ECLI:NL:RBNNE:2016:2287

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 januari 2016
Publicatiedatum
13 mei 2016
Zaaknummer
18.730286-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man wegens poging tot doodslag na steekincident met bekende

Op 28 januari 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, een 45-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, wegens poging tot doodslag. Het incident vond plaats op 3 september 2015, toen de verdachte, na een avondje uit met het slachtoffer, een mes pakte en het slachtoffer aanviel. Beide mannen waren onder invloed van alcohol. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer, omdat niet aannemelijk was dat het slachtoffer de eerste aanval deed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde en dat er een aanzienlijke kans bestond dat hij het slachtoffer dodelijk zou verwonden. De rechtbank hield rekening met het problematische alcoholgebruik van de verdachte en legde bijzondere voorwaarden op, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan diagnostiek en behandeling bij verslavingszorg. De rechtbank achtte de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer zwaarwegend, gezien de blijvende littekens en de impact op het leven van het slachtoffer. De verdachte werd vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten, omdat deze niet bewezen konden worden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730286-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 januari 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in [verblijfadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 januari 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.J. van der Velden, advocaat te Almere.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 september 2015 te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente
Smallingerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk, [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet,
[slachtoffer] meermalen, met een mes in de hals en/of nek en/of
in de zij, althans in het lichaam heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 3 september 2015 te [pleegplaats] , in de gemeente
Smallingerland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel, te weten meerdere snij- en/of steekwonden in/bij de hals en/of nek
en/of in de zij, althans in het lichaam, heeft toegebracht door [slachtoffer] ,
meermalen (met kracht) te snijden/steken met een mes;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 3 september 2015 te [pleegplaats] , in de gemeente
Smallingerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan een persoon, (te weten [slachtoffer] ), opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet [slachtoffer] meermalen (met
kracht) in/bij de hals en/of nek en/of in de zij, althans in het lichaam heeft
gestoken/gesneden met een mes, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het primair ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, onder oplegging van de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht met een meldplicht, het meewerken aan diagnostiek en indien nodig het volgen van een ambulante behandeling bij de polikliniek van verslavingszorg.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag gevorderd. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat weliswaar veel onduidelijk is gebleven, maar dat op basis van de verklaringen van verdachte, de verklaringen van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) en het letsel van [slachtoffer] kan worden vastgesteld dat verdachte op enig moment een mes ter hand heeft genomen en [slachtoffer] daarmee heeft aangevallen.
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft gemotiveerd vrijspraak voor de primair ten laste gelegde poging tot doodslag, de subsidiair ten laste gelegde poging zware mishandeling en de meer subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling bepleit. Hiertoe heeft de raadsvrouw - zakelijk weergegeven - onder meer aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte opzet op het doden dan wel toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] had, nu verdachte onder meer heeft verklaard dat hij [slachtoffer] niet wilde vermoorden, maar dat hij zichzelf moest verdedigen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank constateert dat op basis van de hieronder opgenomen bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte [slachtoffer] met een mes heeft gesneden, waardoor [slachtoffer] onder meer een (forse) verwonding in de hals, een verwonding achter het linkeroor en drie snijwonden in zijn linkerzij heeft opgelopen.
Voor de vraag of verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] is van belang of verdachte met zijn handelingen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [slachtoffer] dodelijk zou verwonden met het mes. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de verwonding in de (nabijheid van de) hals van [slachtoffer] , zijnde een snijwond van ongeveer 25 centimeter lang, door het handelen van verdachte de aanmerkelijke kans bestond dat de halsslagader van [slachtoffer] werd geraakt, waardoor [slachtoffer] het voorval met de dood had moeten bekopen.
Nu dit naar het oordeel van de rechtbank een algemene ervaringsregel betreft, moet ook verdachte geacht worden daarvan op de hoogte te zijn. De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet op de dood van aangever had.
De rechtbank zal het primair ten laste gelegde bewezen verklaren.

Bewijsmiddelen

De rechtbank past bij de beoordeling van het primair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 14 januari 2016 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb op 3 september 2015 in mijn woning van [pleegplaats] een mes gepakt. Met het mes heb ik [slachtoffer] gesneden.
2. een schriftelijk bescheid, te weten een letselrapportage van de GGD Fryslân, d.d.
6 december 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van forensisch arts [deskundige 1] :
Betreft: [slachtoffer]
Datum letsel: 3 september 2015
Datum letselonderzoek: 3 september 2015
Letselbeschrijving.
