Beoordeling van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het in
de zaak met parketnummer 18/950033-15 onder feit 1 sub a tot en met r, feit 2 primair en
feit 3;
de zaak met parketnummer 18/029891-15;
de zaak met parketnummer 18/002848-15 onder 1 en 2;
de zaak met parketnummer 18/183521-14;
de zaak met parketnummer 18/123307-14 onder 1 primair en 2
ten laste gelegde kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste
gelegde in
de zaak met parketnummer 18/950033-15 onder feit 1 sub a, b, c, d, e, f, g, n, o, p en q;
de zaak met parketnummer 18/168947-14;
de zaak met parketnummer 18/123307-14 onder feit 2.
Het oordeel van de rechtbank
Algemene bewijsoverwegingen
Voorafgaand aan de bespreking van de afzonderlijke feiten overweegt de rechtbank in zijn algemeenheid ten aanzien van de ten laste gelegde feiten onder parketnummer 18/950033-15 het volgende.
Verdachte is op 5 augustus 2014 op [locatie] samen met drie anderen in een auto staande gehouden. Bij verdachte werden hierbij een dongel en 15 breekkaartjes (waar normaliter een simkaart voor een mobiele telefoon in zit) aangetroffen. Vanwege een openstaande boete van één van de vier personen werd men door de politie in de dienstauto naar een pinautomaat gebracht. Later werd door een agent naast deze dienstauto een betaalpas op naam van ['katvanger'] gevonden. Op het terras waar verdachte eerder met de anderen gezeten had, werd een rugtas, met daarin een laptop, aangetroffen die als laatste bij verdachte was gezien.
Op 6 augustus 2014 is verdachte aangehouden vanwege de belediging van een politieambtenaar. Agenten hebben op dat moment bij verdachte twee mobiele telefoons van het merk Samsung aangetroffen en hebben hiervan de [IMEI-nummer 1] en [IMEI-nummer 2] genoteerd.
Uit onderzoek van politie is gebleken dat op voormelde laptop een bestand stond met vier IBAN nummers met de volgende tenaamstelling:
NL08ABNA0548238014 ten name van ['katvanger 1'] ;
NL84INGB0686138775 ten name van ['katvanger 2'] ;
NL38RABO0382875540 ten name van [gedupeerde 1] ;
NL27ABNA0624152588 ten name van ['katvanger'] .
Uit nader onderzoek is gebleken dat de betreffende rekeningnummers en namen in verband kunnen worden gebracht met internetoplichting.
De rechtbank verwijst hiertoe naar een proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 augustus 2014 met nummer AH-004-01, opgenomen op pagina 30 van map 1 van het Algemeen Dossier.
In een aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 december 2015 van Politie Eenheid Noord-Nederland is vermeld dat uit onderzoek gebleken is dat voornoemd bestand is aangemaakt op 13 juni 2014.
Naar het oordeel van de rechtbank behoorde de laptop op 5 augustus 2014 toe aan verdachte. Daartoe overweegt de rechtbank dat door de politie in het dossier (op pagina 5 van het eindproces-verbaal d.d. 24 augustus 2015) gerelateerd is dat de rugtas met daarin de laptop, een HP Notebook met nummer 6560b met daarop stickers van Noorderpoort, op genoemde datum voor het laatst bij verdachte werd gezien. Bovendien heeft verdachte, toen hij wegens een andere verdenking op 21 juni 2014 was aangehouden, erkend dat dezelfde HP laptop Notebook met nummer 6560b en met stickers van Noorderpoort van hem was en hij deze laptop een half jaar eerder via Marktplaats had gekocht. Hieromtrent verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 27 mei 2015, opgenomen op pagina 621 van het proces-verbaal met nummer NN3R0115008 van Politie Eenheid Noord-Nederland. Aan dit oordeel doet niet af dat verdachte onder meer ter zitting heeft verklaard dat veel mensen om hem heen de laptop gebruikten.
Uit de hierna opgenomen bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan Marktplaatsoplichting en het middels pintransacties opnemen van gelden afkomstig van deze oplichting. Deze oplichting bestond uit het plaatsen van advertenties op Marktplaats.nl voor kaarten voor onder meer concerten en andere goederen, waarop kopers reageerden door een bestelling te plaatsen en het verschuldigde geldbedrag over te maken naar een bankrekening waarover verdachte en/of zijn medeverdachten konden beschikken. Verdachte en/of zijn medeverdachten gebruikten daarbij bewust niet hun eigen naam. De bestelde goederen werden nooit geleverd. Niet gebleken is dat verdachte en/of zijn medeverdachten op enig moment de intentie hebben gehad tot daadwerkelijke levering van hetgeen besteld werd. Het door de kopers overgemaakte geld werd door middel van diverse betaalpassen, gesteld op verschillende namen, gepind door verdachte en/of zijn medeverdachten teneinde over deze geldbedragen te kunnen beschikken. Om over voormelde betaalpassen te kunnen beschikken, hebben verdachte en/of zijn medeverdachten diverse personen verzocht en/of gedwongen hun betaalpas en bijbehorende pincode aan verdachte en/of zijn medeverdachten af te staan, al dan niet na het op verzoek van verdachte en/of zijn medeverdachten openen van een bankrekening. Verdachte en/of zijn medeverdachten prefereerden daarbij een bankrekening met de mogelijkheid tot internetbankieren waardoor zij via internet het saldo van de diverse rekeningen konden raadplegen en de gelden direct na storting konden opnemen. Uit het dossier blijkt naar het oordeel van de rechtbank van een uitwisseling tussen verdachte en/of zijn medeverdachten van de diverse betaalpassen; men gebruikte de betaalpas die op dat moment voorhanden was.
Tussen verdachte en/of zijn medeverdachten en de persoon die reageerde op de Marktplaatsadvertentie vond dikwijls telefonisch contact plaats over de bestelling. In twee processen-verbaal van bevindingen (AH-030 d.d. 1 mei 2015 en AH 043-01 d.d. 15 juni 2015) is dit contact tussen de kopers die aangifte hebben gedaan van Marktplaatsoplichting en verdachte nader onderzocht. Hieruit is gebleken dat met de telefoonnummers van de respectieve aangevers, telkens omstreeks de datum van de oplichting waarop de betreffende aangifte zag, contact is geweest met telkens één van de telefoonnummers die op dat moment gebruikt werd in combinatie met een telefoontoestel voorzien van [IMEI-nummer 3] (ook met als laatste cijfer 9) of [IMEI-nummer 2] (ook met als laatste cijfer 0). Het betreft dezelfde IMEI-nummers die door de politie zijn genoteerd toen verdachte op 6 augustus 2014 was aangehouden voor belediging en de politie twee telefoons bij hem aantrof.
De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat een IMEI-nummer het serienummer/identificatienummer van een mobiele telefoon is, dat dat nummer voor elke mobiele telefoon uniek is en dat dit serienummer wordt gevormd door de eerste 14 getallen; het laatste getal heeft geen onderscheidende waarde. De rechtbank overweegt dat wanneer is komen vast te staan dat een bepaald IMEI-nummer betrokken is geweest bij een telefonisch contact, daarmee tevens vast staat dat dit contact is gevoerd met de mobiele telefoon waartoe het IMEI-nummer behoort, ongeacht het gebruikte 06-nummer, en dat de eigenaar van deze mobiele telefoon verantwoordelijk is voor het voeren van dat contact. Dit is naar het oordeel van de rechtbank slechts anders indien op basis van concrete feiten en omstandigheden aannemelijk wordt dat de mobiele telefoon met het aangetroffen IMEI-nummer, op het moment van het contact gebruikt is door een ander dan de eigenaar van de telefoon.
De rechtbank concludeert op grond van het vorenstaande dat diverse aangevers uit de zaak met parketnummer 18/950033-15 telefonisch contact hebben gehad met telkens één van de twee mobiele telefoons van verdachte en dat verdachte telkens verantwoordelijk is geweest voor het uitvoeren van deze telefonische contacten.
Hiertoe overweegt de rechtbank nog het volgende. Verdachte heeft verklaard dat hij in de periode voorafgaand aan 6 augustus 2014 niet in het bezit is geweest van de telefoon met [IMEI-nummer 3] /9 en dat hij op 6 augustus 2014 slechts in het bezit van deze telefoon was door een verwisseling met de telefoon van [persoon 1] . Daarnaast heeft verdachte verklaard dat het uitruilen van verschillende telefoons tussen alle in het dossier vermelde personen en het voortdurend gebruiken van elkaars telefoon in de ten laste gelegde periode zeer gebruikelijk was en veelvuldig voorkwam. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij een eigen telefoon had en twee telefoons ten behoeve van de oplichting, waarvan één voor iedereen en één voor de Marktplaatsoplichting. Een telefoon met simkaart ging volgens verdachte van hand tot hand.
De rechtbank is van oordeel dat er geen concrete aanwijzingen, anders dan de verklaring van verdachte, bestaan voor het frequent uitwisselen van telefoons tussen verschillende personen. Bovendien heeft verdachte over de verwisseling van zijn telefoon met die van [persoon 1] wisselende verklaringen afgelegd waardoor een consistent verhaal hieromtrent ontbreekt. De rechtbank is derhalve van oordeel dat hetgeen door verdachte is gesteld over het wisselen van telefoons niet aannemelijk is geworden. Dat uit het dossier en de verklaring van verdachte ter zitting blijkt dat verdachte dikwijls beschikte over diverse simkaarten voor mobiele telefoons en dat hij met grote regelmaat, te weten per oplichting, zijn mobiele telefoons voorzag van een andere simkaart maakt het vorenstaande niet anders. Het voorzien van een mobiele telefoon van een simkaart met een ander 06-nummer brengt immers geen verandering in het IMEI-nummer van de bij een telefoongesprek gebruikte mobiele telefoon.
