ECLI:NL:RBNNE:2016:2288

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 januari 2016
Publicatiedatum
13 mei 2016
Zaaknummer
18.730287-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man wegens zware mishandeling en beschadiging van een auto met een beroep op noodweer

Op 28 januari 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, een 23-jarige man veroordeeld tot een geldboete van € 250,00 wegens de beschadiging van een auto. De rechtbank oordeelde dat de man ook een bekende met een mes had gestoken, wat als zware mishandeling werd gekwalificeerd. Echter, de rechtbank ontsloeg de man van alle rechtsvervolging op basis van een geslaagd beroep op noodweer. De rechtbank achtte het aannemelijk dat de man eerst door het slachtoffer met een mes was aangevallen. De verdachte was op 3 september 2015 betrokken bij een steekincident waarbij hij het slachtoffer meerdere keren in de arm stak. De rechtbank concludeerde dat het steken met een mes niet zonder meer een aanmerkelijke kans op overlijden oplevert, waardoor niet kon worden bewezen dat de verdachte opzet had op de dood van het slachtoffer. De rechtbank honoreerde het beroep op noodweer, waardoor de verdachte niet strafbaar werd geacht voor de zware mishandeling. Voor de beschadiging van de auto werd de verdachte wel veroordeeld tot een geldboete. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging voor het feit waaruit de schade voortvloeide.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730287-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 januari 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in [verblijfadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 januari 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K.E. Wielenga, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 september 2015 te [pleegplaats 1] , (althans) in de gemeente
Smallingerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer]
van het leven te beroven, met dat opzet met dat opzet, [slachtoffer] met
een mes, meermalen in het lichaam heeft gestoken en/of gesneden, althans in de
richting van het lichaam heeft gestoken en/of gesneden (en/of [slachtoffer] daarbij
meermalen in zijn arm heeft geraakt/gesneden),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 3 september 2015 te [pleegplaats 1] , in de gemeente Smallingerland,
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere
steek-/snijwonden aan zijn arm, heeft toegebracht door [slachtoffer] meermalen
(met kracht) met een mes in zijn arm te steken/snijden;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 3 september 2015 te [pleegplaats 1] , in de gemeente Smallingerland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon,
(te weten [slachtoffer] ), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet [slachtoffer] meermalen (met kracht) in zijn arm heeft gestoken/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 2 april 2015 te [pleegplaats 2] opzettelijk en wederrechtelijk
een taxi, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
heeft beschadigd.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor de 1. impliciet subsidiair ten laste gelegde doodslag en het onder 2. ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren;
- niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Beoordeling van het onder 1. ten laste gelegde

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag gevorderd. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat weliswaar veel onduidelijk is gebleven, maar dat op basis van de verklaringen van verdachte, de verklaringen van aangever [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) en het letsel van [slachtoffer] kan worden vastgesteld dat verdachte op enig moment een mes ter hand heeft genomen en [slachtoffer] daarmee heeft aangevallen. Van de primair ten laste gelegde voorbedachte raad is naar het oordeel van de officier van justitie geen sprake.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft gemotiveerd vrijspraak voor het onder 1. primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde bepleit. Hiertoe heeft de raadsman - zakelijk weergegeven - onder meer aangevoerd dat de verklaringen van [getuige] (hierna: [getuige] ) onbetrouwbaar zijn (onder meer omdat verdachte en [slachtoffer] beide hebben verklaard dat [getuige] niet bij het steekincident aanwezig was) en dat de latere verklaringen van [slachtoffer] eveneens onbetrouwbaar zijn, nu deze op de verklaringen van [getuige] lijken te zijn afgestemd.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte handelde uit noodweer. Verdachte heeft consequent verklaard dat [slachtoffer] hem eerst aanviel en het door verdachte geschetste scenario kan volgens de letselverklaring passen bij zijn letsel. Bovendien blijkt uit eerdere mutaties van de politie dat [slachtoffer] al eens heeft gezegd dat hij verdachte wil neersteken en dat de politie al eens een mes van [slachtoffer] heeft afgepakt. Uit bevindingen van agenten op
3 september 2015 blijkt dat [slachtoffer] na het steekincident nog meermalen tegen de agenten die hem aanhielden heeft gezegd "I (want to) kill him". Het is derhalve aannemelijk dat [slachtoffer] degene was die verdachte aanviel in plaats van andersom en dat verdachte derhalve handelde uit noodweer. Omdat sprake was van noodweer, kan niet worden bewezen dat verdachte wederrechtelijk handelde en kan geen van de ten laste gelegde varianten bewezen worden verklaard, aldus de raadsman.
