ECLI:NL:RBNNE:2016:2214

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 april 2016
Publicatiedatum
9 mei 2016
Zaaknummer
18.730276-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit van grondstoffen en voorwerpen voor de productie van GHB, XTC en speed, en voorhanden hebben van een ploertendoder en een gestolen scooter

Op 29 april 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, een man veroordeeld voor het bezit van grondstoffen en voorwerpen voor het maken van GHB, alsook voor het voorhanden hebben van XTC, speed, een ploertendoder en een gestolen scooter. De verdachte had op 2 november 2014 in [pleegplaats 1] een hoeveelheid ketelsteenoplosser, gedemineraliseerd water, en andere materialen in zijn bezit, waarvan hij wist dat deze bestemd waren voor de productie van GHB. Daarnaast had hij ongeveer 7,64 gram amfetamine en 0,854 gram MDMA (XTC) bij zich. De verdachte had ook een ploertendoder, een wapen van categorie I, en een scooter verworven waarvan hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig was.

Tijdens de rechtszaak werd duidelijk dat de verdachte op eigen initiatief zijn verslaving had aangepakt en succesvol in behandeling was. De rechtbank oordeelde dat er geen onherstelbaar vormverzuim was in het onderzoek en dat de doorzoeking van de auto rechtmatig was. De rechtbank legde een taakstraf op van 60 uren onbetaalde arbeid, met een voorwaardelijke vervangende hechtenis van 30 dagen bij niet-naleving. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en verklaarde de in beslag genomen verdovende middelen onttrokken aan het verkeer. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 29 april 2016.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/730276-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 april 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 april 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D. Uygul, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr A. van den Oever.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 02 november 2014 te [pleegplaats 1] om een feit, bedoeld in het
vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende 4-hydroxyboterzuur (GHB), zijnde 4-hydroxyboterzuur een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, voorwerpen en/of stoffen, te weten
- een hoeveelheid ketelsteenoplosser en/of
- vijf flessen gedemineraliseerd water en/of
- twee flessen Caustic soda ontstopper (Natriumhydroxide) en/of
- een fles Active korrelontstopper (Natriumhydroxide) en/of
- drie maatbekers en/of
- een trechter en/of
- een garde
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat/die zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
2.
hij op of omstreeks 02 november 2014 te [pleegplaats 1] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 7,64 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 02 november 2014 te [pleegplaats 1] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,854 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA), zijnde 3,4-methyleendioxymethamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 02 november 2014 te [pleegplaats 1] , een wapen van categorie I onder 3°, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad;
5.
hij in of omstreeks de periode van 9 juni 2014 tot en met 2 november 2014 te [pleegplaats 1] , althans in Nederland, een scooter (merk: Piaggio) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van scooter wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1., 2., 3., 4. en 5. ten laste gelegde kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat zich in het onderzoek een ernstig vormverzuim heeft voorgedaan dat onherstelbaar is. Dat moet leiden tot bewijsuitsluiting van de resultaten van het onderzoek: hetgeen bij de doorzoeking van de auto is aangetroffen en de verklaringen van verdachte. Er dient dan vrijspraak te volgen bij gebrek aan bewijs. De raadsman heeft daarbij aangevoerd dat verdachte de auto afgesloten heeft achtergelaten na de aanhouding en dat de politie op een later moment is teruggegaan om de auto te doorzoeken. Gelet op artikel 9 van de Opiumwet mag slechts een doorzoeking van de auto plaatsvinden wanneer sprake is van een redelijk vermoeden van schuld. Het enkele feit dat iemand bekend staat als gebruiker is onvoldoende voor dat redelijke vermoeden. Bovendien hebben verbalisanten niet geconstateerd dat verdachte die avond drugs gebruikte en heeft verdachte geen recidive op het gebied van de Opiumwet.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat uit pagina 53 van het relaas van [verbalisant 1] blijkt dat [verbalisant 2] ziet dat verdachte, van wie bekend is dat hij GHB gebruikt en maakt, bij zijn auto staat, erg onvast ter been is en zich ongecontroleerd beweegt. [verbalisant 2] herkent aan verdachtes manier van doen en bewegen dat verdachte mogelijk onder invloed van GHB is. Verdachte stapt in zijn auto en rijdt weg. [verbalisant 2] neemt vervolgens contact op met zijn collega's en verdachte wordt aangehouden op verdenking van het rijden onder invloed van een stof die de rijvaardigheid kan beïnvloeden en verminderen. Voorts blijkt uit voornoemd ambtsedig en ondertekend proces-verbaal dat verbalisanten op de voorstoel van verdachtes auto een fles met een vloeistof zien liggen. Naar het oordeel van de officier van justitie mochten verbalisanten vanwege de eerdere bevindingen en een vermoeden van GHB-gebruik en -productie, de inhoud van de fles bekijken. Wanneer blijkt dat de inhoud van de fles niet vloeibaar maar stroperig is, is terecht een verdenking ontstaan.