In het kader van de plaatsgevonden telefonische contacten overweegt de rechtbank tevens het volgende. De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat in een aantal ten laste gelegde gevallen van Marktplaatsoplichting het contact tussen de telefoon van een aangever en de telefoon met één van voormelde IMEI-nummers van zodanig korte duur was dat er in die gevallen geen sprake kan zijn geweest van oplichting of een bewegen tot afgifte. De rechtbank verwerpt dit verweer, omdat naar het oordeel van de rechtbank het plaatsen van een advertentie op Marktplaats.nl en het door de aangevers onder deze omstandigheden instemmen met het aanbod reeds voldoende is om van oplichting te kunnen spreken. Hiervoor is niet vereist dat tevens een telefoongesprek naar aanleiding van de advertentie plaatsvindt.
Overwegingen en bewijsmiddelen ten aanzien van de ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten onder parketnummer 18/950033-15 zal de rechtbank beginnen met een bewijsmiddelenoverzicht voor het meer algemene feit 3, inhoudende de deelneming aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van Marktplaatsoplichting en het witwassen van gelden. Vervolgens zullen de bewijsmiddelen voor de afzonderlijke Marktplaatsoplichtingen die onder feit 1 ten laste zijn gelegd worden opgenomen.
Parketnummer 18/950033-15:
1. een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 april 2015, nummer 12LMIO645-1-V-015-01, opgenomen op pagina 69 van zaakdossier 2 d.d. 24 augustus 2015 opgemaakt door Politie Noord-Nederland, inhoudende als verklaring van [persoon 2] :
Ik heb gehoord via de personen op de pleintjes dat er een ene [voornaam verdachte] met fraude bezig is. Het is een Nederlander, volgens mij heeft hij een zilveren tand. Hij komt dan samen met ene [persoon 3] naar onze pleintjes. Ze vragen dan aan mij wil je geld verdienen. Ze vragen dan wil je pasjes regelen. Dit is begonnen vorig jaar voor de zomer. Ze beloven dan een geldbedrag aan iemand. Ze zeggen dat er dan geld gestort wordt op je rekening. Ik kan heel veel jongens opnoemen die het wel proberen te regelen. Heel veel junkies. Het is het pleintje bij het winkelcentrum aan de [straat 2] . Er waren wel meerdere mensen bij betrokken. Ik heb weleens jongens met passen gezien. Sommige hadden weleens veel passen. Een jongen liet mij wel vijf of zes passen zien. Deze waren nog nieuw. Dat was vorig jaar zomer.
(…)
U vraagt mij wie er op foto 2 staat die u mij laat zien (blijkens pv van bevindingen V-015-01-01 betreft dit de foto van verdachte [verdachte] ): dat is die [voornaam verdachte] ;
2. een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 juni 2015, nummer 12LMIO645-1-V-023-01, opgenomen op pagina 87 van voornoemd zaakdossier 2, inhoudende als verklaring van [persoon 4] :
Ik ken een jongen, hij doet iets met oplichting. Hij wil nooit zijn gezicht op de camera laten zien, maar hij geeft dan een pasje van iemand anders en daarmee pin ik dan. Ik krijg voor het pinnen 10 procent van het geld. En die jongen regelt zelf met de eigenaren van de bankpasjes dat hij ze krijgt. Hij heeft een heleboel tatoeages, op allebei de armen. Ik weet dat hij [voornaam verdachte] heet. Ik heb heel vaak voor [voornaam verdachte] gepind. Ik heb alle soorten passen, van alle verschillende banken in mijn handen gekregen van [voornaam verdachte] . Hij staat altijd naast me, maar dan wel buiten de camera. Ik heb in [pleegplaats 1] twee keer gezien dat [voornaam verdachte] bankpassen regelde bij junkies. En ook een keer in [wijk 1] , in [pleegplaats 2] . Hij vroeg altijd om passen met internetbankieren. Zo konden die mensen namelijk zelf via internetbankieren zien wat er op hun rekening binnen kwam. En zo wist hij ook wat er binnenkwam op die rekening, zonder dat hij steeds naar de bankautomaten moest gaan om het saldo te checken. Ik weet dat [voornaam verdachte] soms wel drie keer per dag een ander telefoonnummer had. Ik heb bij [voornaam verdachte] wel stapels bankpassen gezien zo hoog als de rand van mijn koffiekopje. Soms kwam [voornaam verdachte] op een dag wel met vijf verschillende mensen langs, die allemaal voor hem bezig waren. Ze checkten ook rekeningen na op internet om te zien of de rekening of de houder van de rekening al in aanraking is geweest met oplichting. Negentig procent van de tijd had [voornaam verdachte] een laptop bij zich en minimaal drie telefoons. [persoon 5] is een goede kameraad van [voornaam verdachte] . [voornaam verdachte] vertrouwde hem heel erg. Hij liet deze jongen gewoon passen houden en daarmee kon die jongen dan zelf pinnen. Maar ik kreeg iedere keer per pinbeurt eerst een pasje van [voornaam verdachte] en ik moest het pasje en het geld meteen aan [voornaam verdachte] teruggeven. Op een foto die mij wordt getoond, bijlage 10, zie ik een Nederlandse jongen die hetzelfde doet als [voornaam verdachte] , hij licht mensen op. Ze werken ook samen, [voornaam verdachte] regelde vaak passen voor de persoon op deze foto. Ze hebben ook veel gesprekken gevoerd over passen. Ik heb hem ook wel eens een gesprek over de telefoon horen voeren over het verkopen van Operatickets. Ik heb hem ook wel vaak met een laptop in een tasje zien lopen;
3. een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 maart 2015, nummer 12LMIO645-3-V-011-02, opgenomen op pagina 45 van zaakdossier 9 d.d. 24 augustus 2015 opgemaakt door Politie Noord-Nederland, inhoudende als verklaring van ['katvanger 2'] :
Ik heb het pasje van de ING uitgeleend aan [persoon 5] . Ik heb er 50 euro voor gekregen. Als er dan geld op mijn rekening kwam, kreeg ik er 10 procent van. Ik heb de pincode erbij gegeven. Ik ben er later achter gekomen dat [persoon 5] een katvanger was die pasjes haalde voor ene [voornaam verdachte] . Ik weet dat [voornaam verdachte] aan oplichting doet. Later hoorde ik via via wat zij met de bankpasjes deden. Ze vroegen aan nog meer mensen om de bankpas af te geven. [voornaam verdachte] plaatst advertenties op Marktplaats met een laptop en een dongel. Ik heb dat bij hem thuis gezien. Volgens mij haalde [voornaam verdachte] afbeeldingen van spullen van eBay. Het leek dan net alsof het goed thuis lag. Er zijn ook mensen die hun Marktplaatsaccount hebben verkocht. In het gebruikerswereldje is daar ook naar gevraagd door [persoon 5] en andere mensen. Deze accounts werden gebruikt door [voornaam verdachte] . Er liggen een heleboel, tientallen, simkaarten bij hem in huis. Er zitten wel mensen boven [voornaam verdachte] of het zijn partners. Ik heb [voornaam verdachte] wel eens horen bellen met iemand anders en ik had het idee dat het iemand was die samenwerkte met [voornaam verdachte] ;
4. een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 19 mei 2015, nummer G-003-01, opgenomen op pagina 1094 van de map Algemeen Dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Ik ging in die tijd veel met [verdachte] om, dit was vlak voor de kerst van 2014. In een maand tijd ben ik daar erg veel geweest. Het hele huis zat altijd vol met mensen. [voornaam verdachte] vroeg mij om mijn bankpas en daarmee zou hij via Marktplaats geld verdienen. Hij vertelde mij dat hij tickets op Marktplaats verkocht en het geld op verschillende rekeningen van verschillende mensen liet storten. [voornaam verdachte] had die tickets niet en zou de kopers ook geen tickets leveren. Als het geld op de rekeningen binnenkwam, liet [voornaam verdachte] dat door mensen pinnen, die kregen daar dan een paart tientjes voor of drugs. Hij gebruikte een laptop, die had hij altijd in zijn buurt. Ik heb hem wel eens horen bellen met mensen die hem naar aanleiding van die advertenties belden. Hij deed dat allemaal waar iedereen bij was, gewoon dag en nacht door. Hij had ook allemaal prepaid kaartjes die hij wisselde. Hij wisselde in ieder geval één keer per dag van kaartje en hij had in ieder geval twee mobiele telefoons bij zich;
5. een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 6 mei 2015, nummer KL275-1-V-018-02, opgenomen op pagina 13 van de map Overige Verhoren, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
Ik heb een paar keer voor [voornaam verdachte] gepind, dat was vorig jaar zomer, vanaf april/mei 2014 tot juli/augustus 2014. Ik heb gepind met wel twintig of dertig verschillende pasjes. [voornaam verdachte] haalde soms op een dag wel vijf verschillende pasjes tevoorschijn. Voor zover ik dat gezien heb, bood [voornaam verdachte] vooral tickets aan op Marktplaats. Vooral voor feesten, voetbal en dat soort dingen. Pussy Lounge is ook zo'n feest bijvoorbeeld wat ik gezien heb. Ik zag wel eens dat [voornaam verdachte] op Google zocht naar een site waar je kan zien wanneer al die feesten zijn. Daarna maakte hij dan op Marktplaats advertenties met meerdere telefoonnummers. Als [voornaam verdachte] een bankpas op naam van die-en-die heeft, dan zorgt hij ervoor dat hij via een programmaatje ook een marktplaats-account krijgt met diezelfde naam. Het klopt dat ik [voornaam verdachte] ook wel hoorde bellen met mensen die iets wilden kopen van hem via Markplaats;
6. een proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 14 juli 2015, nummer KL0275-34-V-041-01, opgenomen op pagina 192 van de map Overige Verhoren, inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
Ik heb een keer mijn bankpasje van de SNS uitgeleend aan [verdachte] . Dat moet in juni/juli vorig jaar geweest zijn. Ik kon er twintig euro mee verdienen. Later kreeg ik mijn bankpas wel terug, maar toen had ik er niks meer aan. Er was toen al internetoplichting mee gepleegd.