Hoofd: achter linkeroor een snijwond lopend van de onderkant van de oorlel over het rotsbeen naar de behaarde hoofd. De wondranden zijn scherp. Deze verwondingen staan niet in verbinding met de verwonding in de hals en over de linkerwang, er is een afstand van ongeveer 2 cm tussen deze verwonding en de wond in het gezicht en hals. De lengte is ongeveer 5 cm en er zijn 5 hechtingen gezet.
Hals: gehechte wond, lopend vanaf het borstbeen over linker gelaatshelft tot aan het linker oor. Deze wond is in het geheel gehecht en lijkt oppervlakkig te zijn, dat wil zeggen de huid is beschadigd, maar niet tot in de spieren. Het verloop op de wang is grillig van vorm. Er is wel bloedverlies geweest, niet in te schatten is hoeveel. De wond was gehecht, maar niet overdekt met een verband. Totale lengte van de verwonding: ongeveer 25 cm.
Romp: borst: geen verwondingen zichtbaar laag thoracaal, de andere verwondingen lumbaal. Wonden waren gehecht.
Buik: linkerflank, ongeveer in lendengebied. 3 verwondingen met scherpe tanden
1) de bovenste zit iets onder de ribben, loopt iets diagonaal, van achter boven naar vooronder, ongeveer evenwijdig aan de rib. De wondranden zijn scherp. Ongeveer 3 cm lang, 2 hechtingen.
2) zit iets lager, in de flank, er is ongeveer 2 cm afstand tussen deze verwonding en de eerste.
Loopt onder een hoek van 90 graden t.o.v. de lengteas van het lichaam, De wondranden zijn
scherp. Lengte ongeveer 6 cm, 6 hechtingen en een zwaluwstaartje.
3) ongeveer 15 cm lager dan wond nummer 2; lengte ongeveer 2 1/2 cm. De locatie t.o.v. de lijn oksel-heup is min of meer dezelfde als bij wond nummer 1. De richting van de wond is min of meer evenwijdig van de lengterichting. De wondranden zijn scherp. Er zijn
3 hechtingen geplaatst.
Beschouwing: [slachtoffer] heeft een vijftal verwondingen, ontstaan door contact met een scherp voorwerp, waarbij de verwonding aan keel en gezicht ontstaan kan zijn door een
snijdende beweging. Indien [slachtoffer] zijn hoofd naar rechts draait, de plek waar zijn aanvaller ook zou hebben gestaan, dan loopt de wond min of meer in een rechte lijn. De vorm van de wond op de linkerwang is grillig, het draaien van het hoofd heeft hierop geen effect, maar kan ook ontstaan zijn door een continu contact tussen voorwerp en huid. De wond ontstaat bij een snijdende beweging met een scherp voorwerp, bijvoorbeeld een mes. De wond is oppervlakkig, er zijn geen diepere structuren geraakt.
De verwonding achter het oor is op een ander moment ontstaan, want door de afstand tussen de verwonding in het gelaat en ook de richting van deze wond is het aannemelijk dat deze verwonding niet tegelijk is ontstaan door een actie, er is een verlies van contact geweest op het moment van ontstaan van de verwonding in de hals en achter het oor. De wond is wel ontstaan door een contact met een scherp voorwerp en de beweging is min of meer parallel geweest t.o.v. de huid.
De verwondingen op de buik zijn ook vrij ondiep, alleen de huid en onderhuids weefsel zijn beschadigd. Dit wijst op een beweging van het voorwerp parallel aan de huid. Dit lijkt wat meer te wijzen op een snijdende beweging van het voorwerp, maar kan ook ontstaan bij een stekende beweging waarbij het slachtoffer zich beweegt uit de richting van het voorwerp. Gezien de plek van de verwondingen op het lichaam is het aannemelijk dat de persoon rechtshandig is geweest als de dader tegenover het slachtoffer staat. Dit wordt ook zo door beide personen verklaard. [slachtoffer] heeft ook een wond aan zijn rechterduim: hij zegt dat deze ontstaan is door een afwerende beweging met de hand. Hij is rechtshandig dus het is ook aannemelijk dat hij met deze hand een afwerende beweging maakt en daardoor een grote kans heeft om in aanraking te komen met het voorwerp.
Conclusie: Alle verwondingen zijn ontstaan door contact van een scherp voorwerp met de huid. De bewegingsrichting van dit voorwerp t.o.v. de huid is min of meer parallel geweest, omdat de verwondingen oppervlakkig zijn gebleven.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 3 september 2015 te [pleegplaats] , in de gemeente Smallingerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet [slachtoffer] meermalen met een mes in de hals en nek en in de zij heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair Poging tot doodslag.
Ten aanzien van het ten laste gelegde is door de verdediging een beroep op de strafuitsluitingsgrond noodweer gedaan.