Derhalve is de doorzoeking rechtmatig verlopen en dient het verweer van de raadsman te worden verworpen.
Het oordeel van de rechtbank
Voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het onderzoek is van belang om vast te stellen wat de feitelijke gang van zaken is geweest. Uit het relaas op pagina 53 en het proces-verbaal bevindingen op pagina 76 van het procesdossier blijkt dat een verbalisant de hem ambtshalve -wegens maken en gebruiken van GHB- bekende verdachte bij zijn voertuig ziet staan. Dezelfde verbalisant constateert vervolgens dat verdachte onvast ter been is en ongecontroleerde bewegingen maakt. Uit verdachtes manier van doen en zijn vreemde en ongecontroleerde bewegingen leidt de verbalisant, die ambtshalve bekend is met GHB gebruikers, af dat verdachte mogelijk onder invloed van GHB is. Nadat verdachte in zijn auto is gestapt en weg is gereden, wordt hij aangehouden op verdenking van rijden onder invloed van een stof. Naar het oordeel van de rechtbank hebben deze omstandigheden kunnen leiden tot een redelijk vermoeden van schuld van rijden onder invloed van verdovende middelen. Reeds op basis van die verdenking en dus voordat de verdenking is verzwaard door het op enig moment aantreffen van de fles met vloeistof in de auto , hadden verbalisanten de bevoegdheid om vervolgens de auto te doorzoeken in het kader van de gerezen verdenking van rijden onder invloed. Vorenstaande staat los van de vraag of verdachte de auto al dan niet afgesloten heeft achtergelaten. De rechtbank ziet in het onderzoek dan ook op geen enkele wijze een onherstelbaar vormverzuim, als gevolg waarvan de resultaten van het onderzoek van het bewijs zouden moeten worden uitgesloten. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de raadsman.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten, zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Met betrekking tot de feiten 1., 2. en 3.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 15 april 2016 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
In de ten laste gelegde periode was ik GHB-verslaafd. Ik had om het uur GHB nodig en ik had de aangetroffen spullen nodig om GHB te maken. Ik gebruikte zo nu en dan ook XTC. Verder gebruikte ik iedere dag speed.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 3 november 2014, opgenomen op pagina 76 e.v. van het dossier met nummer 2014136877 d.d. 13 november 2014, inhoudende als verklaring van verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 2] en [verbalisant 4] :
Ik zag dat de collega's [verdachte] als verdachte aanhielden voor het rijden van een stof die de rijvaardigheid kan beïnvloeden en verminderen. Nadat de collega's opvallende surveillance de verdachte overbrachten waren ook collega's [verbalisant 4] en [verbalisant 3] ter plaatse. Wij hebben hierop gekeken in het voertuig. In het voertuig zagen wij een fles op de bijrijdersstoel staan. Wij zagen dat het ging om een fles vermouth met als opschrift "Ragati". Het betreft een literfles. Wij zagen dat in de fles ongeveer 4 cm vloeistof zat. Toen wij deze fles oppakten zagen wij dat er een doorzichtige stroperige vloeistof zat. Omdat dit overeenkomt met GHB, het verleden van [verdachte] op het gebied van GHB, heb ik, [verbalisant 4] het voertuig, BMW voorzien van kenteken [kenteken 1] , in beslag genomen.
Bovenstaande gaf ons reden om verder onderzoek in te stellen in het voertuig.
Uit onderzoek van eerder benoemde voertuig bleek dat er meerdere, mogelijke strafbare, voorwerpen in het voertuig aanwezig waren welke vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, te weten:
Voor de bijrijdersstoel:
een Eastpak rugzak met inhoud, met onder andere;
- plastic doosje met verhard wit poeder vermoedelijk cocaïne/speed
- een ploertendoder
- een blikje met 3 blauwe pilletjes
(…)
In de kofferbak:
een witte kartonnen doos met inhoud:
- meerdere flessen gedemineraliseerd water.