Ik heb twee keer voor [voornaam verdachte] gepind. Hij belde mij dat er geld op mijn rekening gestort zou zijn en dat moest ik er voor hem afpinnen. Ik heb onder dwang van [voornaam verdachte] en nog twee jongens een rekening moeten openen bij de ING. Ik heb wel eens gezien dat [voornaam verdachte] met twee verschillende telefoons aan het bellen was en dat hij op een laptop aan het werk was. Hij had personen aan de telefoon die belang hadden bij spullen. Die middag en die avond dat ik met [persoon 1] bij [voornaam verdachte] thuis was, had hij mensen aan de telefoon die geïnteresseerd waren in huishoudelijke artikelen en ook wel telefoons of voetbalkaarten en concertkaarten. Dat hoorde ik allemaal. En ik hoorde dat [voornaam verdachte] zei dat ze dat geld naar een rekening moesten overmaken. Hij had verschillende rekeningen van verschillende mensen. Daarvan had [voornaam verdachte] ook de bankpassen. Ik heb zelf gezien dat [voornaam verdachte] in ieder geval bankpassen van ABN AMRO en ING had. Van [persoon 1] hoorde ik dat [voornaam verdachte] ook veel pasjes via gebruikers regelde. Ik heb het gevoel gehad dat [persoon 1] en [voornaam verdachte] samen werkten, aangezien [persoon 1] ook wel pasjes van [voornaam verdachte] in zijn bezit had. Ik ben wel eens bij [persoon 1] thuis geweest toen hij nog in [pleegplaats 1] woonde. [voornaam verdachte] belde [persoon 1] toen met de opdracht dat er geld op dat en dat pasje stond. [persoon 1] moest dan direct naar een bepaalde bank gaan voor [voornaam verdachte] om daar te gaan pinnen. [persoon 5] kwam ook wel eens bij [voornaam verdachte] thuis. Ik heb [persoon 5] wel eens horen zeggen dat hij ook wel voor [voornaam verdachte] gepind heeft;
7. de door verdachte op de terechtzitting van 15 maart 2016 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
In veel gevallen is het zo gegaan dat junks voor een tientje gevraagd werd om hun pas ter beschikking te stellen. Meerdere mensen deden het, er was niet echt een leider. Ik heb wel eens iemand gevraagd een bankrekening te openen. Ik had wel eens verschillende pasjes tegelijk voorhanden. Ik heb wel telefoongesprekken gevoerd met klanten. Anderen hielpen me vaak met het opstellen van advertenties. Ik wilde graag een rekening met internetbankieren zodat ik kon checken wat er op de rekening was gestort. Ik heb ook wel eens gepind. Ik ben een deeltje van de club geweest; ik heb een rol gespeeld.
Bewijsoverweging en gedeeltelijke vrijspraak
Uit de hierboven opgenomen bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de Marktplaatsoplichting en het pinnen van gelden afkomstig van die Marktplaatsoplichting door verdachte en zijn medeverdachten werden gepleegd in het kader van een georganiseerd verband waarbinnen verschillende personen in verschillende samenstellingen op verschillende tijden verschillende rollen vervulden. Verdachte behoorde tot dit samenwerkingsverband en heeft een aandeel gehad in gedragingen die strekken tot de verwezenlijking van het tezamen en in vereniging met anderen plegen van Marktplaatsoplichting en het witwassen van geldbedragen. De rechtbank overweegt dat dit fluïde samenwerkingsverband geen dusdanige hiërarchische structuur kende dat gesproken kan worden van leidinggeven als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht, zodat verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken. Nu uit de bewijsmiddelen evenmin kan worden afgeleid dat verdachte deze organisatie heeft opgericht zal verdachte ook in zoverre worden vrijgesproken.
De rechtbank volstaat ten aanzien van
het onder 1 sub h tot en met m en sub r ten laste gelegdemet een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 maart 2016;
2. een digitale aangifte van [aangever/gedupeerde 8] d.d. 25 augustus 2014, nummer 12LMIO645-
3-A-001, opgenomen op pagina 4 van zaakdossier 9 d.d. 24 augustus 2015, opgemaakt door Politie Noord-Nederland;
3. een digitale aangifte van [aangever/gedupeerde 9] d.d. 22 augustus 2014, nummer 12LMIO645-3-A-003, opgenomen op pagina 4 van zaakdossier 10 d.d. 24 augustus 2015, opgemaakt door Politie Noord-Nederland;
4. een digitale aangifte van [aangever/gedupeerde 10] d.d. 25 augustus 2014, nummer 12LMIO645-3-A-005, opgenomen op pagina 4 van zaakdossier 11 d.d. 24 augustus 2015, opgemaakt door Politie Noord-Nederland;
5. een digitale aangifte van [aangever/gedupeerde 11] d.d. 1 september 2014, nummer 12LMIO645-3-A-006, opgenomen op pagina 5 van zaakdossier 12 d.d. 24 augustus 2015, opgemaakt door Politie Noord-Nederland;
6. een digitale aangifte van [aangever/gedupeerde 12] d.d. 20 augustus 2014, nummer 12LMIO645-3-A-007, opgenomen op pagina 4 van zaakdossier 13 d.d. 24 augustus 2015, opgemaakt door Politie Noord-Nederland;
7. een digitale aangifte van [aangever/gedupeerde 13] d.d. 4 maart 2015, nummer 12LMIO645-3-A-009, opgenomen op pagina 4 van zaakdossier 14 d.d. 24 augustus 2015, opgemaakt door Politie Noord-Nederland;
8. een proces-verbaal van aangifte d.d. 4 augustus 2015, nummer PL0100-2015226271-1, opgenomen op pagina 5 van zaakdossier 21 d.d. 24 augustus 2015, opgemaakt door Politie Noord-Nederland inhoudende de verklaring van [aangever/gedupeerde 18] .
De rechtbank past ten aanzien van
het onder 1 sub a tot en met g en sub p en q ten laste gelegderespectievelijk de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. een digitale aangifte d.d. 27 oktober 2014, nummer 12LMIO645-1-A-005, opgenomen op pagina 5 van zaakdossier 2 d.d. 24 augustus 2015 opgemaakt door Politie Noord-Nederland, inhoudende als verklaring van [aangever/gedupeerde 1] :
Meneer bood de dag dat het concert was uitverkocht 5 kaarten voor 40 per stuk (de normale prijs) aan. Ik heb gebeld om direct 2 te reserveren. Omdat hij ver woonde, accepteerde ik dat ik het geld zou overmaken, hij het direct op zijn rekening zou zien (ABN naar ABN) en de kaartjes zou mailen. Dat heeft hij niet gedaan. Hij heeft telefonisch bevestigd dat hij mij met opzet heeft opgelicht. Daar heb ik een opname van. Overschrijving is gedaan door mijn vader met omschrijving "voor mijn zoon. de tickets".
Als ik zou hebben geweten, dat de verdachte een valse naam/valse hoedanigheid had aangenomen/dan wel gebruik maakte van listige kunstgrepen/samenweefsel van verdichtsels, dan zou ik niet tot afgifte van geld/goed zijn overgegaan.
Telefoonnummer aangever: [telefonnummer aangever 1]
Datum betaling : 25-07-2014
Bankrekeningnummer wederpartij: [bankrekeningnummer 'katvanger']
Naam rekeninghouder wederpartij: ['katvanger']
Gegevens wederpartij:
Voornaam [voornaam 'katvanger']
Gebruikersnaam [voornaam 'katvanger']
[emailadres 1]
[telefoonnummer 1 'katvanger']
[telefoonnummer 2 'katvanger'] ;
2. een rekeningafschrift behorende bij de bankrekening van [vader aangever/gedupeerde 1] , opgenomen op pagina 9 van voornoemd zaakdossier 2, inhoudende de overboeking van € 80,00 naar een rekening op naam van ['katvanger'] d.d. 31 juli 2014;
3. een proces-verbaal van bevindingen met nummer AH-030 d.d. 1 mei 2015 in combinatie met de algemene bewijsoverwegingen zoals hiervoor beschreven, waaruit blijkt dat verdachte telefonisch contact had met [aangever/gedupeerde 1] middels een mobiele telefoon met [IMEI-nummer 3] ;
4. de door verdachte op de terechtzitting van 15 maart 2016 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik op 31 juli 2014 in Scheveningen heb gepind met de pas op naam van ['katvanger'] . [persoon 2] regelde de pasjes. Ik weet niet meer hoe de pas van [persoon 2] bij mij kwam, rechtstreeks of via iemand anders;
5. de naam ['katvanger'] staat vermeld in het bestand, aangemaakt op 13 juni 2014, op de laptop van verdachte die op 6 augustus 2014 in het bezit van verdachte was, zoals beschreven onder Algemene bewijsoverwegingen;
6. een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 maart 2015, nummer 12LMIO645-1-V-007-01, opgenomen op pagina 53 van voornoemd zaakdossier 2, inhoudende als verklaring van ['katvanger'] :
Ik hoorde van [persoon 2] dat hij met oplichting bezig was. Hij vroeg om mijn pas. Ik heb hem toen gegeven. Dat was voor de zomervakantie 2014, juni juli. lk heb mijn bankpas aan hem gegeven samen met mijn pincode. Ik zou 100,- euro krijgen hiervoor;
7. een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 april 2015, nummer 12LMIO645-1-V-015-02, opgenomen op pagina 81 van voornoemd zaakdossier 2, inhoudende als verklaring van [persoon 2] :
Ik was een contactmiddel voor [voornaam verdachte] . [voornaam verdachte] heeft me vaker gebeld en dan moest ik iets doorgeven aan iemand. Dat ging erom dat [voornaam verdachte] eraan kwam. [voornaam verdachte] zei tegen mij dat ik moest zeggen dat het geld klaar stond.
De rechtbank is uit de aangifte gebleken dat [vader aangever/gedupeerde 1] , zijnde de vader van [aangever/gedupeerde 1] , de kaartjes voor aangever betaald heeft. De raadsman van verdachte heeft op grond hiervan bepleit dat niet kan worden bewezenverklaard dat aangever is bewogen tot de afgifte van enig goed, al dan niet door oplichtingshandelingen. De rechtbank is echter op grond van de directe relatie tussen de vader en zijn zoon van oordeel dat aangever door de advertentie op Marktplaats.nl is bewogen tot de middels zijn vader verlopen afgifte van een geldbedrag.
