ECLI:NL:RBNNE:2016:2210

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 mei 2016
Publicatiedatum
9 mei 2016
Zaaknummer
C/19/114095 / KG ZA 16-43
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verbod op gebruik van gemeentelijke grond voor asielzoekerscentrum

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 9 mei 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eisers, [eiser 2] en [eiser 3], en de gemeente Meppel. Eisers vorderden een verbod voor de gemeente om haar grond te gebruiken voor de vestiging van een asielzoekerscentrum (azc). De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van eisers afgewezen, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat zij reeds schade lijden door de plannen van de gemeente. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente nog geen onomkeerbare stappen heeft gezet en dat er voldoende mogelijkheden zijn voor eisers om hun belangen te laten toetsen in het bestuursrechtelijke traject dat volgt op de aanvraag van de gemeente voor een omgevingsvergunning. De voorzieningenrechter concludeerde dat de vorderingen van eisers onvoldoende onderbouwd waren en dat de gemeente niet onrechtmatig handelt door haar grond ter beschikking te stellen aan het COA voor de oprichting van een azc. De kosten van de procedure werden aan eisers opgelegd, aangezien zij in het ongelijk zijn gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Assen
zaaknummer / rolnummer: C/19/114095 / KG ZA 16-43
Vonnis in kort geding van 9 mei 2016
in de zaak van
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres 1] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats eiser 2] ,
3.
[eiser 3], h.o.d.n. [camping] ,
wonende en gevestigd te [woonplaats eiser 3] ,
eisers,
advocaat mr. T.D. Polak te Groningen,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE MEPPEL,
zetelende te Meppel,
gedaagde,
advocaat mr. W.E.M. Klostermann te Zwolle.
Partijen zullen hierna ook [eiser 2] en [eiser 3] en de gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties d.d. 30 maart 2016;
  • de mondelinge behandeling d.d. 14 april 2016;
  • de pleitnota van [eiser 2] en [eiser 3] ;
  • de pleitnota met producties van de gemeente.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser 2] en zijn vrouw, mevr. [echtgenote eiser 1] , zijn sinds 1992 ieder voor de helft eigenaar van de grond en opstallen op het adres [adres eiseres 1] te [vestigingsplaats eiseres 1] , kadastraal bekend als [kadastrale aanduiding 1] . [eiser 2] is in 2003 eveneens eigenaar geworden van het achter het huis gelegen weiland, kadastraal bekend als [kadastrale aanduiding 2] .
[eiser 2] en zijn vrouw exploiteren gezamenlijk de vennootschap onder firma [eiseres 1] , gevestigd op het perceel [kadastrale aanduiding 1] . [eiser 2] heeft zijn woning en bedrijf sinds begin 2006 te koop staan.
2.2.
[eiser 3] is sinds 2000 eigenaar van het perceel [kadastrale aanduiding 3] , aan de [adres eiser 3] te [woonplaats eiser 3] . Sinds 1 april 2003 exploiteert hij een campingbedrijf ter plaatse, genaamd [camping] . De camping biedt 30 kampeerplaatsen, drie trekkershutten en een chalet.
2.3.
Het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) heeft eind augustus 2015 de gemeente verzocht mee te werken aan een tijdelijk asielzoekerscentrum in Meppel.
2.4.
In de raadscommissie van 15 oktober 2015 zijn de randvoorwaarden voor een eventuele medewerking van de gemeente besproken. Op 17 december 2015 heeft de gemeenteraad uitgesproken onder voorwaarden te willen meewerken aan de komst van een tijdelijk azc. Op 5 januari 2016 heeft het college aan de gemeenteraad een voorstel gedaan voor de keuze van een locatie, waarbij het college de locatie [locatie] de beste optie vond. Deze locatie is eigendom van de gemeente en bevindt zich in de directe nabijheid van de percelen van eisers. Ten behoeve van het azc zal een ontsluitingsweg worden gerealiseerd.
2.5.
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan Meppel-Nieuwveense Landen. De bestemming van de betreffende percelen is agrarisch.
2.6.
Op 5 januari 2016 zijn de direct omwonenden van de locatie [locatie] geïnformeerd. Op 11 januari 2016 vond een informatieavond plaats voor de 30 meest direct omwonenden, waaronder eisers. Het COA was hierbij aanwezig. Op 12 januari 2016 heeft een informatieavond plaatsgevonden voor heel Meppel.
2.7.
Op 4 februari 2016 heeft de gemeenteraad zijn voorkeur uitgesproken voor de locatie [locatie] , onder het stellen van randvoorwaarden.
2.8.
Op 21 maart 2016 heeft een overleg plaatsgevonden tussen de gemeente, het COA en bewoners van de 20 adressen die het dichtst bij de beoogde locatie gelegen zijn. Voor 15 april 2016 was een bezoek aan een azc, dat in bedrijf is, gepland. Daarnaast is een klankbordgroep opgericht.