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot de vaststelling van de feiten constateert de rechtbank dat de verklaringen van verdachte en [slachtoffer] lijnrecht tegenover elkaar staan. Beide hebben - uiteindelijk - kort gezegd verklaard dat ze door de ander zijn aangevallen en dat ze vervolgens een mes hebben gepakt om zichzelf te verdedigen.
De rechtbank constateert dat [slachtoffer] bij zijn verhoren op 3 en 5 september 2015 heeft verklaard dat hij dronken was, dat hij niet meer weet hoe hij zichzelf heeft verdedigd en dat hij (denkt dat hij) geen mes had. Bij de verhoren op 8 en 14 september 2015 heeft [slachtoffer] gedetailleerder verklaard hoe verdachte hem in zijn woonkamer aanviel en hoe hij zichzelf heeft verdedigd door - tussen de aanvallen van verdachte door - een opengeklapt vouwmes uit de la van een tafel te pakken.
Verdachte heeft bij zijn verhoren bij de politie (en bij de rechter-commissaris) verklaard dat hij dronken was, dat hij bij [slachtoffer] thuis nog wat ging drinken met [slachtoffer] en [getuige] en dat [slachtoffer] hem uit het niets met een mes in zijn gezicht/hals stak toen [getuige] in de hal stond. Verdachte wilde vervolgens vluchten, maar [getuige] hield de deur van de woonkamer naar de hal dicht, waarop verdachte een mes pakte en de volgende aanval van [slachtoffer] afweerde middels een uithaal met het mes.
[getuige] heeft verschillende verklaringen afgelegd waarin hij onder meer heeft aangegeven dat hij met [slachtoffer] en verdachte in de woning was, dat hij zag dat verdachte een mes pakte en dat verdachte [slachtoffer] met dit mes aanviel.
De rechtbank constateert echter dat zowel verdachte als [slachtoffer] telkens heeft verklaard dat [getuige] niet bij het voorval in de woonkamer aanwezig is geweest, omdat [getuige] in de hal stond te praten met een buurman.
Op basis van de hieronder opgenomen bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat in ieder geval kan worden vastgesteld dat verdachte op 3 september 2015 met een groot mes de bij [slachtoffer] geconstateerde snijverwondingen van ongeveer 8 centimeter en ongeveer 10 centimeter lang op de linkerarm heeft veroorzaakt.
Met betrekking tot het primair ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat het steken of snijden met een groot mes in de arm niet (zonder meer) een aanmerkelijke kans op overlijden oplevert. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat niet kan worden bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet op de dood van [slachtoffer] had. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van de onder 1. primair ten laste gelegde poging tot moord/doodslag.
Aangezien [slachtoffer] blijkens de toelichting op diens vordering tot schadevergoeding ruim vier maanden na het voorval nog steeds pijn en gevoelloosheid ondervindt ten gevolge zijn verwondingen en de littekens op zijn armen blijvend zichtbaar zijn, is de rechtbank van oordeel dat dit letsel - naar algemeen spraakgebruik - dient te worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank is van oordeel dat het door de verdediging gedane beroep op noodweer niet van invloed is op de bewezenverklaring van het onderhavige feit en zal het beroep op noodweer bespreken bij de vraag naar de strafbaarheid van het feit.
De rechtbank past bij de beoordeling van het onder 1. subsidiair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 14 januari 2016 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb op 3 september 2015 in de woning van [slachtoffer] in [pleegplaats 1] een mes gepakt. Met het mes heb ik uitgehaald en heb ik de arm van [slachtoffer] op twee plekken geraakt.
2. een schriftelijk bescheid, te weten een letselrapportage van de GGD Fryslân, d.d.
30 november 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van forensisch arts [deskundige 1] :
Betreft: [slachtoffer]
Datum letsel: 3 september 2015
Datum letselonderzoek: 3 september 2015
Letselbeschrijving: In dwarse richting over de binnenzijde van de linkeronderarm, ongeveer 10 centimeter onder de plooi van deze ellenboog, is een langwerpige huidonderbreking van ongeveer 8 centimeter lang zichtbaar, welke is gehecht met 7 hechtingen en waarvan de wondranden scherprandig zijn.