Dat het [adres 1] voorkomt in de printlijsten van historische telefoniegegevens die in het onderzoek naar verdachte door de politie zijn verkregen (bijlage 2 op pagina 41 van zaakdossier 2), hetgeen betekent dat een mobiele telefoon van verdachte (met [IMEI-nummer 3] ) de mast op dit adres heeft aangestraald, acht de rechtbank, anders dan de raadsman, niet onmogelijk. Daartoe overweegt de rechtbank dat uit het dossier en verdachtes eigen verklaring blijkt dat de oplichting op verschillende plaatsen in Nederland heeft plaatsgevonden en dat verdachte zich in de ten laste gelegde periode door heel Nederland heeft begeven. Bovendien is door verdachte niet onbetwist gesteld dat hij zich op het betreffende tijdstip niet op voormeld adres bevond.
Dat in het door aangever opgenomen telefoongesprek met verdachte verdachtes stem door de politie niet is herkend, acht de rechtbank niet van belang, omdat in een proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 juli 2015 (nummer AH-065-01) gerelateerd staat dat het betreffende door aangever aangeleverde geluidsfragment van slechte kwaliteit was en de stem van de vermoedelijke oplichter vertraagd was.
Voorts overweegt de rechtbank dat het feit dat ['katvanger'] verdachte niet herkent van een haar getoonde foto waar verdachte op staat, evenmin van belang is. Uit de verklaring van ['katvanger'] blijkt immers dat zij haar pas aan [persoon 2] gegeven heeft en niet aan verdachte.
1. een digitale aangifte d.d. 25 augustus 2014, nummer 12LMIO645-1-A-008, opgenomen op pagina 5 van zaakdossier 3 d.d. 24 augustus 2015 opgemaakt door Politie Noord-Nederland, inhoudende als verklaring van [aangever/gedupeerde 2] :
2 tickets gekocht voor 75,00. lk heb het bedrag direct overgeboekt van ABN naar ABN ( [bankrekeningnummer 'katvanger'] tnv ['katvanger'] ). Na een aantal uren heb ik teruggebeld en hij zei dat het er nog niet opstond! Nog een aantal keren telefonisch contact gehad en hij vertelde mij lachend dat hij van mijn geld lekker aan het eten was in Scheveningen! Zijn telefoonnummer : + [telefoonnummer 3 'katvanger'] . Ik doe aangifte van oplichting.
Datum betaling 29-07-2014
Bankrekeningnummer wederpartij [bankrekeningnummer 'katvanger']
Naam rekeninghouder wederpartij ['katvanger'] ;
2. een screenshot van de overboeking van € 75,00 van de rekening van [aangever/gedupeerde 2] naar de rekening op naam van ['katvanger'] d.d. 29 juli 2014, opgenomen op pagina 9 van voornoemd zaakdossier 3;
3. een proces-verbaal van bevindingen met nummer AH-030 d.d. 1 mei 2015 in combinatie met de algemene bewijsoverwegingen zoals hiervoor beschreven, waaruit blijkt dat verdachte telefonisch contact had met [aangever/gedupeerde 2] middels een mobiele telefoon met [IMEI-nummer 3] ;
4. de naam ['katvanger'] staat vermeld in het bestand op de laptop van verdachte die op 6 augustus 2014 in het bezit van verdachte was, zoals beschreven onder Algemene bewijsoverwegingen;
5. de door verdachte op de terechtzitting van 15 maart 2016 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik op 31 juli 2014 in Scheveningen heb gepind met de pas op naam van ['katvanger'] . Ik was niet alleen in Scheveningen. [persoon 2] regelde de pasjes. Ik weet niet meer hoe de pas van [persoon 2] bij mij kwam, rechtstreeks of via iemand anders;
6. een printlijst van historische telefoniegegevens die in het onderzoek naar verdachte door de politie zijn verkregen, opgenomen als bijlage 3 op pagina 43 van voornoemd zaakdossier 3, waaruit blijkt dat een mobiele telefoon van verdachte (met [IMEI-nummer 3] ) een mast/de masten voor mobiel telefoonverkeer aan de [straat 3] te Den Haag/Scheveningen heeft aangestraald in de periode van 29 tot en met 31 juli 2014;
7. de bewijsmiddelen 6 en 7 genoemd bij feit 1, sub a.
1. een digitale aangifte d.d. 26 augustus 2014, nummer 12LMIO645-1-A-009, opgenomen op pagina 5 van zaakdossier 4 d.d. 24 augustus 2015 opgemaakt door Politie Noord-Nederland, inhoudende als verklaring van [aangever/gedupeerde 3] :
Ik doe aangifte van oplichting. De persoon heb ik eerst gebeld, kwam vertrouwd over, ik heb nog een check gedaan op naam, facebook enz. Verder is alles via sms gegaan, onder andere:
Mijn gegevens zijn [aangever/gedupeerde 3] , [woonadres aangever/gedupeerde 3] . Gaat om de aankoop van de bose soundlink incl alles, doos, bon enz.100 euro incl verzenden. Ben met een uurtje thuis dan maak ik direct het geld over. lk heb ook ABN, zou fijn zijn als je vandaag zou kunnen versturen. Heb je het geld al op de rekening? Anders doe ik een printscreen van de betaling. Ja staat erbij. Staat er al op hoor. Betreft toch de bose speaker. Krijg het gevoel dat het niet helemaal goed gaat. Waarom bel je mij met een ander nummer? Nou [aangever/gedupeerde 3] , is het nog gelukt te versturen? Goedemorgen. Heb je de speaker al verstuurd? Ik bel jou met een tien minuten. Dan wil ik graag even horen waar ik aan toe ben, anders heb ik liever dat je het geld mij terug stort. Hoi, Je zou mij nog terug bellen? Waarom kom jij je woord niet na?
Telefoonnummer aangever: [telefoonnummer aangever 3]
Datum betaling 01-08-2014
Bedrag aankoop 106,95
Betalingsmethode overschrijving
Bankrekeningnummer wederpartij [bankrekeningnummer 'katvanger']
Naam rekeninghouder wederpartij ['katvanger']
Gegevens wederpartij:
[voornaam 'katvanger']
Achternaam ['katvanger']
[emailadres 2]
telefoonnummer [telefoonnummer 4 'katvanger'] ;
2. een afdruk van de bij- en afschrijvingen van de bankrekening van [aangever/gedupeerde 3] , opgenomen op pagina 9 van voornoemd zaakdossier 4, waaruit blijkt van een overboeking van € 106,95 naar een bankrekening op naam van ['katvanger'] d.d. 1 augustus 2014;
3. een proces-verbaal van bevindingen met nummer AH-030 d.d. 1 mei 2015 in combinatie met de algemene bewijsoverwegingen zoals hiervoor beschreven, waaruit blijkt dat verdachte telefonisch contact had met aangever [aangever/gedupeerde 3] middels een mobiele telefoon met [IMEI-nummer 3] ;
4. de naam ['katvanger'] staat vermeld in het bestand op de laptop van verdachte die op 6 augustus 2014 in het bezit van verdachte was, zoals beschreven onder Algemene bewijsoverwegingen;
5. de bewijsmiddelen 6 en 7 genoemd bij feit 1, sub a.
1. een digitale aangifte d.d. 5 september 2014, nummer 12LMIO645-1-A-010, opgenomen op pagina 5 van zaakdossier 5 d.d. 24 augustus 2015 opgemaakt door Politie Noord-Nederland, inhoudende als verklaring van [aangever/gedupeerde 4] :
Ik zou van deze persoon 5 dance valley kaartjes kopen, ik heb telefonisch contact gehad en ik zou geld storten en hij zou mij de kaarten per email sturen. Vervolgens heb ik geld gestort en heeft hij de kaarten niet naar mij verzonden want hij zei dat het geld niet was overgemaakt. Terwijl ik dat wel gedaan heb, foto's heb ik van de betaling. Nu krijg ik hem niet meer te pakken en mijn geld ook niet terug gehad. Hij zou het geld terugstorten zodra die het op de rekening ziet staan. Probeer hem al 2 dagen te bellen maar krijg voicemail.
Ik doe aangifte van oplichting.
Telefoonnummer aangever: [telefoonnummer aangever 4]
Datum betaling 02-08-2014
Bedrag aankoop 200,00
Betalingsmethode overschrijving
Bankrekeningnummer wederpartij [bankrekeningnummer 'katvanger']
Naam rekeninghouder wederpartij ['katvanger']
Gegevens wederpartij:
Voornaam [voornaam 'katvanger']
Achternaam ['katvanger']
Gebruikersnaam [voornaam 'katvanger']
[emailadres 3]
telefoonnummer [telefoonnummer 5 'katvanger'] ;
2. een rekeningafschrift behorende bij de bankrekening van [aangever/gedupeerde 4] en/of [echtgenoot aangever/gedupeerde 4] , opgenomen op pagina 9 van voornoemd zaakdossier 5, inhoudende de overboeking van € 200,00 naar een rekening op naam van ['katvanger'] d.d. 29 augustus 2014;
3. een proces-verbaal van bevindingen met nummer AH-030 d.d. 1 mei 2015 in combinatie met de algemene bewijsoverwegingen zoals hiervoor beschreven, waaruit blijkt dat verdachte telefonisch contact had met aangever [aangever/gedupeerde 4] middels een mobiele telefoon met [IMEI-nummer 4] en een mobiele telefoon met [IMEI-nummer 3] ;
4. de naam ['katvanger'] staat vermeld in het bestand op de laptop van verdachte die op 6 augustus 2014 in het bezit van verdachte was, zoals beschreven onder Algemene bewijsoverwegingen;
5. de bewijsmiddelen 6 en 7 genoemd bij feit 1, sub a;
6. een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 31 maart 2015, nummer 12LMIO645-4-V-013-01, opgemaakt door Politie Noord-Nederland, opgenomen op pagina 271 van de map Overige Verhoren, inhoudende als verklaring van [gedupeerde 1] :
Ik heb mijn rekening uitgeleend voor bepaalde overboekingen. Ik heb voor die jongens ook zelf geld gepind. Ik heb mijn rekening uitgeleend aan iemand waarvan ik de naam niet weet. Hij noemde zichzelf [naam 1] of [naam 2] . Hij was rond de 1.80 meter lang. Hij had een heel opvallende tatoeage van rode lippen van een vrouw op de linkerkant van zijn nek. Het telefoonnummer van [naam 1] staat in mijn telefoon. Nadat de verbalisant mijn telefoon uit mijn fouillering heeft gehaald, verklaar ik dat het meerdere nummers waren, waaronder het nummer [telefoonnummer 5 'katvanger'] . Het ging om fraude via internet; dingen verkopen en niet geven.