- een fles Caustic Soda
- een zwarte weegschaal
- een zwarte garde
- een Ferm combi tool
- meerdere maatbekers
- een oranje trechter.
Verder een zwarte gereedschap koffer met inhoud:
- Oranje fles korrel ontstopper
- Ketelsteen oplosser
- Fles gedemineraliseerd water
(…)
2.1.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen van Politie Noord-Nederland d.d. 17 november 2014, opgenomen op pagina 93 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 5] :
Op 17 november 2014 te 10:45 uur werden door mij de vermoedelijk verdovende middelen getest.
Goednummer PL0100-2014136877-438853
Omschrijving een gripzakje (rode rand) met daarin 1 hele blauwe pil, pildelen en poeder, de pil/pildelen hebben een paddenstoelvorm en een diepdruk van een paddenstoelvorm
Netto 0,854 gram
SIN AAGP2623NL
Het bovenstaande goed werd getest met de MMC Crystal meth/ XTC test
positief/negatief : positief op XTC
De kleur-reactietest is een indicatie dat het testmateriaal waarschijnlijk de werkzame stof MDMA (XTC) bevat. MDMA (3,4-methyleendioxymethylamphetarnine) staat vermeld op lijst 1 van de Opiumwet.
Goednummer PL0100-2014136877-438869
Omschrijving een politiesealbag met daarin 2 reageerbuisjes van hard plastic. De dopjes waren van de buisje geraakt, waardoor de vloeistof met elkaar vermengd raakte in de sealbag. De vloeistof was kleurloos.
Netto 2,23 gram
SIN AAGP2624NL
Het bovenstaande goed werd getest met de MMC GHB test
positief/negatief : positief op GHB
De kleur-reactietest is een indicatie dat het testmateriaal waarschijnlijk GHB bevat.
GHB (Gamma Hydroxy Boterzuur) staat vermeld op lijst I van de Opiumwet.
Goednummer PL0100-2014136877-438852
Omschrijving
A Een rond bakje van kleurloos kunststof met een wit deksel, los erin gele brokjes en
brokken
Bruto 24,953 gram
Netto 5,685 gram
Genomen monster SIN AAHS9119NL
B- Een gripzakje (rode rand) met zeer lichtgele brokken en brokjes
Bruto 2,659 gram
Netto 1,959 gram
SIN AAHS9120NL
De bovenstaande goederen werden getest met de MMC Opiaten/Amfetamine test
positief/negatief : beide positief op Amfetamine
De kleur-reactietest is een indicatie dat het testmateriaal waarschijnlijk Amfetamine
bevat. Amfetamine staat vermeld op lijst I van de Opiumwet.
2.2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 november 2014, opgenomen op pagina 98 e.v. van het dossier met nummer 2014136877 d.d. 13 november 2014, inhoudende als verklaring van verdachte:
V: Ben jij ook verslaafd aan alcohol of drugs?
A: Ik ben GHB verslaafd. Ik gebruik ook elke dag speed. Dit is een aantal grammen per dag. Ongeveer 2 tot 3 gram. Ik gebruik ongeveer rond de 60 tot 70 ml per dag.
2.3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 4 november 2014, opgenomen op pagina 103 e.v. van het dossier met nummer 2014136877 d.d. 13 november 2014, inhoudende als verklaring van verdachte:
V: Maak je zelf GHB?
A: Jawel
(…)
O: Je bent aangehouden en je auto is in beslag genomen. Wat voor goederen had jij allemaal in je auto?
A: Van alles en nog wat. Gereedschap, olie, doos met flessen, rugtas, i-pad, tomtom, nog wat van dat soort standaard dingen.
V: Die spullen zijn die van jou?
A: Ja die zijn van mij.
(…)
V: Er lag een fles in de auto, wat zat daar in?
A: Dat zal ongetwijfeld GBH zijn geweest.
V: Was die ook van jou?
A: ja
(…)
V: Wat is gedemineraliseerd water? Is het een ingrediënt voor GBH?
A: Zou heel goed kunnen
V: En gootsteenonstopper dan?
A: Ja.
V: gebruik je dat daar ook voor?
A: je kunt het ook gebruiken voor je gootsteen om te ontstoppen.
V: Ja maar ook voor GHB?
A: Ja een beetje politieagent weet dat.
(…)
V: wat was dat voor wit spul wat er in dat bakje in je auto zat?
A: Speed
V: Hoeveel was dat? En hoelang doe je daar over? Want je zegt dat je niet handelt.
