ECLI:NL:RBNNE:2016:2301

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 februari 2016
Publicatiedatum
13 mei 2016
Zaaknummer
18.730328-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor dealen in amfetamine met gevangenisstraf en taakstraf

Op 2 februari 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een man veroordeeld voor het dealen in amfetamine (speed) gedurende ongeveer anderhalf jaar en het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine. De rechtbank heeft de man, conform de eis van de officier van justitie, een gevangenisstraf van 284 dagen opgelegd, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden. Daarnaast is er een taakstraf van 150 uren opgelegd. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. T. Bruinsma, is verschenen op de zitting van 19 januari 2016, waar het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

De tenlastelegging omvatte het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van amfetamine in de periode van 1 januari 2014 tot en met 8 oktober 2015, alsook het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 179,17 gram amfetamine. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de feiten en heeft de vordering van de officier van justitie grotendeels overgenomen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een niet-aangeboren hersenletsel en middelenverslaving, en heeft besloten tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden, waaronder een behandelverplichting en een alcohol- en drugsverbod.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de handel in harddrugs ernstige gevolgen heeft voor de gezondheid van gebruikers en dat het bijdraagt aan criminaliteit in de samenleving. De verdachte is als 'first-offender' beschouwd, wat heeft meegewogen in de strafmaat. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 180 dagen, en een taakstraf van 150 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730328-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 februari 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 januari 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T. Bruinsma, advocaat te Lemmer.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij (op verschillende data en of tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 8 oktober 2015, te [pleegplaats 1] , (althans) in de gemeente Smallingerland en/of te [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente Marum en/of (elders) in het arrondissement Noord Nederland, (meermalen) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine (speed), zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 18 september 2015 tot en met 8 oktober 2015 te [pleegplaats 1] , (althans) in de gemeente Smallingerland en/of te [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente Marum, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in totaal) ongeveer 179,17 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1. en 2. ten laste gelegde;
- oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar met een proeftijd van twee jaren;
- oplegging van de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij Verslavingszorg Noord Nederland te Groningen, een behandelverplichting bij Verslavingszorg Noord Nederland of soortgelijke ambulante forensische zorg, de verplichting om mee te werken aan ambulante woonbegeleiding via Verslavingszorg Noord Nederland of soortgelijke instelling en een drugs- en alcoholverbod;
- oplegging van een taakstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank past met betrekking tot de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 januari 2016;
2. een kennisgeving van inbeslagneming, nr. PL0100-2015273081-5, d.d. 18 september 2015;
3. een kennisgeving van inbeslagneming, nr. PL0100-2015273081-12, d.d. 18 september 2015;
4. een kennisgeving van inbeslagneming, nr. PL0100-2015273081-38, d.d. 8 oktober 2015;
5. een kennisgeving van inbeslagneming, nr. PL0100-2015294046-2, d.d. 14 oktober 2015;
6. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL0100-2015273081-20, d.d. 28 september 2015, inhoudende de verklaring van verbalisanten;
7. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL0100-2015273081-30, d.d. 7 oktober 2015, inhoudende de verklaring van verbalisanten;
8. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL0100-2015273081-49, d.d. 27 oktober 2015, inhoudende de verklaring van verbalisanten;
9. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL0100-2015273081-21, d.d. 26 september 2015, inhoudende de verklaring van [verklarende 1] ;
10. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL0100-2015273081-22, d.d. 29 september 2015, inhoudende de verklaring van [verklarende 2] ;
11. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL0100-2015273081-48, d.d. 16 oktober 2015, inhoudende de verklaring van [verklarende 3] ;