1. een digitale aangifte d.d. 1 september 2014, nummer 12LMIO645-1-A-012, opgenomen op pagina 4 van zaakdossier 6 d.d. 24 augustus 2015 opgemaakt door Politie Noord-Nederland, inhoudende als verklaring van [aangever/gedupeerde 5] :
Ik heb het volgende gekocht: Dance valley tickets. Het bedrag, dat ik heb overgemaakt: 80,-Ik heb betaald op 1-8-2014. Ik heb het bedrag overgemaakt op bankrekening: [bankrekeningnummer 'katvanger'] . Mijn verkoper gebruikte de volgende naam: [voornaam 'katvanger'] . Mijn verkoper gaf de volgende woonplaats op: Groningen
Ik doe aangifte van oplichting.
Telefoonnummer aangever: [telefoonnummer aangever 5]
Datum betaling 01-08-2014
Bedrag aankoop 80,00
Betalingsmethode overschrijving
Bankrekeningnummer wederpartij [bankrekeningnummer 'katvanger']
Naam rekeninghouder wederpartij ['katvanger']
Gegevens wederpartij:
Voornaam [voornaam 'katvanger']
Achternaam ['katvanger']
Gebruikersnaam ['katvanger']
[emailadres 4]
telefoonnummer [telefoonnummer 4 'katvanger'] ;
2. een screenshot van een overboeking van € 80,00 van de rekening van [aangever/gedupeerde 5] naar de rekening op naam van ['katvanger'] d.d. 1 augustus 2014, opgenomen op pagina 8 van voornoemd zaakdossier 6;
3. een proces-verbaal van bevindingen met nummer AH-030 d.d. 1 mei 2015 in combinatie met de algemene bewijsoverwegingen zoals hiervoor beschreven, waaruit blijkt dat verdachte telefonisch contact had met aangever [aangever/gedupeerde 5] middels een mobiele telefoon met [IMEI-nummer 3] ;
4. de naam ['katvanger'] staat vermeld in het bestand op de laptop van verdachte die op 6 augustus 2014 in het bezit van verdachte was, zoals beschreven onder Algemene bewijsoverwegingen;
5. de bewijsmiddelen 6 en 7 genoemd bij feit 1, sub a.
6. bewijsmiddel 6 genoemd bij feit 1, sub d.
1. een digitale aangifte d.d. 23 augustus 2014, nummer 12LMIO645-2-A-001, opgenomen op pagina 5 van zaakdossier 7 d.d. 24 augustus 2015 opgemaakt door Politie Noord-Nederland, inhoudende als verklaring van [aangever/gedupeerde 6] :
Ik heb kaartjes gekocht op marktplaats van [emailadres 5] . Hij had vier kaartjes te koop staan op marktplaats voor 75 euro per stuk; ik heb er twee van hem gekocht. Ik heb 150 euro aanbetaald op [bankrekeningnummer 1 'katvanger 1'] . Ik heb 150 euro over gemaakt op 4 augustus via gwk travelex. Hij heeft het geld ontvangen; ik zou donderdag de kaartjes krijgen, maar ik heb tot heden nog niets ontvangen. Ik heb hem gebeld maar de twee nummers staan uit. Ik heb hem gemaild maar krijg geen antwoord meer. Ik vind dit erg schandalig en brutaal. Ik doe aangifte van oplichting.
Telefoonnummer aangever: [telefoonnummer aangever 6]
Bedrag aankoop 150,00
Betalingsmethode GWM Travelex contante betaling
Gegevens wederpartij:
[voornaam 1]
Gebruikersnaam [emailadres 5]
telefoonnummer [telefoonnummer 3 'katvanger']
mobiel telefoonnummer [telefoonnummer 1 'katvanger 1'] ;
2. bonnen van een overboeking van € 150,00 door [aangever/gedupeerde 6] via GWK Travelex op een rekening ten name van ['katvanger 1'] d.d. 4 augustus 2014, opgenomen op pagina 9 van voornoemd zaakdossier 7;
3. een proces-verbaal van bevindingen met nummer AH-030 d.d. 1 mei 2015 in combinatie met de algemene bewijsoverwegingen zoals hiervoor beschreven, waaruit blijkt dat verdachte telefonisch contact had met [aangever/gedupeerde 6] middels een mobiele telefoon met [IMEI-nummer 4] en een mobiele telefoon met [IMEI-nummer 3] ;
4. de naam ['katvanger 1'] staat vermeld in het bestand op de laptop van verdachte die op 6 augustus 2014 in het bezit van verdachte was, zoals beschreven onder Algemene bewijsoverwegingen;
5. bewijsmiddel 6 genoemd bij feit 1, sub d;
6. een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 23 oktober 2014, nummer 12LMIO0645-2-V-017-01, opgenomen op pagina 34 van voornoemd zaakdossier 7, inhoudende als verklaring van ['katvanger 1'] :
[persoon 1] wist dat ik een beetje moeilijk zat met geld. Toen zei hij dat hij me wilde helpen en er niets kon gebeuren. Ik ben diezelfde dag samen met [persoon 1] naar de ABN AMRO bank in [pleegplaats 1] gegaan en heb daar op mijn naam een rekening geopend. Ik voelde me er niet goed bij en heb tegen [persoon 1] gezegd dat ik het niet wilde en de rekening wilde laten blokkeren. Hij zei dat ik dat niet moest doen omdat ik de dag er op een paar honderd euro van hem zou krijgen. Het pasje, papieren en de pincode heb ik vervolgens afgegeven aan [persoon 1] . Toen ik aangaf dat ik de rekening niet wilde openen heeft [persoon 1] mij onder druk gezet. Hij zei het
volgende: "Je moet het wel doen, anders gebeuren er andere dingen";
7. een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 9 april 2015, nummer 12LMIO0645-2-V-017-02, opgenomen op pagina 38 van voornoemd zaakdossier 7, inhoudende als verklaring van ['katvanger 1'] :
In de zomer van 2014 heb ik die ABN AMRO rekening geopend. [persoon 1] vertelde mij, bij de eerste keer dat ik een rekening voor hem opende, dat hij dingen zou verkopen, het geld zou laten overmaken en vervolgens niks meer van zich laten horen;
8. een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 16 april 2015, nummer KL275-33-V-025-02, opgenomen op pagina 57 van voornoemd zaakdossier 7, inhoudende als verklaring van [persoon 1] :
Ik heb met mijn eigen bankpas een aantal keren voor [verdachte] moeten pinnen. Hij heeft mij gevraagd of ik wat wilde verdienen. Toen zei hij dat hij geld op mijn rekening kon laten storten, waarna ik 50 euro zou krijgen. Ik heb ongeveer vijf keer met andere pasjes voor [voornaam verdachte] gepind. Dat waren ook pasjes van verschillende banken. Ik kreeg een pasje van [voornaam verdachte] en dan ging ik pinnen. lk heb bij verschillende pinautomaten gepind. Sinds er twee keer geld op mijn eigen rekening is gestort, weet ik dat het met internetoplichting heeft te maken. [voornaam verdachte] had vaak een laptop mee, waarop hij zat te typen. Hij belde heel veel. Hij had een stuk of drie telefoons.
1. een digitale aangifte d.d. 22 augustus 2014, nummer 12LMIO645-2-A-012, opgenomen op pagina 5 van zaakdossier 8 d.d. 24 augustus 2015 opgemaakt door Politie Noord-Nederland, inhoudende als verklaring van [aangever/gedupeerde 7] :
Ik doe aangifte van oplichting. Hij noemt zich [voornaam 2] , we hebben telefonisch contact gehad. Heb het geld met spoed vrijdag 18 juli 2014 net voor 16.30 uur, dan zou ik de Bose Soundlink zaterdag in huis hebben. Ik heb mijn adres doorgegeven aan hem, maar niets ontvangen. Advertentie is verwijderd, en hij reageert niet meer. Als ik hem bel, staat de voicemail aan. Ik heb het geld 100 euro overgemaakt naar rekening [bankrekeningnummer 2 'katvanger 1'] op naam van ['katvanger 1'] .
Telefoonnummer aangever: [telefoonnummer aangever 7]
Datum betaling 18-07-2014
Bedrag aankoop 99,99
Betalingsmethode overschrijving
Bankrekeningnummer wederpartij: [bankrekeningnummer 2 'katvanger 1']
Naam rekeninghouder wederpartij ['katvanger 1']
Gegevens wederpartij:
[voornaam 2]
[emailadres 2]
mobiel telefoonnummer [telefoonnummer 2 'katvanger 1'] ;
2. een print van een spoedbetaling van € 100,00 naar een SNS-bankrekening op naam van ['katvanger 1'] d.d. 18 juli 2014, opgenomen op pagina 9 van voornoemd zaakdossier 8;
3. een proces-verbaal van bevindingen met nummer AH-030 d.d. 1 mei 2015 in combinatie met de algemene bewijsoverwegingen zoals hiervoor beschreven, waaruit blijkt dat verdachte telefonisch contact had met [aangever/gedupeerde 7] middels een mobiele telefoon met [IMEI-nummer 3] ;
4. de bewijsmiddelen 6, 7 en 8 genoemd bij feit 1, sub f.
