ECLI:NL:RBNNE:2016:2291

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 januari 2016
Publicatiedatum
13 mei 2016
Zaaknummer
18.820033-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldige bedreiging van verbalisanten zonder strafoplegging

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 29 januari 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging van drie verbalisanten. De bedreiging vond plaats op 23 november 2014, waarbij de verdachte een groot vleesmes, een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een kapot geslagen fles heeft getoond en dreigende bewegingen heeft gemaakt. De verdachte is verschenen op de zitting, bijgestaan door zijn advocaat, mr. W. Schoo, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. dr. P.H.S. van Rest. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte en de aangiften van de verbalisanten als bewijs gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan de bedreiging, maar heeft besloten om geen straf of maatregel op te leggen. Dit besluit is genomen op basis van de specifieke omstandigheden van de zaak, waaronder de blijvende gevolgen van een schotwond die de verdachte had opgelopen tijdens zijn aanhouding. De rechtbank heeft overwogen dat de verdachte door deze schotwond ernstige lichamelijke schade heeft opgelopen, wat zijn leven ingrijpend heeft veranderd. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de politie geen psychiatrische hulp heeft ingeschakeld, ondanks de zelfmoordmelding die door de verdachte was gedaan. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat het opleggen van een straf of maatregel niet passend is. De rechtbank heeft de inbeslaggenomen goederen beoordeeld en bepaald dat sommige goederen onttrokken moeten worden aan het verkeer, terwijl andere aan de verdachte moeten worden teruggegeven. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat de behandeling van deze vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/820033-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
29 januari 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
15 januari 2016. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W. Schoo, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door
mr. dr. P.H.S. van Rest.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 november 2014 te [pleegplaats] , [slachtoffer 1] (hoofdagent
van politie) en/of [slachtoffer 2] (brigadier van politie) en/of [slachtoffer 3]
(hoofdagent van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk
dreigend (op korte afstand) ten overstaan van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3] :
- een (groot) vlees/fileermes en/of een (op een) vuurwapen (gelijkend
voorwerp) en/of een (kapot geslagen) fles getoond en/of
- met voornoemd mes en/of (kapot geslagen) fles stekende en/of snijdende
beweging(en) gemaakt.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de aangiften in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat op grond van de stukken in het dossier en de verklaring van verdachte het ten laste gelegde kan worden bewezen.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 24 november 2014, opgenomen op pagina 26 e.v. van dossier nr. 2014159259 d.d. 30 december 2014, inhoudende de verklaring van
[slachtoffer 1] ;
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 23 november 2014, opgenomen op pagina 28 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] ;
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 23 november 2014, opgenomen op pagina 30 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] .
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 23 november 2014 te [pleegplaats] , [slachtoffer 1] (hoofdagent van politie) en
[slachtoffer 2] (brigadier van politie) en [slachtoffer 3] (hoofdagent van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend op korte afstand ten overstaan van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] :
- een groot vlees/fileermes en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een kapot geslagen fles getoond en
- met voornoemd mes stekende bewegingen gemaakt.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het feit

Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten opzichte van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