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij, op verschillende data en of tijdstippen, in de periode van 1 april 2014 tot en met 8 oktober 2015, te [pleegplaats 1] , in de gemeente Smallingerland en te [pleegplaats 2] , in de gemeente Marum en elders in het arrondissement Noord Nederland, meermalen opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine (speed), zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in de periode van 18 september 2015 tot en met 8 oktober 2015 te [pleegplaats 1] , in de gemeente Smallingerland en te [pleegplaats 2] , in de gemeente Marum, opzettelijk aanwezig heeft gehad in totaal 179,17 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1.
ten aanzien van het verkopen en afleveren:
de voortgezette handeling van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd en
ten aanzien van het verstrekken en vervoeren:
het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het reclasseringsadvies opgemaakt door de Geestelijke Gezondheidszorg IrisZorg Adviesunit Arnhem-Nijmegen op 9 december 2015, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het dealen in amfetamine (speed) voor een periode van ongeveer anderhalf jaar en het op verschillende momenten opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine (speed). Volgens verdachte kocht hij een grote hoeveelheid amfetamine in voor eigen gebruik en verkocht vervolgens van deze hoeveelheid een deel aan vrienden en bekenden. Volgens hem had hij niet de intentie om winst te maken, maar wilde hij hiermee wel een deel van zijn eigen gebruik en zijn reiskosten bekostigen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs grote gevaren opleveren voor de gezondheid van gebruikers. Bovendien gaat de handel in en het gebruik van verdovende middelen gepaard met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, waardoor de samenleving ernstige schade wordt berokkend. De rechtbank rekent verdachte aan dat hij aan deze drugscriminaliteit een bijdrage heeft geleverd door amfetamine te verkopen.
Er zijn geen landelijke oriëntatiepunten beschikbaar voor een dader die een periode van anderhalf jaar heeft gehandeld in harddrugs. De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar met bijzondere voorwaarden en een taakstraf van 150 uren gevorderd. De rechtbank neemt deze eis als uitgangspunt.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank beschouwt verdachte derhalve als een "first-offender".
Door de reclassering wordt geadviseerd een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat bij verdachte sprake is van een niet aangeboren hersenletsel, waardoor hij een verstandelijke beperking heeft en dat er sprake is van middelenverslaving. De goede band die verdachte met zijn ouders en familie heeft kan een beschermende factor zijn, maar hij heeft eigen huisvesting hetgeen als een risicofactor kan worden gezien, omdat verdachte makkelijk beïnvloedbaar is door vrienden en kennissen. De reclassering acht het daarom zinvol dat verdachte woonbegeleiding krijgt. Gelet op het hoge tot gemiddelde recidive risico acht de reclassering ook een ambulante behandeling geïndiceerd. De reclassering adviseert tevens een alcohol- en drugsverbod op te leggen.
De rechtbank neemt het advies van de reclassering over en zal bij het opleggen van de straf rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank zal verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op leggen met een viertal bijzondere voorwaarden onder meer inhoudende een behandelverplichting, woonbegeleiding en een alcohol- en drugsverbod. Er wordt derhalve een intensief traject rondom verdachte opgestart. De rechtbank is van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf van een half jaar voldoende is verdachte voor dit traject te motiveren.
Alles overwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 180 dagen met voornoemde bijzondere voorwaarden, passend en geboden en zal deze straf ook aan verdachte opleggen. Daarnaast zal, gelet op de ernst van de strafbare feiten, een taakstraf van 150 uren worden opgelegd.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 56 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 284 dagen.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 180 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen veertien dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij de reclasseringsafdeling van Verslavingszorg Noord Nederland op het adres Canadalaan 1 in Groningen en zich vervolgens blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit nodig acht;
2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van Verslavingszorg Noord Nederland of een soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling of behandelaar zullen worden gegeven;
3. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zijn medewerking verleent aan ambulante woonbegeleiding via Verslavingszorg Noord Nederland of soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering en zal verblijven en zich zal houden aan het
(dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
4. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van drugs en alcohol, dan wel voor zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 150 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. de Wit, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. G.C. Koelman, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 februari 2016.
w.g.
De Wit
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Brinksma
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Koelman
locatie Leeuwarden,
Zandstra-Alkema