1. een proces-verbaal van aangifte d.d. 5 april 2013, nummer KL0275-31-A-034, opgenomen op pagina 5 van zaakdossier 17 d.d. 24 augustus 2015 opgemaakt door Politie Noord-Nederland, inhoudende als verklaring van [aangever/gedupeerde 16] :
Ik doe aangifte van oplichting art. 326 WvSr. Op 30 maart 2013 keek ik op
www.marktplaats.nl of er nog kaarten beschikbaar waren voor Pussy Lounge. Ik zag een advertentie met de vraagprijs van 240,00 euro voor 6 kaarten. Ik las dat ene ['katvanger 4'] uit Gelderland de kaarten voor Pussy Lounge 15 juni 2013 aanbood. Hij was bereikbaar op telefoonnummer [telefoonnumer 'katvanger 4'] . Ik zag ook dat hij al meer dan anderhalf jaar op Marktplaats actief was. Omstreeks 19:30 uur belde ik deze ['katvanger 4'] . Omstreeks 20:15 uur belde ['katvanger 4'] mij terug. Ik nam op en bestelde drie kaarten bij deze ['katvanger 4'] voor 40 euro per stuk. We spraken af dat hij mij een sms zou sturen met zijn rekeningnummer en als hij het geld op die rekening ontvangen had zou hij mij de drie kaarten van Pussy Lounge Breda opsturen. Omstreeks 20:34 uur stuurde ['katvanger 4'] het smsbericht: 'hoi het rek.nr is [bankrekeningnummer 'katvanger 4'] ['katvanger 4'] mvg.'. Omstreeks 21:30 uur maakte ik 45,00 euro over naar ['katvanger 4'] . Ik belde hem en vertelde dat ik de rest van het geld morgen, zondag 31 maart 2013, zou storten omdat ik problemen had met het lezen van mijn bankpas. Op zondag 31 maart 2013, omstreeks 22:30 uur, stortte ik het resterende bedrag van 75,00 euro op de rekening van ['katvanger 4'] . Op 22:38 uur belde ik hem om te vertellen dat ik het geld gestort had. Hij had het geld nog niet ontvangen. Op maandag 1 april 2013, omstreeks 13:20 uur belde ik ['katvanger 4'] maar ik kreeg zijn voicemail. Hierna probeerde ik het nog vele malen, maar ik werd steeds meteen doorgeschakeld naar de voicemail;
2. twee screenshots betreffende een overboeking van € 45,00 en een overboeking van € 75,00 van de rekening van [aangever/gedupeerde 16] naar een rekening op naam van ['katvanger 4'] op respectievelijk 30 en 31 maart 2013, opgenomen op pagina 8 en 9 van voornoemd zaakdossier 17;
3. een proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 juli 2015, nummer AH-054-01, opgenomen op pagina 28 van voornoemd zaakdossier 17, inhoudende als relatering van de verbalisant:
Cluster KL0275-31 is onderdeel van het onderzoek Halawe waarin ['katvanger 4'] wordt aangemerkt als verdachte inzake internetoplichting. Uit een aangifte in KL0275-1 blijkt onder meer dat [aangever/gedupeerde 16] aangeeft dat [telefoonnumer 'katvanger 4'] het telefoonnummer van de verkoper is. Uit onderzoek blijkt dat er in cluster KL0275-31 gebruik is gemaakt van een statisch IP-adres. Uit cluster KL0275-31 blijkt onder meer dat:
- aan dit IP-adres zijn gekoppeld: de AdvertentieID 661303215; E_mailadres_gebruiker: [emailadres 6] ; gebruikersnaam: ['katvanger 4'] ; telefoonnummer [telefoonnumer 'katvanger 4'] ; [IP-adres] ;
- er met deze gegevens kaarten voor het Pussy Lounge evenement op 15 juni 2013 zijn aangeboden.
Middels een CIOT-bevraging op het statische [IP-adres] is gebleken dat dit toebehoort aan [verdachte] , [adres 2] [pleegplaats 1] ;
4. een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 maart 2015, nummer KL0275-31-V-010-01, opgenomen op pagina 49 van voornoemd zaakdossier 17, inhoudende als verklaring van ['katvanger 4'] :
Ik had een Rabobankrekening met nummer [bankrekeningnummer 'katvanger 4'] en [persoon 5] vroeg mij om mijn pasje. [voornaam verdachte] en [persoon 1] waren daar toen ook bij. [persoon 5] wist mijn pincode wel maar ik heb de pincode toen ook nog opgeschreven en aan [persoon 5] gegeven. Dit speelde zich af in [voornaam verdachte] zijn huis in [pleegplaats 1] . Er werd gezegd dat er geldbedragen op mijn rekening zouden worden gestort. Ik zou daar dan geld voor krijgen. Er werd toen ik het pasje afgaf aan [persoon 5] geopperd door [voornaam verdachte] of [persoon 1] dat ik aangifte moest doen van diefstal van mijn bankpasje. Ik heb dat enkele dagen nadat ik het pasje had afgegeven ook gedaan. Ik heb wel eens geld gekregen voor het ter beschikking stellen van mijn pas, maar in negen van de tien keer werd het niet aan mij gegeven, maar aan mijn ex-vriend [persoon 5] . Dit gebeurde door [voornaam verdachte] maar ook door andere jongens. lk heb wel eens cocaïne gekregen. Ik weet dat [voornaam verdachte] een stapel met simkaarten heeft, [persoon 5] ook trouwens. Ze wisselen constant van nummer. Ze hebben altijd nieuwe simkaarten bij de hand. [voornaam verdachte] en [persoon 1] geven 50 euro voor een marktplaatsaccount. Hoe ouder deze account is, hoe meer geld het account waard is en het account is dan ook geloofwaardiger om te gebruiken;
5. de door verdachte op de terechtzitting van 15 maart 2016 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Naar aanleiding van de verklaring van ['katvanger 4'] die de jongste rechter mij voorhoudt, verklaar ik dat ik op de hoogte was van wat er allemaal gebeurde; ik wist dat mensen betaalden voor spullen die ze niet geleverd kregen. [persoon 1] woonde bij mij, ik was altijd bij hem. Als ik pin, krijg ik er een deel van. Ik ging met [persoon 1] mee en zag wat er gebeurde. [persoon 1] gebruikte een rekening van een ander, meestal van junks of mensen die geen boodschap hadden aan de gevolgen. In maart 2013 had ik door dat er geen goederen geleverd werden terwijl er wel betaald was; ik had door dat het foute boel was.
1. een digitale aangifte d.d. 15 april 2013, nummer KL0275-31-A-031, opgenomen op pagina 5 van zaakdossier 18 d.d. 24 augustus 2015 opgemaakt door Politie Noord-Nederland, inhoudende als verklaring van [aangever/gedupeerde 17] :
Advertentietitel: Pussy lounge 15 juni 2013 6 kaartjes te koop. Via marktplaats 1 kaartje willen kopen voor een buitenevenement in Breda. Toen ik mailde kreeg ik gelijk een mail terug om hem te bellen. Dat deed ik, het klonk goed wat hij zei dus maakte ik het geld over naar zijn rekeningnummer [bankrekeningnummer 'katvanger 4'] . Na een half uur had ik nog steeds niks ontvangen. Ik belde hem op en toen zei hij letterlijk dat ik was opgelicht. Ik doe aangifte van oplichting.
Telefoonnummer aangever: [telefonnummer aangever 17]
Datum betaling 30-03-2013
Bedrag aankoop 40
Betalingsmethode overschrijving
Bankrekeningnummer wederpartij: [bankrekeningnummer 'katvanger 4']
Naam rekeninghouder wederpartij
Gegevens wederpartij:
[voornaam 3]
Achternaam ['katvanger 4']
Gebruikersnaam Marktplaats
[emailadres 7]
mobiel telefoonnummer [telefoonnumer 'katvanger 4'] ;
2. een screenshot van een overboeking van € 40,00 naar een rekening op naam van ['katvanger 4'] d.d. 30 maart 2013, opgenomen op pagina 9 van voornoemd zaakdossier 18;
3. de bewijsmiddelen 3, 4 en 5 genoemd bij feit 1, sub p.
Vrijspraak
De rechtbank acht het onder
feit 1 sub n en sub oten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. De betrokkenheid van verdachte bij deze zaken zou moeten blijken uit het feit dat bij het plaatsen van de Marktplaatsadvertentie gebruik is gemaakt van een IP-adres dat te herleiden is tot de woning van verdachte aan de [adres 2] te [pleegplaats 1] en de verklaringen van ['katvanger 3'] . Naar het oordeel van de rechtbank zijn de door ['katvanger 3'] afgelegde verklaringen dusdanig wisselend, tegenstrijdig en niet concreet dat deze niet als bewijsmiddel voor onderhavige zaken te gebruiken zijn. Het aantreffen van het voornoemde IP-adres is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om actief medeplegen door verdachte te bewijzen, omdat hieruit slechts is af te leiden dat door een mobiel apparaat in verdachtes woning de Marktplaatsadvertentie is opgemaakt. Dit kan derhalve ook gedaan zijn door één van de bezoekers van verdachtes woning die voor het plaatsen van de advertentie gebruik heeft gemaakt van de internetaansluiting van verdachte zonder dat verdachte daarbij actief betrokken was. Daarbij weegt de rechtbank mee dat verdachte heeft verklaard, hetgeen door anderen is bevestigd, dat zijn woning een soort inloophuis was waardoor diverse personen dikwijls in zijn woning verbleven en waarbij hij hen toestond gebruik te maken van het internet in zijn woning.
1. een proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 maart 2015, nummer 12LMIO645-1 AH-014-01, opgenomen op pagina 36 van zaakdossier 1 d.d. 24 augustus 2015 opgemaakt door Politie Noord-Nederland, inhoudende als relatering van de verbalisant:
Ik heb onderzoek gedaan naar de beelden welke zijn gevorderd van de ABN AMRO bank op 26 augustus 2014 met documentcode ['katvanger'] [bankrekeningnummer 'katvanger'] . De periode waarvan de beelden zijn gevorderd is 1 juni 2014 tot en met 25 augustus 2014. Doel van het bekijken van de beelden was om te zien wie er in genoemde periode geldbedragen pint vanaf het rekeningnummer [bankrekeningnummer 'katvanger'] ten name van ['katvanger'] . Op dit rekeningnummer zijn in de periode van 26 juni 2014 tot en met 3 augustus 2014 bedragen gestort door benadeelden. De benadeelden hebben gereageerd op advertenties welke geplaatst zijn op de online advertentiesite Marktplaats.nl . De adverteerder bood tickets te koop aan in de advertentie.
Ik zag op de beelden van de ABN AMRO dat in de periode van 25 juli 2014 tot en met 1 augustus 2014 drie verschillende manspersonen geldbedragen pinden vanaf de rekening van ['katvanger'] . Later bleek één van deze manspersonen te zijn: [verdachte] .