De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte consequent heeft verklaard dat [slachtoffer] hem (eerst) aanviel en dat hij zich heeft verdedigd. Het door verdachte geschetste scenario wordt ondersteund door de verklaringen van [getuige] (hierna: [getuige] ) en de letselverklaring met betrekking tot het letsel van verdachte, nu hieruit blijkt dat het letsel van verdachte afweerletsel kan zijn, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank overweegt als volgt.
In artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is bepaald dat niet strafbaar is hij die een feit begaat, geboden door de noodzakelijke verdediging van zijn eigen of een anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
De rechtbank dient hiertoe allereerst te beoordelen of aannemelijk is dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, kort gezegd een noodweersituatie.
Uit de letselverklaring van forensisch arts [deskundige 2] d.d. 30 november 2015 blijkt dat verdachte een tweetal (gehechte) snijwonden op zijn linkerarm heeft. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij een mes heeft gepakt en dat hij verdachte hiermee heeft gesneden. Hiermee kan het letsel van verdachte worden verklaard en bij de door verdachte geschetste toedracht passen, zoals [deskundige 2] heeft verklaard.
Echter, de rechtbank constateert dat [slachtoffer] - net als verdachte - heeft verklaard dat hij uit noodweer handelde. [slachtoffer] heeft kort gezegd verklaard dat verdachte hem met een mes in zijn keel sneed, waarna hij verdachte probeerde af te weren en vervolgens probeerde te vluchten, maar omdat [getuige] - staand in de hal - de deur van de woonkamer dichthield toen hij de woonkamer wilde verlaten, werd hij opnieuw door verdachte in de zij gestoken, waarop hij zelf een mes ter hand nam en verdachte hiermee sneed teneinde een nieuwe aanval van verdachte af te wenden. De rechtbank constateert dat uit de onder de bewijsmiddelen opgenomen letselverklaring met betrekking tot het letsel van [slachtoffer] blijkt dat [slachtoffer] een wond op zijn rechterduim heeft, wat afweerletsel kan zijn. Ook ten aanzien van de overige verwondingen van [slachtoffer] is forensisch arts [deskundige 1] van mening dat deze kunnen passen bij de door [slachtoffer] geschetste toedracht.
De rechtbank concludeert dat derhalve vaststaat dat verdachte en [slachtoffer] elkaar hebben gesneden, maar dat aan de hand van de beide letselverklaringen niet kan worden vastgesteld in welke volgorde een en ander heeft plaatsgevonden.
De verklaringen van [getuige] kunnen naar het oordeel van de rechtbank geen steun aan het door verdachte geschetste scenario bieden, nu de rechtbank constateert dat zowel verdachte als [slachtoffer] consequent hebben verklaard dat [getuige] zich niet in de woonkamer bevond toen het voorval plaatsvond. [getuige] kan het voorval derhalve niet hebben gezien. Bovendien constateert de rechtbank dat [getuige] wisselend en aantoonbaar onjuist heeft verklaard over het voorval in de woning van verdachte. De rechtbank wijst in dit verband onder andere op het feit dat [getuige] heeft verklaard dat [slachtoffer] verdachte vanuit het niets met een mes in zijn nek stak, terwijl verdachte blijkens de letselverklaring geen verwondingen in zijn nek heeft.
Met betrekking tot de verklaringen van verdachte constateert de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft op 3 september 2015 kort na het voorval - bij zijn inverzekeringstelling - verklaard dat hij niet wist wat er gebeurd was, dat hij veel had gedronken en dat hij uit zelfverdediging heeft gehandeld. Tijdens het verhoor later die dag heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer] een mes uit de keuken pakte en hem twee keer in zijn arm stak. Verdachte zou zich hierop hebben verdedigd, maar weet niet meer of hij daarbij een mes heeft gebruikt.
Bij zijn verhoor op 5 september 2015 heeft verdachte wederom verklaard dat [slachtoffer] hem met een mes in zijn arm stak. Ook verklaarde verdachte dat hij heel erg dronken was en dat hij zelf geen mes had. Tijdens dit verhoor verwees verdachte naar de hem kennelijk bekend geworden verklaring van [getuige] en verklaarde hij dat [getuige] ook een mes van [slachtoffer] had afgepakt.
Bij zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 8 september 2015 heeft verdachte verklaard
dat [slachtoffer] een mes pakte, dat [getuige] van hem afpakte. Later probeerde [slachtoffer] met een ander mes verdachte in de hals te steken, waarop verdachte [slachtoffer] afweerde en in zijn arm werd geraakt. Vervolgens pakte verdachte zelf een mes. [slachtoffer] kwam voor de tweede keer op hem af en probeerde hem in de keel te steken.