A: Niet in speed nee en niet in GHB. Die twee brokjes speed zijn in twee dagen op.
Met betrekking tot feit 4.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 15 april 2016 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik wist dat ik geen ploertendoder mocht hebben.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 3 november 2014, opgenomen op pagina 76 e.v. van het dossier met nummer 2014136877 d.d. 13 november 2014, inhoudende als verklaring van verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 2] en [verbalisant 4] :
Uit onderzoek van eerder benoemde voertuig bleek dat er meerdere, mogelijke strafbare, voorwerpen in het voertuig aanwezig waren welke vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, te weten:
Voor de bijrijdersstoel:
een Eastpak rugzak met inhoud, met onder andere;
(…)
- een ploertendoder
2.1.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 13 november 2014, opgenomen op pagina 96. van het dossier met nummer 2014136877 d.d. 13 november 2014, inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant 1] :
Naar aanleiding van het onderzoek [verdachte] werd in zijn voertuig aangetroffen:
Goed(eren) PL0100-2014136877-438840, wapens/munitie/springstof, ploertendoder, kleur zwart, Nederland
Uit onderzoek bleek dat het hier ging om een Artikel 2 wapen van de Wet Wapens en Munitie. De ploertendoder valt onder een categorie I onder 3 wapen.
Artikel 13 lid 1 Wet Wapens en Munitie stelt: Het is verboden een wapen van categorie
I te vervaardigen, te transformeren, voor derden te herstellen, over te dragen, voorhanden te hebben, te dragen, te vervoeren, te doen binnenkomen of te doen uitgaan.
De ploertendoder is een uit drie delen bestaande slagwapen. Het handvat is geribbeld en vanuit het handvat komen twee (2) metalen voorwerpen uit de voorkant.
2.2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 4 november 2014, opgenomen op pagina 103 e.v. van het dossier met nummer 2014136877 d.d. 13 november 2014, inhoudende als verklaring van verdachte:
V: Als we het toch over de spullen in jouw auto hebben. Wat moet je met die ploertendoder?
A: Ik voel mij niet veilig. Ik heb dat ding nodig. Ik houd dat bij mij.
V: Dus je hebt het ter afdreiging bij je
A: Ja en voor zelfverdediging.
Met betrekking tot feit 5.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 15 april 2016 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb de scooter ven [naam] gekocht. [naam] is een gebruiker. Ik zou de scooter gebruiken voor onderdelen. Ik heb niet naar papieren gevraagd. Ook heb ik geen navraag gedaan of de scooter gestolen was.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 11 juni 2014, opgenomen op pagina 113 e.v. van het dossier met nummer 2014136877 d.d. 13 november 2014, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Ik doe aangifte van diefstal van mijn bromfiets. Op 9 juni 2014 om 22.00 uur had ik mijn bromfiets geplaatst in de garagebox, [adres] te [pleegplaats 2] . Mijn bromfiets was terdege afgesloten. Toen ik op 10 juni 2014 te 18.00 uur mijn bromfiets wilde gebruiken, zag ik dat mijn bromfiets door onbekende(n) was weggenomen.
Goednummer PL02AD-2014061779-1581097
Voertuig Bromfiets
Merk/type Piaggio Puch Nrg Dd Spp
Kleur Blauw
[kenteken 2]
Chassisnummer ZAPC2200000024235
2.1.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 november 2014, opgenomen op pagina 119 e.v. van het dossier met nummer 2014136877 d.d. 5 november 2014, inhoudende als verklaring van verdachte:
V: Er is een scooter aangetroffen bij je thuis, een blauwe Piaggio. Uit onderzoek is gebleken dat deze van diefstal afkomstig is. Wat wil je hier over zeggen?
A: Ik heb de scooter waar u het nu over hebt voor een prikkie gekocht van een vage kennis van mij, genaamd [naam] . Ik heb deze scooter, die Piaggio Puch, waar u het steeds over heeft een aantal maanden geleden gekocht van [naam] dus. Ook zijn broertje [voornaam] zit er bij in.
V: Hoe bedoel je?