Beelden van de bank:
Afbeelding 3: op 31 juli 2014 pint [verdachte] een geldbedrag van 120,- euro bij de ABN AMRO geldautomaat aan de Strandweg in Scheveningen.
Afbeelding 4: op 31 juli 2014 pint [verdachte] een geldbedrag van 30,- euro bij de ABN AMRO geldautomaat aan de Strandweg in Scheveningen;
2. een proces-verbaal herkenning, d.d. 12 maart 2015, nummer AH-014-02, opgenomen op pagina 59 van voornoemd zaakdossier 1, inhoudende als relatering van de verbalisant:
Op 12 maart 2014 heb ik onderzoek gedaan naar de beelden welke zijn gevorderd van de ABN AMRO Bank op 26 augustus 2014 met documentcode ['katvanger'] [bankrekeningnummer 'katvanger'] , zie hiervoor proces-verbaal bevindingen met documentcode 12LMI0645-1 AH. Op de beelden zag ik een manspersoon welke ik ambtshalve ken als [verdachte] , geboren op [geboortedatum] ;
3. een digitale aangifte d.d. 1 september 2013, nummer V-024-A-004, opgenomen op pagina 5 van zaakdossier 19 d.d. 24 augustus 2015 opgemaakt door Politie Noord-Nederland, inhoudende als verklaring van [aangever/gedupeerde 19] :
Purchased north sea jazz festival tickets online from what I believed to be 2 "separate" sellers. They have not delivered any tickets as per agreement and now both phone numbers are not going through. Turned out that the 2 "separate" sellers are in fact the same person as the bank account numbers are the same. note that I am referring to 2 separate transactions (same accoutn number) totaling to 350 euro (140 + 210)
Ik doe aangifte van oplichting.
Telefoonnummer aangever: [telefoonnummer aangever 19]
Datum betaling 11-07-2013
Bedrag aankoop 350
Betalingsmethode overschrijving
Bankrekeningnummer wederpartij: [bankrekeningnummer 'katvanger 5']
Naam rekeninghouder wederpartij ['katvanger 5']
Gegevens wederpartij:
[voornaam 4]
Achternaam ['katvanger 5']
Gebruikersnaam -
[emailadres 8]
mobiel telefoonnummer [telefoonnummer 1 'katvanger 4'] en [telefoonnummer 2 'katvanger 4'] ;
4. screenshots van een overboeking van € 140,00 en van € 210,00 naar een bankrekening op naam van ['katvanger 5'] d.d. 11 juli 2013 en 12 juli 2013, opgenomen op pagina 10 en 11 van voornoemd zaakdossier 19;
5. een digitale aangifte d.d. 2 september 2013, nummer V-024-A-015, opgenomen op pagina 5 van zaakdossier 20 d.d. 24 augustus 2015 opgemaakt door Politie Noord-Nederland, inhoudende als verklaring van [aangever/gedupeerde 20] :
De heer ['katvanger 5'] bood via marktplaats kaartjes aan voor het North Sea jazz festival. Ik reageerde telefonisch, was blij nog een kaartje te kunnen krijgen. Hij zou de kaartjes aangetekend versturen nadat hij mijn betalingskopie binnen had. Ik heb hem dat gemaild en ook gevraagd of hij de barcode van het kaartje aan mij kon mailen. Hij zei dat hij druk was met boodschappen doen, omdat hij 's avonds op vakantie zou gaan, maar dat hij er later naar zou kijken. De dag erop heb ik geen kaartjes ontvangen en heb ik hem gesmst en gebeld, evenals de dag daarop. Ik heb nooit meer iets van hem gehoord en de kaartjes nooit gekregen. Bankrekening nummer ['katvanger 5'] : [bankrekeningnummer 'katvanger 5'] Door hem opgegeven woonplaats: [plaats] . Ik doe aangifte van oplichting.
Telefoonnummer aangever: [telefoonnummer 3 'katvanger 4']
Datum betaling 11-07-2013
Bedrag aankoop 70
Betalingsmethode overschrijving
Bankrekeningnummer wederpartij: [bankrekeningnummer 'katvanger 5']
Gegevens wederpartij:
[voornaam 4]
Achternaam ['katvanger 5']
[emailadres 8]
mobiel telefoonnummer [telefoonnummer 2 'katvanger 4'] ;
6. een screenshot van een overboeking van € 70,00 naar de bankrekening op naam van ['katvanger 5'] d.d. 11 juli 2013, opgenomen op pagina 14 van voornoemd zaakdossier 20;
7. een proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 augustus 2014, nummer PL031V-2013067972-12, opgenomen op pagina 38 van voornoemd zaakdossier 19, inhoudende als relatering van de verbalisant:
Omdat de Rabobank vermoedens had dat er frauduleuze handelingen werden gepleegd met de bankpas van ['katvanger 5'] met het rekeningnummer [bankrekeningnummer 'katvanger 5'] heeft het fraudeteam van de Rabobank een intern onderzoek verricht naar deze frauduleuze handelingen.
Op het afschrift horende bij het rekeningnummer [bankrekeningnummer 'katvanger 5'] zag ik dat er op 11-07-2013 om 10:36 uur een geldbedrag van 310,00 euro, werd opgenomen bij een automaat van de Rabobank [pleegplaats 1] in de [wijk 2] te [pleegplaats 1] . Hierop heb ik de bijbehorende camera beelden van de transactie bekeken die ik bij het fraudedossier heb ontvangen. Op deze camerabeelden zag ik om 10:39 uur, een man waarvan ik vermoed dat hij zijn identiteit probeerde te verhullen. Dit vermoeden ontstaat doordat deze man een petje draagt en een zonnebril op heeft. Ambtshalve ken ik deze persoon als [verdachte] .
Op het afschrift horende bij het rekeningnummer [bankrekeningnummer 'katvanger 5'] zag ik dat er op 11-07-2013 om 21:46 uur een geld bedrag van 90,00 euro werd opgenomen bij een automaat van de Rabobank [pleegplaats 1] in de [wijk 2] te [pleegplaats 1] . Hierop heb ik de bijbehorende camera beelden van de transactie bekeken die ik bij het fraudedossier heb ontvangen. Op deze camerabeelden zag ik om 21:49 uur, een man waarvan ik vermoed dat hij zijn identiteit probeerde te verhullen. Dit vermoeden ontstaat doordat deze man een petje draagt en een zonnebril op heeft. Ambtshalve ken ik de persoon die naar mijn inzicht zijn identiteit probeert te verhullen als zijnde [verdachte] .
Op het afschrift horende bij het rekeningnummer [bankrekeningnummer 'katvanger 5'] zag ik dat er op 12-07-2013 om 12:38 uur een geld bedrag van 50,00 euro werd opgenomen bij een automaat van de Rabobank [pleegplaats 1] in de [wijk 2] te [pleegplaats 1] . Hierop heb ik de bijbehorende camera beelden van de transactie bekeken die ik bij het fraudedossier heb ontvangen. Op deze camerabeelden zag ik om 12:40.53 uur, dat een onbekende man geld opneemt en om 12:41 uur, een man waarvan ik, vermoed dat hij zijn identiteit probeerde te verhullen. Dit vermoeden ontstaat door dat deze man een petje draagt en een zonnebril op heeft. Ambtshalve ken ik de persoon die naar mijn inzicht zijn identiteit probeert te verhullen als zijnde [verdachte] .
Telkens is het pinnen drie minuten later dan wordt aangegeven op het bankafschrift. Ik maak hieruit op dat de pinautomaat van de Rabobank [pleegplaats 1] gevestigd in de [wijk 2] te [pleegplaats 1] 3 minuten achterloopt. Hiermee bedoel ik dat de pintransactie op het bankafschrift horend bij een rekeningnummer en de daadwerkelijke tijd aangegeven bij de camerabeelden horende bij deze pinautomaat 3 minuten met elkaar schelen. Het is namelijk wel heel erg onwaarschijnlijk dat 3 keer dezelfde persoon namelijk [verdachte] 3 minuten later pint dan wordt aangegeven op het bankafschrift;
8. een proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 juli 2015, nummer AH-072-01, opgenomen op pagina 49 van voornoemd zaakdossier 19, inhoudende als relatering van de verbalisant:
Op de pinbeelden welke zijn opgevraagd met betrekking tot het Rabobankrekeningnummer
[bankrekeningnummer 'katvanger 5'] ten name van ['katvanger 5'] is te zien dat op 12 juli 2013 om 12.41 uur een persoon pint. De persoon die pint is herkend als [verdachte] , geboren [geboortedatum] .
Op het rekeningafschrift van voornoemd rekeningnummer is te zien dat op 12 juli 2013 om 12.41 uur een bedrag van 50,- euro wordt opgenomen bij de Rabobank pinautomaat [pleegplaats 1] in de [wijk 2] te [pleegplaats 1] ;
9. de door verdachte op de terechtzitting van 15 maart 2016 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ten aanzien van het pinnen als vermeld in feit twee verklaar ik dat ik dat ben. Ik wist dat het illegaal geld was. Het klopt dat ik geld van de rekening van De Jong, waar veel geld op kwam, heb gehaald.
Bewijsoverweging
Uit de in dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen blijkt genoegzaam dat de bankrekeningen op naam van ['katvanger'] en ['katvanger 5'] gevoed werden door geldbedragen die afkomstig waren uit de Marktplaatsoplichting. Derhalve bestond een substantieel deel van het geld op die rekeningen uit illegaal geld. Verdachte heeft enkele geldbedragen van deze rekeningen gepind, terwijl hij wist dat deze bedragen van misdrijf afkomstig waren en heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan witwassen
Parketnummer 18/029891-15:
De rechtbank volstaat ten aanzien van het bewezenverklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 maart 2016;
2. een proces-verbaal van aanhouding d.d. 14 februari 2015, nummer PL0100-2015045149-2, opgenomen in het dossier met nummer PL0100-2015045149 d.d. 4 mei 2015 opgemaakt door Politie Noord-Nederland, inhoudende als relatering van [politie-ambtenaar] , brigadier van politie Eenheid Noord-Nederland:
Ik hoorde een man, terwijl hij op mij afliep, schreeuwen: "Waar bemoei jij je mee vieze pisvlek. Bemoei je er toch niet mee vieze vuile kankermongool." Door deze woorden voelde ik me in mijn naam en eer aangetast.
