De rechtbank Noord-Nederland heeft op 2 februari 2016 uitspraak gedaan in de zaak tegen een man die werd beschuldigd van het medeplegen van dealen in cocaïne en heroïne. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank baseerde haar beslissing op de landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging en de ernst van de feiten. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het verkopen en opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs in de periode van maart 2015 tot en met 13 oktober 2015 in de gemeente Leeuwarden. Tijdens de zitting op 19 januari 2016 werd de verdachte bijgestaan door zijn advocaat, mr. G.A. Pots, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.
De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk verkopen en afleveren van heroïne en cocaïne, alsook het opzettelijk aanwezig hebben van deze middelen. De rechtbank achtte de feiten bewezen op basis van de verklaringen van de verdachte en de getuigen, alsook de inbeslaggenomen drugs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met zijn broer en neef, een aanzienlijke rol speelde in de drugshandel, wat leidde tot een veroordeling. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar vond de ernst van de feiten en de impact op de samenleving zwaarder wegen.
De rechtbank besloot ook tot verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen drugsgerelateerde voorwerpen en onttrekking aan het verkeer van de harddrugs. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de zaak zorgvuldig hebben beoordeeld en de verdachte in zijn belangen hebben gehoord.