ECLI:NL:RBNNE:2016:2042

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 april 2016
Publicatiedatum
28 april 2016
Zaaknummer
18.950054-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting met levensgevaar en diefstal in [pleegplaats]

Op 28 april 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die verantwoordelijk werd gehouden voor meerdere brandstichtingen in [pleegplaats]. De verdachte had in totaal zeven branden gesticht, waarvan drie met ernstig levensgevaar voor omwonenden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks eerdere veroordelingen voor brandstichting, opnieuw ernstige strafbare feiten had gepleegd. De verdachte was eerder veroordeeld tot veertig maanden gevangenisstraf, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, maar dit had hem niet weerhouden van het plegen van nieuwe feiten. De rechtbank rekende de verdachte deze nieuwe feiten zwaar aan, vooral gezien de maatschappelijke impact van de branden in [pleegplaats]. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaren en terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, rekening houdend met zijn verminderd toerekeningsvatbaarheid door psychische aandoeningen. De vorderingen van benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte aansprakelijk stelde voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummers 18/950054-15
18/159045-15
01-000849-14 (vordering na voorwaardelijke veroordeling)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 april 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] ,
thans gedetineerd in het [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 23 februari en 18 april 2016.
De verdachte is telkens verschenen en werd telkens bijgestaan door mr. I.M. Weijers, advocaat te Emmen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

Tenlasteleggingen

Aan verdachte is onder parketnummer 18/950054-15 krachtens een ter terechtzitting van 23 februari 2016 toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging en onder parketnummer 18/159045-15 bij dagvaarding ten laste gelegd dat
parketnummer 18/950054-15
1.
hij in of omstreeks de nacht van 24 op 25 mei 2015, te [pleegplaats] , bij de woningen [adres 1] / [adres 2] , opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met papier en/of een schutting, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan die schutting geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de woningen [adres 1] / [adres 2] en/of aangrenzende woningen in het appartementencomplex, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de bewoonster van de woning [adres 1] en/of bewoners van aangrenzende woningen in dat appartementencomplex, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoonster van de woning [adres 1] en/of bewoners van aangrenzende woningen in dat appartementencomplex, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
2.
hij in of omstreeks de nacht van 24 op 25 mei 2015, te [pleegplaats] , bij de woning [adres 3] , opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met spullen die aldaar onder de overkapping stonden, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan de achterzijde van die woning geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de woning [adres 3] en/of de aangrenzende woning [adres 4] , in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar voor de bewoonster van de woning [adres 4] , in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoonster van de woning [adres 4] , in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
3.
hij in of omstreeks de nacht van 24 op 25 mei 2015, te [pleegplaats] , bij de woning [adres 5] , opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een stukje textiel en/of een schutting, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan die schutting geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die schutting en/of het aangrenzende buurthuis “ [buurthuis] ”, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de nacht van 24 op 25 mei 2015, te [pleegplaats] , ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten aan een schutting bij de woning [adres 5] , met dat opzet open vuur in aanraking heeft gebracht met een stukje textiel en/of die schutting, althans met een brandbare stof, en daarvan gemeen gevaar
voor goederen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij in of omstreeks de nacht van 21 op 22 juli 2015, te [pleegplaats] , op of nabij de [straat] , opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een dekzeil van een aanhangwagen, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan de lading van die aanhangwagen en/of die aanhangwagen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de lading van die
aanhangwagen, die aanhangwagen, een naastgelegen lantaarnpaal en/of naastgelegen groenvoorzieningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
5.
hij in of omstreeks de nacht van 28 op 29 juli 2015, te [pleegplaats] , bij de woning [adres 6] , opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met de inhoud van een huisvuil container, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan twee huisvuilcontainers geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de woning [adres 6] en/of een aangrenzende woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de bewoonster van de woning [adres 6] en/of bewoners van de aangrenzende woning, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoonster van de woning [adres 6] en/of bewoners van de aangrenzende woning, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
parketnummer 18/159045-15
hij op of omstreeks 21 juli 2015 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen drie bierkratten gevuld met lege flesjes en een bierkrat gevuld met volle flesjes, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het [winkelbedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
In de tenlasteleggingen voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd verdachte terzake het onder parketnummer 18/950054-15 onder 1., 2., 3. subsidiair, 4. en 5. en het onder parketnummer 18/159045-15 tenlastegelegde te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaren met aftrek van voorarrest en tot een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de [benadeelde partij 1] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 3.270,95 onder niet-ontvankelijk verklaring van het meer gevorderde, dat de vordering van de [benadeelde partij 2] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 2.650,-- vermeerderd met de proceskosten ad € 98,17, onder niet-ontvankelijk verklaring van het meer gevorderde en dat de vordering van de [benadeelde partij 3] integraal zal worden toegewezen, tevens telkens in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel. Tenslotte heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de aan verdachte bij vonnis van de politierechter te 's-Hertogenbosch van 24 maart 2014 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van één week.

Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelijk aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht bepleit, alsmede een terbeschikkingstelling onder voorwaarden en afwijzing van de vordering na voorwaardelijke veroordeling. De raadsvrouw heeft aangegeven dat de vordering van de [benadeelde partij 1] niet ontvankelijk moet worden verklaard omdat deze onvoldoende is onderbouwd. Zij stelt dat de vordering van de [benadeelde partij 2] voor wat betreft de goederen niet ontvankelijk moet worden verklaard, met betrekking tot de aanhangwagen moet worden gematigd en dat de proceskosten kunnen worden toegewezen. De raadsvrouw stelt dat de vordering van de [benadeelde partij 3] niet ontvankelijk moet worden verklaard omdat deze onvoldoende is onderbouwd.

Vrijspraak

De verdachte dient van het onder parketnummer 18/950054-15 onder 3. primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit, evenals de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte, niet wettig en overtuigend bewezen acht.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank past bij de beoordeling van het ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
De rechtbank volstaat met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
parketnummer 18/950054-15
ten aanzien van het eerste feit
- de aangifte van [naam (benadeelde partij 3)] d.d. 28 mei 2015 [1] ;
- de aangifte van [naam 1] d.d. 28 mei 2015 [2] ;
- een proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 22 juni 2015 [3] ;
- de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 18 april 2016 dat hij deze brandstichting bekent.
ten aanzien van het tweede feit
- de aangifte van [naam (benadeelde partij 1)] d.d. 26 mei 2015 [4] ;
- een proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 22 juni 2015 [5] ;
- de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 18 april 2016 dat hij deze brandstichting bekent.
ten aanzien van het derde feit
- de aangifte van [naam 3] d.d. 28 mei 2015 [6] ;
- een proces-verbaal van brandonderzoek d.d. 10 juni 2015 [7] ;
- de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 18 april 2016 dat hij deze poging tot brandstichting bekent.
ten aanzien van het vierde feit
- de aangifte van [naam (benadeelde partij 2)] d.d. 23 juli 2015 [8] ;
- een proces-verbaal van brandonderzoek d.d. 28 juli 2015 [9] ;
- de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 18 april 2016 dat hij deze brandstichting bekent.
ten aanzien van het vijfde feit
- de aangifte van [naam 4] d.d. 29 juli 2015 [10] ;
- een proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 6 augustus 2015 [11] ;
- de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 18 april 2016 dat hij deze brandstichting bekent.
parketnummer 18/159045-15
- de aangifte van [naam 5] d.d. 27 juli 2015 namens [winkelbedrijf] [12] ;
- de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 18 april 2016 dat hij deze diefstal bekent.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18/950054-15 onder 1., 2., 3. subsidiair, 4. en 5. en het onder parketnummer 18/159045-15 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat
parketnummer 18/950054-15
1.
hij in de nacht van 24 op 25 mei 2015, te [pleegplaats] , bij de woningen [adres 1] / [adres 2] , opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een brandbare stof, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, en gemeen gevaar voor de woningen [adres 1] / [adres 2] en aangrenzende woningen in het appartementencomplex en levensgevaar voor de bewoonster van de woning [adres 1] en bewoners van aangrenzende woningen in dat appartementencomplex te duchten was;
2.
hij in de nacht van 24 op 25 mei 2015, te [pleegplaats] , bij de woning [adres 3] , opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een brandbare stof, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, en gemeen gevaar voor de woning [adres 3] en de aangrenzende woning [adres 4] en levensgevaar voor de bewoonster van de woning [adres 4] te duchten was;
3.
hij in de nacht van 24 op 25 mei 2015, te [pleegplaats] , ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten aan een schutting bij de woning [adres 5] , met dat opzet open vuur in aanraking heeft gebracht met een brandbare stof, en gemeen gevaar voor goederen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij in de nacht van 21 op 22 juli 2015, te [pleegplaats] , op de [straat] , opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met brandbare stof, ten gevolge waarvan de lading van een aanhangwagen en die aanhangwagen zijn verbrand en gemeen gevaar voor een naastgelegen lantaarnpaal en naastgelegen groenvoorzieningen te duchten was;
5.
hij in de nacht van 28 op 29 juli 2015, te [pleegplaats] , bij de woning [adres 6] , opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een brandbare stof, ten gevolge waarvan twee huisvuilcontainers zijn verbrand en gemeen gevaar voor de woning [adres 6] en een aangrenzende woning en levensgevaar voor de bewoonster van de woning [adres 6] en bewoners van de aangrenzende woning te duchten was;
parketnummer 18/159045-15
hij op 21 juli 2015 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen drie bierkratten gevuld met lege flesjes en een bierkrat gevuld met volle flesjes, toebehorende aan het [winkelbedrijf] .
De verdachte zal van het onder parketnummer 18/950054-15 onder 1., 2., 3. subsidiair, 4. en 5. en het onder parketnummer 18/159045-15 meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Redengeving bewezenverklaring