3.Het geschil

3.1.
[eiser 2] en [eiser 3] vorderen dat de voorzieningenrechter de gemeente bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,:
I. zal verbieden haar in eigendommen zijnde gronden, plaatselijk bekend als [kadastrale aanduiding 4] , [kadastrale aanduiding 5] en [kadastrale aanduiding 6] , te gebruiken voor een asielzoekerscentrum, onder verbeurte van een dwangsom ad € 25.000,00 per dag dat zij niet aan deze vordering voldoet;
II. zal veroordelen in de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dit vonnis tot de dag der algehele voldoening.
het standpunt van eisers
3.2.
[eiser 2] en [eiser 3] leggen aan hun vorderingen het volgende ten grondslag.
De vestiging van een azc is strijdig met het geldende bestemmingsplan en de Provinciale Omgevingsverordening (Pov). Ook als een omgevingsvergunning voor strijdig gebruik zou worden verleend, kan het gebruik maken van die vergunning door de gemeente als onrechtmatige hinder kwalificeren, omdat door dit gebruik eisers ernstige overlast wordt toegebracht. [eiser 2] en [eiser 3] zullen met de komst van een azc plotsklaps 600 nieuwe buren hebben. De plaatselijke infrastructuur is niet berekend op zo’n grote concentratie van mensen en door de komst van een azc zal ernstige geluidsoverlast ontstaan. Daar komt bij dat vanaf de geplande ontsluitingsweg iedereen de achtertuin van [eiser 2] kan zien, waardoor zijn privacy ernstig geschaad wordt, terwijl omgekeerd ook het vrije uitzicht van [eiser 2] ernstig belemmerd wordt. [eiser 2] en [eiser 3] stellen voorts dat zij niet op behoorlijke wijze zijn geïnformeerd door de gemeente en dat de gemeente nalaat met hun in overleg te treden om tot mitigerende maatregelen te komen.
3.3.
Naast de te verwachten hinder bestaat de schade van [eiser 2] erin, dat een azc de verkoop van zijn eigendommen zal bemoeilijken, zo niet onmogelijk zal maken, terwijl de schade van [eiser 3] ook bestaat uit het verlies van gasten en het wegvallen van omzet.
3.4.
[eiser 2] en [eiser 3] stellen een spoedeisend belang te hebben bij hun vorderingen, omdat zij nu al schade lijden door de aangekondigde plannen. Zij worden onvoldoende geïnformeerd door de gemeente en zij vrezen dat de gemeente zich nu al onomkeerbaar vastlegt ten opzichte van andere partijen.
het standpunt van de gemeente
3.5.
De gemeente betwist dat zij al besloten heeft een azc te vestigen op de locatie [locatie] te Meppel. Er is weliswaar sprake van bereidheid van de gemeente om medewerking te verlenen aan het COA om een azc op te richten op genoemde locatie, maar in verband daarmee dient een bestuursovereenkomst tussen de gemeente en het COA gesloten te worden en dient ook nog een procedure op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) naar aanleiding van een aanvraag van het COA tot oprichting van een azc doorlopen te worden. In het kader van het al of niet verlenen van een omgevingsvergunning en een procedure tot wijziging of afwijking van het bestemmingsplan zitten voor omwonenden als [eiser 2] en [eiser 3] nog voldoende mogelijkheden voor toetsing door de bestuursrechter en staat dus nog een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang open. Volgens de gemeente hebben [eiser 2] en [eiser 3] dan ook thans geen spoedeisend belang bij hun vorderingen.
3.6.
Subsidiair betwist de gemeente dat [eiser 2] en [eiser 3] de door hun gestelde hinder en schade zullen ondervinden.
Uit het feit dat [eiser 2] al vele jaren tevergeefs probeert zijn perceel te verkopen, blijkt dat de slechte verkoopbaarheid niet te maken heeft met de komst van een azc. De beoogde locatie ligt bovendien op honderden meters afstand van de woning van [eiser 2] . Ook de benodigde ontsluitingsweg ligt daar meer dan 100 meter van af. De gemeente betwist dan ook de stellingen van [eiser 2] met betrekking tot aantasting van de privacy, geluidhinder, verlies van uitzicht en het ontnemen van lucht.
Voor [eiser 3] geldt, dat de camping is gelegen aan de drukke [locatie] en in de nabijheid van het industrieterrein De Noord, vanwaar industrieel lawaai uitgaat. Gezien de mogelijke ligging van het azc en de ontsluitingsweg zullen de vluchtelingen niet in groten getale langs de camping lopen, maar de andere kant, richting het centrum, bewegen. Vanuit de camping is geen uitzicht op het azc. Er zal geen sprake zijn van aantasting van de privacy of geluidhinder. De door [eiser 3] gestelde schade blijkt nergens uit.
[eiser 2] en [eiser 3] kunnen, indien zij toch schade (menen te) lijden, een vergoeding tot planschade indienen.
3.7.
Met betrekking tot de beoogde locatie merkt de gemeente op dat de gronden op dit moment een agrarische bestemming hebben. De gemeente is eigenaar geworden van de gronden, omdat deze in de toekomst een woonbestemming krijgen. Het gebied blijft derhalve geen open agrarisch gebied.
Als het azc er komt, zal het afgeschermd worden met een wal met groene beplanting en behoorlijk landschappelijk ingepast worden. De gemeente zal verkeersmaatregelen nemen met het oog op de verkeersveiligheid.
3.8.
Ten aanzien van de vordering betwist de gemeente, dat zij de grond gaat gebruiken voor een azc. Zij stelt hoogstens de grond ter beschikking aan het COA. De gemeente gaat dus geen hinder veroorzaken. Met het ter beschikking stellen van de grond aan een andere partij wordt die partij niet gelegitimeerd om onrechtmatige hinder te veroorzaken jegens derden. Het opleggen van een verbod als gevorderd zou een disproportionele inbreuk zijn op het eigendomsrecht van de gemeente.