Daaronder, over de binnenzijde van deze linker onderarm, een langwerpige en tevens wat gebogen huidonderbreking van ongeveer 10 centimeter in lengte, in het midden over deze onderarm in lengterichting verlopend en naar de pols toe buigend naar de buitenkant (pinkzijde) toe van deze linkeronderarm en welke is gehecht met 9 hechtingen.
De wondranden hiervan zijn scherprandig en de laatste paar centimeters van de wondranden naar de buitenzijde toe (de pinkzijde) heeft een wat gekarteld verloop.
Beoordeling (interpretatie) van de letsels: De langwerpige huidonderbreking met scherpe wondranden in dwarse richting over de binnenzijde van de linkeronderarm, ongeveer 10 centimeter onder de plooi van de linkerelleboog, die met 7 hechtingen is gehecht, is te duiden als snijverwonding welke is veroorzaakt door snijden door uithalen met een scherp voorwerp, wat kan zijn toegebracht door een uithaal met een mes.
Ook de langwerpige en wat gebogen huidonderbreking met scherpe wondranden daar onder,
over de binnenzijde van de linker onderarm, welke naar de pinkzijde van deze onderarm toe
buigt, welke met 9 hechtingen is gehecht en waarvan enkele centimeters aan het uiteinde van
dit wondletsel aan de pinkzijde een wat gekarteld verloop heeft, is te duiden als snijverwonding door uithalen met een scherp voorwerp, wat kan zijn toegebracht door een uithaal met een mes. Daarbij kunnen door het tangentieel (wat schuin) raken van deze onderarm en mogelijk ook wat bewegen van deze onderarm de wat gekartelde 'huidflapjes', aan het eind bij de pinkzijde van de pols worden verklaard.
3. een schriftelijk bescheid, te weten een schrijven van de raadsman van [slachtoffer] , mr. D.N. de Jonge, d.d. 12 januari 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Hoewel in november 2015 volledig herstel werd verwacht, ervaart cliënt thans nog dat zijn arm gevoelig is. Hij krijgt daarvoor driemaal daags tabletten tegen spierpijn. Cliënt ervaart soms ook gevoelloosheid van zijn arm, waarvoor hij ook bij de chirurg is geweest. Als cliënt uit detentie is, moet hij hiervoor worden behandeld. Voorts is er sprake van blijvend zichtbare littekens op de plekken van de snijwonden.

Beoordeling van het onder 2. ten laste gelegde

De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het onder 2. ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank past - onder toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering - met betrekking tot onder het 2. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe:
1. de door verdachte ter terechtzitting van 14 januari 2016 afgelegde verklaring;
2. een proces-verbaal van aangifte, nr. PL0100-2015093222-1, d.d. 2 april 2015, inhoudende de aangifte van [aangever] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. subsidiair en onder 2. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. subsidiair
hij op 3 september 2015 te [pleegplaats 1] , in de gemeente Smallingerland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere snijwonden aan zijn arm, heeft toegebracht door [slachtoffer] meermalen met een mes in zijn arm te snijden;
2.
hij op 2 april 2015 te [pleegplaats 2] opzettelijk en wederrechtelijk een taxi, toebehorende aan [bedrijf] , heeft beschadigd.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. subsidiair Zware mishandeling.
2. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde is door de verdediging een beroep op de strafuitsluitingsgrond noodweer gedaan.
In artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is bepaald dat niet strafbaar is hij die een feit begaat, geboden door de noodzakelijke verdediging van zijn eigen of een anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
De rechtbank constateert dat uit de verklaringen van verdachte kort gezegd blijkt dat hij met [slachtoffer] in de woning van [slachtoffer] was en dat [slachtoffer] hem opeens met een mes achter zijn oor en in zijn hals sneed, waarop verdachte trachtte de woning uit te vluchten. Dit bleek echter niet mogelijk omdat [getuige] de deur dichthield, waarop verdachte naar de keuken ging en eveneens een mes ter hand nam. Toen [slachtoffer] opnieuw met een mes op hem afkwam, weerde verdachte de aanval af met het door hem gepakte mes, waarbij hij [slachtoffer] in de arm raakte.