Parketnummer 18/002848-15:
1. een proces-verbaal van bevindingen, nummer 2013103231, opgenomen op pagina 8 van het dossier met nummer PL01KD-2013103231 d.d. 28 april 2014 opgemaakt door Politie Groningen, inhoudende als relatering van de verbalisanten:
Wij zagen dat [verdachte] uit een in de woonkamer staande geopende kledingkast een grijs etui pakte en hieruit een gripzakje met hierin blauwe pillen nam. Hij deelde hierbij mede dat dit XTC pillen betroffen. Wij zagen dat in een geopende kledingkast enkele bakken met ondergoed en sokken stonden. Achter deze manden zagen wij een zwart onafgesloten kluisje staan. Na optillen van het kluisje voelde ik, [verbalisant 1] , dat hierin een voorwerp met een zwaarder gewicht zat, wat metaalachtig klonk bij heen en weerschuiven. Na het openen van het deksel van dit kluisje zagen wij een in een grote gripzak verpakt klein model pistool, met een leeg magazijn daarnaast Tevens zagen wij in deze zak los verpakte patronen van een klein kaliber en in een kleiner gripzakje een aantal grotere patronen.
2. een proces-verbaal van het Team Wapens, Munitie en Explosieven d.d. 23 oktober 2013, nummer 01-2013103231, opgenomen op pagina 28 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van de verbalisant:
Door personeel van de politie Eenheid Noord-Nederland werden, op een vuurwapen en munitie gelijkende, voorwerpen inbeslaggenomen onder [verdachte] .
Wapen: het voorwerp is een semiautomatisch pistool.
Merk BBM
Model 315 AUTO
Kaliber 6.35 mm
Het voorwerp is geschikt om projectielen of stoffen door een loop af te schieten. De werking van het voorwerp berust op het teweeg brengen van een scheikundige ontploffing.
Derhalve is het voorwerp een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.
Munitie 1:
Soort : Centraalvuur Kogelpatronen
Kaliber : 6,35 mm Browning
Aantal totaal : 12
Deze patronen zijn geschikt om een projectiel door middel van een (voormeld) vuurwapen af te schieten. Derhalve zijn deze patronen munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie.
Munitie 2:
Soort: Centraalvuur Kogelpatronen
Kaliber 7,65 mm Browning
Aantal totaal 23
Deze patronen zijn geschikt om een projectiel door middel van een vuurwapen af te schieten.
Derhalve zijn deze patronen munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie. De vrijstellingsbepalingen van de Wet wapens en munitie zijn op het voormelde vuurwapen en de munitie niet van toepassing.
3. Een proces-verbaal verdovende middelen d.d. 16 oktober 2013 nummer PL01N3-2013103231-22, opgenomen op pagina 36 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van de verbalisanten:
Op 15 oktober 2013 te 09.30 uur werden door mij, [verbalisant 2] , de vermoedelijk verdovende middelen getest. Waarnemingen en bevindingen:
Omschrijving: gripzakje met daarin blauw poeder, blauwe pildelen en blauw, gespikkelde pillen met een breuklijn en een onduidelijke diepdruk.
Het bovenstaande goed werd getest met de MMC Crystal meth/ XTC test;
positief / negatief: positief op XTC.
De kleur- reactietest is een indicatie dat het testmateriaal waarschijnlijk de werkzame stof MDMA (XTC) bevat. MDMA (3,4-methyleendioxyraethylamphetainine) staat vermeld op lijst I van de Opiumwet.
4. een proces-verbaal van verhoor d.d. 3 oktober 2013 nummer PL01KD 2013103231-6, opgenomen op pagina 54 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Dat vuurwapen is van mij. Het pistool, de munitie, het geldkistje waar het inzat en de pillen zijn mijn bezittingen. Het zijn xtc pillen, MDMA.
Parketnummer 18/183521-14:
De rechtbank volstaat ten aanzien van het bewezenverklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 maart 2016;
2. een proces-verbaal van het Team Wapens, Munitie en Explosieven d.d. 17 juli 2014 nummer 01-2014067381, opgenomen op pagina 17 van het dossier met nummer PL01KC-2014067381 d.d. 26 augustus 2014 opgemaakt door Politie Noord-Nederland, inhoudende als relatering van de verbalisant:
Door personeel van de politie, Eenheid Noord-Nederland, werd op een vuurwapen gelijkend voorwerp inbeslaggenomen. Als verdachte voor het illegaal voorhanden hebben wordt in het onderzoek aangemerkt: [verdachte] .
Het voorwerp werd voor nader onderzoek overgedragen aan het Team Wapens, Munitie en Explosieven:
Wapen: het voorwerp is een semi automatisch (gas) pistool.
Serienummer: EVL-1341343.
Het voorwerp is geschikt om projectielen en weerloosmakende of traanverwekkende stoffen door een loop af te schieten. De werking van het voorwerp berust op het teweeg brengen van een scheikundige ontploffing. Bij het wapen werd een passend patroonmagazijn aangeboden. Derhalve is het voorwerp een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de WWM.
Parketnummer 18/123307-14:
1. een proces-verbaal van aangifte d.d. 21 februari 2014 nummer PL031V-2014013959-1, opgenomen op pagina 43 van het dossier met nummer PL031V-2014020071 d.d. 14 maart 2014 opgemaakt door Politie Noord-Nederland, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Op 20 februari 2014 te [pleegplaats 1] zag ik dat de mij zeer goed bekende [verdachte] en [persoon 1] uit een auto stapten. Ik hoorde dat [voornaam verdachte] mijn naam noemde en tegen mij zei: "Wat doe je nou, waar ben je mee bezig!?" Ik zag dat [persoon 1] tweemaal opzettelijk en met kracht naar mijn gezicht uithaalde met zijn gebalde rechter vuist. Tijdens deze wisseling van slagen heeft [persoon 1] mij in mijn gezicht geraakt en wel op mijn linker oog en jukbeen. Later voelde ik pijn in mijn gezicht bij mijn linkeroog. Ik zag dat [persoon 1] met kracht met zijn linkerbeen tegen mijn rechterenkel aan trapte. Ik voelde op dat moment een pijnscheut door mijn enkel heen gaan. Op dat moment zag ik dat [voornaam verdachte] op mij af kwam rennen. Onder het rennen hoorde ik hem tegen mij roepen: "Kom maar hier, ik pak je!". Ik hoorde [voornaam verdachte] in mijn richting schreeuwen: "Jij kankerjonk, jij de politie bellen, ..!" Daarop kwamen [voornaam verdachte] en [persoon 1] mijn richting uitgerend, waarbij ik de benen nam.
2. een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 februari 2014 nummer PL031W-2014013959-16, opgenomen op pagina 72 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [persoon 1] :
[voornaam verdachte] stapte op [slachtoffer] af. Ze schreeuwden wat tegen elkaar. Ik heb [slachtoffer] een klap op zijn gezicht gegeven. [slachtoffer] sloeg mij terug. Ik heb hem toen met gebalde vuist een klap in zijn gezicht geslagen.
3. de door verdachte op de terechtzitting van 15 maart 2016 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb [slachtoffer] weggescholden. Ik ben naar hem toe gerend of achter hem aangerend.
De rechtbank overweegt het volgende:
Uit voormelde bewijsmiddelen is af te leiden dat verdachte een wezenlijke en significante bijdrage heeft geleverd aan het tegen aangever gepleegde geweld door samen achter aangever aan te rennen, door te schreeuwen naar aangever en zich niet te distantiëren van het door [persoon 1] gepleegde geweld.
Vrijspraak
De rechtbank acht het onder feit 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij dat uit de wettige bewijsmiddelen onvoldoende is af te leiden dat verdachte actief heeft bijgedragen aan de vernieling van de auto van [slachtoffer] .
Parketnummer 18/168947-14:
1. een proces-verbaal van aanhouding d.d. 6 augustus 2014, opgenomen op pagina 3 van het dossier met nummer PL02HH-2014085233 d.d. 6 augustus 2014 opgemaakt door Politie Noord-Nederland, inhoudende als relatering van de verbalisanten:
Op 6 augustus 2014 was ik, verbalisant [hoofdagent] , in uniform gekleed met hierover een windstopper met politie embleem op beide mouwen. Ik deed mijn dienst in een onopvallend dienstvoertuig. Ik zag omstreeks 09.30 uur dat een van de mannen die ik van de foto herkende als [verdachte] op mij afliep. Hij sprak mij aan en zei: wil je ook een biertje? Ik zei tegen de man, nee, ik ben van de politie, ik mag niet drinken onder werktijd. Ik vertelde de man dat ik hen in de gaten aan het houden was omdat er het een en ander voorgevallen was op [locatie] . Ik hoorde dat de man riep, op luide niet mis te verstane wijze: succes daarmee, homo! Ik voelde mij hierdoor in mijn goede naam en eer aangetast. Ik liep naar de man toe. Ik hoorde dat de man zei: ben ik nu aangehouden voor het beledigen van een ambtenaar in functie? Ik zei tegen hem: je bent aangehouden voor belediging. Ik, [verbalisant 3] , deelde verdachte de cautie mee bij aanvang van vervoer. Ik hoorde dat verdachte zei: ik had al lang door dat die man van de politie was, daarom ben ik naar hem toegelopen. Ik heb hem vervolgens voor homo uitgescholden.
2. een proces-verbaal van verhoor d.d. 6 augustus 2014 opgenomen op pagina 8 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Het viel mij op dat een man in een auto naar mij keek. Ik zag dat hij papieren bij zich had waarop mijn foto stond. Ik heb de man uitgescholden voor homo.
De rechtbank overweegt het volgende.
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte voor het onderhavige feit dient te worden vrijgesproken, omdat de omstandigheden waarin het woord homo geroepen is niet dusdanig zijn geweest dat sprake is van een strafbare belediging. De rechtbank verwerpt dit verweer aangezien het roepen van het woord ’homo’ naar een agent die, naar verdachte wist, in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening is, evident als scheldwoord bedoeld is.