na invrijheidsstelling zich meldt bij Reclassering Nederland en dat hij zich tijdens de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem worden gegeven door Reclassering Nederland;
  • dat het hem verboden is om zich te bevinden en/of te begeven in de woonplaats van [slachtoffer] , het hem verboden is om zich binnen een straal van 100m van [slachtoffer] te begeven en het hem verboden is om op enigerlei wijze, schriftelijk of mondeling, digitaal of anderszins, direct dan wel indirect of via derden, anders dan ten behoeve en ter uitvoering van een omgangsregeling met de kinderen, met [slachtoffer] in contact te treden.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] , wonende te [plaats 2] toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van € 3.587,49 (zegge: drieduizendvijfhonderdzevenentachtig euro en negenenveertig eurocent).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 768,- (zegge: zevenhonderdachtenzestig euro).
Veroordeelt de veroordeelde aan de Staat € 3.587,49 (zegge: drieduizendvijfhonderdzevenentachtig euro en negenenveertig eurocent) te betalen ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , wonende te [plaats 2] , bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 45 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 september 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Als de veroordeelde aan de verplichting tot betaling aan de Staat van € 3.587,49 ten behoeve van de benadeelde partij heeft voldaan, vervalt de verplichting dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A. van Capelle, voorzitter, mrs. H. de Wit en J. van den Bosch, rechters, bijgestaan door J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 februari 2016.
Mr. H. de Wit is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Dossierpagina 103 van het proces-verbaalnummer PL0100-2015267193.
2.Dossierpagina 117 van voornoemd proces-verbaal.
3.Dossierpagina 36, van het proces-verbaalnummer PL0100-2015267193.
4.Letselrapportage ten behoeve van politie en justitie, betreffende letselonderzoek d.d. 14 september 2015, pagina 6.
5.Vergelijk de uitspraak van de Hoge Raad van 29 mei 2001, NJ 2002, 123.