De rechtbank constateert dat op in het dossier opgenomen foto's (forse) verwondingen in de hals, achter het linkeroor en in het bovenlichaam van verdachte zijn te zien. Uit de letselverklaring d.d. 6 december 2015 blijkt dat forensisch arts [deskundige 2] met betrekking tot de vijf (gehechte) snijverwondingen in de hals, achter het oor en in het bovenlichaam van verdachte heeft geconcludeerd dat deze verwondingen kunnen passen bij de door hem geschetste toedracht. Daarnaast heeft de forensisch arts geconstateerd dat verdachte een wond aan zijn rechterduim heeft, welke kan passen bij het maken van een afwerende beweging met de hand. Aangezien verdachte rechtshandig is, is het aannemelijk dat hij met deze hand een afwerende beweging heeft gemaakt en daarbij grote kans bestaat in aanraking te komen met een scherp voorwerp.
Dat sprake was van een aanranding van het lijf van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk geworden.
Met betrekking tot het vereiste van de ogenblikkelijkheid en wederrechtelijkheid van de aanranding overweegt de rechtbank dat hiervoor in de onderhavige zaak aannemelijk dient te zijn dat de aanranding plaatsvond kort voordat verdachte [slachtoffer] (met een mes) verwondde.
Gelet op de reeds genoemde verwondingen van verdachte en de conclusies van de forensisch arts dienaangaande, alsmede de verklaring van [getuige] bij de rechter-commissaris op
13 november 2015, voor zover inhoudende dat [getuige] , staand in de hal, de deur van de woonkamer dichthield terwijl verdachte de deur probeerde te openen, is de rechtbank van oordeel dat dit het geval is. De rechtbank betrekt hierbij tevens de in het dossier opgenomen mutaties van de politie waaruit blijkt dat agenten [slachtoffer] in april 2015 op straat met een mes aantroffen en dat [slachtoffer] daarbij - en een paar uur later - heeft gezegd dat hij verdachte wilde neersteken/doodsteken.
De rechtbank overweegt ten overvloede dat de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige] als het gaat om de schermutseling in de woonkamer van [slachtoffer] naar het oordeel van de rechtbank niet in de weg staan aan het aannemelijk zijn van de verklaringen van verdachte, nu zowel verdachte als [slachtoffer] consequent heeft verklaard dat [getuige] niet in de woonkamer, maar in de hal was toen de schermutseling plaatsvond en [getuige] derhalve niet kan hebben gezien wie als eerste de aanval inzette en de verklaringen van [slachtoffer] inconsistent zijn.
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld verdachte met de door hem gekozen manier van verdedigen tegen de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer] binnen de grenzen van de proportionaliteit en subsidiariteit is gebleven. Deze vraag dient naar het oordeel van de rechtbank positief te worden beantwoord. Het ter hand nemen van en uithalen met een mes ter afwering van een aanval met een mes is naar het oordeel van de rechtbank passend, te meer nu verdachte eerst heeft geprobeerd de woonkamer te ontvluchten.
Dit alles overwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte onder deze omstandigheden met zijn keuze om met een mes naar [slachtoffer] uit te halen de grenzen van de noodzakelijke verdediging niet heeft overschreden.
Het voorgaande brengt mee dat het beroep op noodweer zal worden gehonoreerd ten aanzien van het onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank acht het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde niet strafbaar. De verdachte zal ten aanzien hiervan worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Ten aanzien van het onder 2. bewezen verklaarde acht de rechtbank het feit strafbaar.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage d.d. 13 oktober 2015, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 30 november 2015, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich - nadat hij uit een café was gezet - schuldig gemaakt aan de beschadiging van een auto door tegen die auto aan te schoppen. Dergelijke schadebrengende feiten worden, in het bijzonder als dit publiekelijk gebeurd, als uitermate ergerniswekkend ervaren.
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van de strafmaat gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit het justitiële documentatieregister, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten.
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank een geldboete passend en geboden. De rechtbank zal die straf derhalve aan verdachte opleggen.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. subsidiair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit, alsmede de gronden waarop deze berust.
Verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging voor het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. subsidiair ten laste gelegde bewezen als voormeld maar niet te zijn een strafbaar feit.
Ontslaat verdachte ter zake het onder 1. subsidiair ten laste gelegde van alle rechtsvervolging.
Verklaart het onder 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Betaling van een geldboete ten bedrage van € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door vijf dagen hechtenis.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.G. Wijma, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. F. Sieders, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 januari 2016.
w.g.
Wijma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Bunk
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Sieders
locatie Leeuwarden,
Woude