Hierop weerde verdachte zich af, waarbij hij weer in zijn arm werd geraakt, waarop hij [slachtoffer] zelf stak. Verdachte duidde tijdens het verhoor aan dat hij vanaf de hals naar de borst heeft gestoken. [slachtoffer] ging vervolgens weg.
Bij zijn laatste verhoor op 14 september 2015 heeft verdachte kort gezegd verklaard dat [slachtoffer] een mes pakte, een stoel omver trapte en op hem afkwam. [slachtoffer] stak hem eerst in de onderarm, waarop verdachte [slachtoffer] met een mes een haal over zijn gezicht en borst gaf. Toen [slachtoffer] hem daarna nogmaals met een mes in zijn arm stak, stak verdachte [slachtoffer] wederom. Het kan zijn dat dit in [slachtoffer] 's linkerzij was, aldus verdachte.
Ter terechtzitting heeft verdachte onder meer verklaard dat [slachtoffer] met een mes op hem afkwam en dat hij [slachtoffer] afweerde en wegduwde en vervolgens een mes uit de la van de salontafel pakte. Toen [slachtoffer] nogmaals op verdachte afkwam, weerde verdachte de aanval weer af. Vervolgens stond verdachte op en maakte hij met het mes een zwaaiende beweging naar voren, waarbij hij [slachtoffer] in de hals raakte. Verdachte verklaarde desgevraagd niet te weten hoe [slachtoffer] aan de overige verwondingen - in zijn zij en aan zijn duim - kwam.
De rechtbank concludeert dat verdachte weliswaar telkens heeft verklaard dat hij zich heeft verdedigd, maar de door verdachte afgelegde verklaringen in het geheel zijn allerminst consistent te noemen. Verdachte heeft verschillende lezingen van het voorval gegeven, waarbij opvalt dat hij bij de eerste verhoren nog aangaf niet te weten hoe hij zich heeft verdedigd, maar later - na bekendwording met de verklaring van [getuige] - gedetailleerde beschrijvingen gaf van wat er gebeurd zou zijn. De rechtbank constateert bovendien dat verdachte heeft verzuimd een verklaring te geven voor de diverse snijverwondingen van [slachtoffer] .
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van verdachte inconsistent zijn en onvoldoende steun vinden in het dossier. De rechtbank acht de door verdachte geschetste lezing(en) en daarmee de aanwezigheid van een noodweersituatie dan ook niet aannemelijk geworden en zal het beroep op noodweer daarom verwerpen.
Het feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het over hem opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 2 november 2015, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 30 november 2015, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een vriend die bij hem op bezoek was meermalen met een mes gesneden. Het slachtoffer heeft hierbij diverse wonden opgelopen, waaronder een forse snijwond in de hals, doorlopend tot in het gezicht, van ongeveer 25 centimeter en een snijwond achter zijn oor.
Verdachte heeft door zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en het is evident dat een dergelijk feit een grote impact heeft. Gelet op de blijvende en ontsierende littekens in het gezicht en in de hals van het slachtoffer, zal het slachtoffer dagelijks aan (de gevolgen van) het voorval herinnerd worden.
De rechtbank rekent het feit en de gevolgen daarvan verdachte dan ook zwaar aan en is van oordeel dat voor dit feit geen andere straf dan een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden is.
Bij de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank gelet op het uittreksel uit het justitieel documentatieregister ten name van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte eerder met justitie in aanraking is geweest, maar niet voor vergelijkbare feiten. Verder heeft de rechtbank kennis genomen van het met betrekking tot verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport, waaruit blijkt dat verdachte geen zinvolle dagbesteding heeft en dat er aanwijzingen voor problematisch alcoholgebruik zijn. De reclassering adviseert om aan verdachte op te leggen een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht met een meldplicht en het verplicht meewerken aan diagnostiek en - indien dit nodig blijkt - het volgen van een ambulante behandeling bij de forensische polikliniek van de verslavingszorg.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk gevorderd, onder oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
De raadsvrouw van verdachte heeft met betrekking tot de strafmaat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest bepleit, al dan niet aangevuld met een voorwaardelijk deel.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer.
De rechtbank zal aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich op de dag van zijn invrijheidstelling (telefonisch) meldt bij Reclassering Nederland, Zoutbranderij 1, 8933 AJ Leeuwarden, en zich zal blijven melden zolang de reclassering dit nodig acht;
2. dat veroordeelde gedurende de proeftijd van drie jaren zal meewerken aan diagnostiek en indien nodig zich onder behandeling zal stellen van de forensische polikliniek van de verslavingszorg, zolang die instelling of de reclassering dit nodig acht.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.G. Wijma, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. F. Sieders, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 januari 2016.
w.g.
Wijma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Bunk
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Sieders
locatie Leeuwarden,
Woude