4.De beoordeling

4.1.
In dit kort geding is aan de orde de vraag of het de gemeente moet worden verboden bij haar in eigendom zijnde gronden te (laten) gebruiken voor de vestiging van een asielzoekerscentrum, zoals [eiser 2] en [eiser 3] hebben gevorderd. Grondslag daarvoor is de gestelde dreiging van ernstige hinder en de stelling dat zij nu al schade lijden.
4.2.
De stelling van [eiser 2] en [eiser 3] dat aan hun zijde nu al sprake is van schade, hebben zij naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende onderbouwd.
Zo is door [eiser 3] niet aannemelijk gemaakt dat er thans reeds gasten opgezegd hebben in verband met de mogelijke toekomstige vestiging van een azc in de nabijheid van de camping en dat er nu reeds sprake is van een aanmerkelijke omzetderving.
De stelling van [eiser 2] , dat potentiële kopers van zijn woning en bedrijf hebben afgehaakt nadat zij hoorden over de plannen van de gemeente is evenmin onderbouwd of aannemelijk gemaakt. [eiser 2] heeft ook niet betwist dat zijn woning en bedrijf al meerdere jaren te koop staan, toen van een verzoek van het COA aan de gemeente in het geheel nog geen sprake was.
4.3.
De voorzieningenrechter is verder van oordeel, dat uit de door gemeente aangegeven "route" (eerst een bestuursovereenkomst en goedkeuring daarvan door de gemeenteraad, met de bijbehorende inspraakmogelijkheden, en daarna de Wabo-procedure) voorshands voldoende blijkt, dat door de gemeente nog geen onomkeerbare stappen zijn gezet en dat er in het bestuursrechtelijk traject nog voldoende momenten zijn waarop [eiser 2] en [eiser 3] hun belangen kunnen laten toetsen c.q. kunnen laten meewegen door de bestuursrechter.
Voor zover [eiser 2] en [eiser 3] betogen, dat zij door de gemeente onvoldoende geïnformeerd worden, is de voorzieningenrechter van oordeel, dat deze stelling niet opgaat, nu de gemeente onweersproken heeft aangevoerd, dat er diverse informatiebijeenkomsten voor omwonenden hebben plaatsgevonden en dat er een klankbordgroep is c.q. wordt opgericht, waaraan zij kunnen deelnemen.
4.4.
Ook is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat, wanneer het tot vestiging van een azc zou komen, daarvan zonder meer en in ernstige mate hinder voor [eiser 2] en [eiser 3] is te verwachten. De gemeente heeft voldoende inzichtelijk gemaakt dat een eventueel azc en de dan benodigde ontsluitingsweg op een zodanige afstand van de woning van [eiser 2] zullen worden gesitueerd, dat niet op voorhand vast staat dat dit tot een aantasting van de privacy, verlies van uitzicht en tot geluidhinder zal leiden. [eiser 2] heeft de mogelijkheid om alsdan zijn perceel af te schermen door middel van beplanting of een schutting en de gemeente heeft aangevoerd dat het azc in ieder geval zal worden afgeschermd met een wal met beplanting.
Met betrekking tot de locatie van [eiser 3] geldt dat deze verder weg ligt van het azc en daar geen uitzicht op zal bestaan. Ook de ontsluitingsweg zal niet langs het perceel van [eiser 3] lopen. Gelet op een en ander, alsmede op de huidige omgeving van de camping van [eiser 3] (een drukke weg en een industrieterrein) is niet aannemelijk gemaakt dat voor [eiser 3] sprake zal zijn van ernstige geluidshinder van de zijde van het eventuele azc.
4.5.
Gelet op het vorenstaande zullen de vorderingen van [eiser 2] en [eiser 3] worden afgewezen. [eiser 2] en [eiser 3] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente worden begroot op:
- griffierecht € 619,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.435,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
1. wijst de vorderingen af,
2. veroordeelt [eiser 2] en [eiser 3] in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op € 1.435,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3. veroordeelt [eiser 2] en [eiser 3] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser 2] en [eiser 3] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
4. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Vroome en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2016. [1]

Voetnoten

1.type: A.Wa