De straf

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 1 jaar zonder oplegging van bijzondere voorwaarden. Bij de formulering van de strafeis heeft de officier van justitie meegewogen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstige bedreiging van meerdere agenten. Tevens heeft de officier van justitie het trajectconsult
d.d. 12 januari 2016 en het advies van de reclassering meegewogen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de afloop van deze zaak desastreuze gevolgen voor verdachte heeft gehad. Na 13 operaties is het maar de vraag of verdachte zijn been kan behouden. Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat de politie in deze zaak niet geheel juist heeft gehandeld door geen psychiatrische hulp in te schakelen op het moment dat het niet lukte om verdachte te bewegen zijn wapens weg te leggen. Verdachte is door een lid van het arrestatieteam (hierna: AT) van korte afstand in zijn been geschoten. Waarom er door het AT is geschoten, blijkt niet uit het dossier. Deze manier van handelen is onbegrijpelijk mede gelet op het feit dat de politie al anderhalf uur met verdachte in gesprek was en er voor de agenten toen geen reden is geweest om op verdachte te schieten. Tevens heeft de raadsman betoogd dat er geen sprake is geweest van een persoonlijke bedreiging van de agenten nu verdachte zelfmoord wilde plegen. De raadsman heeft aangevoerd dat gelet op het voorgaande oplegging van een straf in deze zaak niet op zijn plaats is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beantwoording van de vraag of en zo ja welke straf en/of maatregel moet worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en ernst van het bewezen- en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede de vordering van de officier van justitie en hetgeen de raadsman ter verdediging heeft aangevoerd.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in de nacht van 22 op 23 november 2014 via WhatsApp zijn familie kenbaar gemaakt dat hij een eind wilde maken aan zijn leven. Hierop heeft de familie van verdachte de politie ingeschakeld. Ter plaatse heeft de politie zich de toegang tot de woning van verdachte verschaft waarna verdachte de agenten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met een vlees/fileer mes, een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een kapot geslagen fles.
De agenten hebben verdachte meerdere malen gesommeerd zijn wapens neer te leggen. Toen duidelijk werd dat verdachte niet wilde meewerken, heeft de politie het Aanhoudings- en Ondersteuningsteam ingeschakeld en is verdachte door een lid van voornoemd team van een korte afstand in zijn bovenbeen geschoten
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank gebleken dat verdachte gebukt gaat onder de gevolgen van de schotwond in zijn been. Verdachte heeft in totaal 11 maanden in een ziekenhuis en een revalidatiecentrum doorgebracht en hij is binnen 1 jaar 12 keer aan zijn been geopereerd. Door het blijvende gevaar op infectie zal verdachte nog een onbekend aantal operaties moeten ondergaan en bestaat zelfs de kans dat zijn been moet worden geamputeerd. Het leven van verdachte is ingrijpend veranderd omdat hij niet meer kan lopen en hij zich alleen kan voortbewegen in een scootmobiel. Dit weegt de rechtbank zwaar mee bij het beantwoorden van de vraag of in de onderhavige zaak enige straf of maatregel moet worden opgelegd.
Daarnaast overweegt de rechtbank dat de politie geen psychiatrische hulp of enige andere vorm van medische hulpverlening heeft ingeschakeld, terwijl hier, gelet op de (geestelijke) toestand van verdachte en het feit dat het om een zelfmoordmelding ging, naar het oordeel van de rechtbank wel degelijk reden toe was. Gelet op voornoemde specifieke omstandigheden en de blijvende gevolgen voor verdachte komt de rechtbank tot het oordeel dat het opleggen van een straf of maatregel in deze zaak passend noch geboden is. Verdachte zal daarom wel schuldig worden verklaard, maar er zal geen straf of maatregel worden opgelegd.

Inbeslaggenomen goederen

De officier van justitie is van mening dat de volgende goederen dienen te worden onttrokken aan het verkeer:
- 1 vleesmes,
- 1 huls,
- 1 projectiel (munitie).
De officier van justitie is van mening dat de volgende goederen de volgende goederen dienen te worden teruggegeven aan [verdachte] :
- 1 afscheidsbrief,
- 1 knevel,
- 1 T-shirt.
De raadsman kan zich vinden in het standpunt van de officier van justitie.

Onttrekking aan het verkeer

De rechtbank acht de aan verdachte toebehorende inbeslaggenomen voorwerpen, te weten
- 1 vleesmes,
- 1 huls,
- 1 projectiel (munitie)
vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu zij bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten zijn aangetroffen en zij kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten terwijl het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of het algemeen belang.

Teruggave

De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten
- 1 afscheidsbrief,
- 1 knevel,
- 1 T-shirt,
moeten worden teruggegeven aan [verdachte] , nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Vorderingen van de benadeelde partijen

[slachtoffer 2]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van de door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 400,- aan immateriële schade.
[slachtoffer 3]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van de door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 400,- aan immateriële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen dienen te worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren. De raadsman heeft aangevoerd dat de onderbouwing van de vorderingen niet ziet op de ten laste gelegde bedreiging en dat bij de beoordeling van de vorderingen acht moet worden geslagen op de rol van de politie in het geheel.
Oordeel van de rechtbank
De vorderingen zijn ter terechtzitting gemotiveerd bestreden door de raadsman. Gelet op de namens verdachte geponeerde opvattingen over de aard en inzet van de politie en de onderbouwing van de vorderingen, is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van de vorderingen van de benadeelde partijen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank bepaalt, gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid van het Wetboek van Strafvordering, dat de benadeelde partijen daarom niet-ontvankelijk in hun vorderingen dienen te worden verklaard en dat de benadeelde partijen hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9a, 36b, 36d, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.

Verklaart onttrokken aan het verkeer:

- 1 vleesmes,
- 1 huls,
- 1 projectiel (munitie).

Gelast de teruggave van:

- 1 afscheidsbrief,
- 1 knevel,
- 1 T-shirt,
aan [verdachte] .

Beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen

Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] , in de vordering niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] , in de vordering niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.J.B. Holsink, voorzitter, H.L. Stuiver en
S. Zwarts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Fennema als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 januari 2016.