A: Ook deze [voornaam] zit in de handel en weet er wel van.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte een gestolen scooter heeft verworven. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij de scooter van een (verdovende middelen)gebruiker voor een prikkie heeft gekocht. Bij de scooter zaten geen papieren en verdachte heeft nagelaten om te onderzoeken of de scooter gestolen was. Gelet op die omstandigheden kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn, dan dat verdachte op dat moment redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de scooter van een misdrijf afkomstig was.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1., 2., 3., 4. en 5. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 02 november 2014 te [pleegplaats 1] om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en vervaardigen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende 4-hydroxyboterzuur (GHB), zijnde 4-hydroxyboterzuur een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, te bevorderen, voorwerpen en stoffen, te weten
- een hoeveelheid ketelsteenoplosser en
- flessen gedemineraliseerd water en
- flessen soda ontstopper (Natriumhydroxide) en
- een fles korrelontstopper (Natriumhydroxide) en
- maatbekers en
- een trechter en
- een garde
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit;
2.
hij op 02 november 2014 te [pleegplaats 1] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 7,64 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 02 november 2014 te [pleegplaats 1] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,854 gram van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA), zijnde 3,4-methyleendioxymethamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij op 02 november 2014 te [pleegplaats 1] , een wapen van categorie I onder 3°, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad;
5.
hij in de periode van 9 juni 2014 tot en met 2 november 2014 te [pleegplaats 1] , een scooter (merk: Piaggio) heeft verworven, terwijl hij ten tijde van het verwerven van de scooter redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
2. Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
3. Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
4. Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
5. Schuldheling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1., 2., 3., 4. en 5. wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, waarvan 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft de officier van justitie onttrekking aan het verkeer gevorderd van de verdovende middelen, zoals vermeld op de beslaglijst.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair gepleit voor een algehele vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte zich vrijwillig heeft laten opnemen en dat het nu goed met hem gaat, hetgeen door de reclassering wordt bevestigd. De bewezenverklaarde feiten betreffen oude feiten. De raadsman verzoekt derhalve aan verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van grondstoffen en voorwerpen voor het maken van GHB. Verder heeft verdachte XTC en speed voorhanden gehad. Deze stoffen vormen een gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik ervan leidt niet zelden tot ernstige verslavingsproblematiek hetgeen weer verwervingscriminaliteit tot gevolg kan hebben. Tot slot heeft verdachte een ploertendoder in zijn bezit gehad en heeft hij een gestolen scooter gekocht.
Het plegen van dergelijke strafbare feiten rechtvaardigt gelet op de aard en de ernst daarvan in beginsel dan ook de oplegging van een gevangenisstraf van aanmerkelijke duur.
Uit het uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 18 maart 2016 blijkt dat verdachte in april 2015 en december 2014 is veroordeeld voor (schuld)heling. Opmerkelijk is dat verdachte, alhoewel hij jarenlang GHB-verslaafd is geweest, niet eerder is veroordeeld met betrekking tot de Opiumwet.
De reclassering Nederland heeft over verdachte gerapporteerd. Uit het rapport blijkt dat verdachte zich op vrijwillige basis heeft op laten nemen in een verslavingskliniek voor de duur van drie maanden. Deze opname heeft een positieve verandering teweeg gebracht. Verdachte is inmiddels verhuisd, krijgt medicatie welke de trek naar drugs afremt en hij heeft een dagbesteding. Verdachte stelt zich coöperatief en gemotiveerd op, aldus de reclassering, en hij houdt zich goed aan de afspraken met Verslavingszorg Noord Nederland. Op basis van de huidige situatie schat de reclassering de kans op recidive als laag gemiddeld in en zij adviseert aan verdachte een taakstraf, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke detentie, op te leggen.
De rechtbank is het volgende van oordeel. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat verdachte op eigen initiatief zijn problemen serieus ter hand heeft genomen en daar, tot op heden, succesvol aan werkt. Hij heeft zich voor zijn verslaving laten behandelen, onderhoudt wekelijks contact met het FACT team van VNN en heeft gebroken met de drugsgebruikers met wie hij omging, onder meer door naar een andere plaats te verhuizen.
Omdat er onvoldoende is gebleken van recidivegevaar en gelet op de ouderdom van de feiten, acht de rechtbank het opleggen van een voorwaardelijke straf thans niet opportuun.
De rechtbank zal daarom aan verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf opleggen.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht de aan verdachte toebehorende inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de verdovende middelen, vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu zij bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten zijn aangetroffen en zij kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten terwijl het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of het algemeen belang.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 57, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 13 en 55 van de Wet Wapens en munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1., 2., 3., 4. en 5. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 60 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen verdovende middelen, te weten één klompje verharde stof/poeder, drie blauwe pillen en GHB.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. de Bock, voorzitter, mr. M.J.B. Holsink en mr. P.H.M. Tapper-Wessels, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 april 2016.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.