De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen bewezen is verklaard en op grond daarvan heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het onder parketnummer 18/950054-15 onder 1., 2., 3. subsidiair, 4. en 5. en het onder parketnummer 18/159045-15 bewezen verklaarde heeft begaan.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
onder parketnummer 18/950054-15
onder 1.:
- opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is,
- opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is,
strafbaar gesteld bij artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2.:
- opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
- opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is,
strafbaar gesteld bij artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 3. subsidiair:
- poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is,
strafbaar gesteld bij artikel 157 in verbinding met artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 4.:
- opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is,
strafbaar gesteld bij artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 5.:
- opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
- opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is,
strafbaar gesteld bij artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht;
onder parketnummer 18/159045-15
diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van een psychiatrisch rapport d.d. 12 februari 2016, opgemaakt door F.P.J. van Soeren, psychiater te Groningen.
Dit rapport houdt onder meer in, zakelijk weergegeven: bij verdachte is sprake van PDD-NOS, een licht verstandelijke handicap, een gemengde persoonlijkheidsstoornis en misbruik van verschillende verdovende middelen.
Deze aandoeningen waren ook aanwezig ten tijde van de delicten en beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde.
Verdachte wordt sociaal chronisch overvraagd. De stress en de onlustgevoelens die dat oplevert rond falen probeert hij onder controle ter krijgen met drugsgebruik, narcistisch gedrag en diefstallen die zijn sociale positie echter nog verder verslechteren en het gevoel van falen versterken. Hij had onvoldoende controle op zijn handelen en handelde impulsief vanuit sterke onlustgevoelens.
Van Soeren acht verdachte op grond hiervan verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank heeft eveneens kennis genomen van een psychologisch rapport d.d. 12 februari 2016, opgemaakt door H.A. Feringa, klinisch psycholoog.Dit rapport houdt onder meer in, zakelijk weergegeven: bij verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis in de zin van verslavingsproblematiek, autisme, mogelijk een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit en een stoornis in de impulsbeheersing waarbij er aanwijzingen zijn voor pyromanie.Deze stoornissen en de gebrekkige ontwikkeling bestonden ook ten tijde van het tenlastegelegde en beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. Vanuit de behoefte aan aandacht en de verbondenheid en de hieraan gerelateerde onmachtgevoelens heeft verdachte de neiging om zichzelf te overschreeuwen, zijn handelen te verdraaien of aan te passen, mooier te maken dan het is. Door deze narcistische affectafweer, ter overdekking van sociaal onvermogen, kan agressie onverwacht doorbreken leidend tot angstklachten en (impulsief) acting out gedrag zoals brandstichtingen.
Verdachte was door de bij hem aanwezige ernstige en complexe problematiek in combinatie met de beperkte mogelijkheden van de ambulante behandeling en begeleiding onvoldoende in staat om zijn gedrag adequaat te sturen. Feringa acht om die reden verdachte verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusies en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezen en strafbaar geachte feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan.
Voorts heeft de rechtbank gelet op de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, op het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 10 maart 2016, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens opzettelijke brandstichtingen en vermogensdelicten, alsmede op de rapporten die omtrent de persoonlijkheid en geestvermogens van verdachte zijn opgemaakt, op de vordering van de officier van justitie, op het pleidooi van de raadsvrouw van verdachte en op de ter terechtzitting gedane erkenning van de verdachte dat hij zich aan de op de dagvaarding onder parketnummer 18/950054-15 ad-informandum gevoegde feiten heeft schuldig gemaakt, welke feiten hiermee zijn afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De afgelopen jaren is [pleegplaats] geteisterd door een aantal brandstichtingen. De maatschappelijke impact daarvan is enorm geweest. Betrokkenheid van verdachte bij deze brandstichtingen is overigens niet aangetoond.
Na een periode van betrekkelijke rust zijn er in de nacht van 24 op 25 mei 2015 echter weer drie grote branden in [pleegplaats] . Ook in de nacht van 21 op 22 juli 2015, in de nacht van 28 op 29 juli 2015 en in de nacht van 12 op 13 augustus 2015 zijn er weer enkele branden.
Voor deze branden is verdachte wél verantwoordelijk. In totaal heeft hij zeven bewijsbare branden gesticht. In drie gevallen is sprake geweest van ernstig levensgevaar voor personen.
Verdachte is eerder veroordeeld voor brandstichting met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen. Hij heeft hiervoor veertig maanden gevangenisstraf gekregen waarvan twaalf voorwaardelijk. Er werd een proeftijd van vijf jaren opgelegd met behandeling en toezicht. Dit heeft hem echter niet weerhouden van het plegen van nieuwe, ernstige strafbare feiten. De rechtbank rekent de verdachte deze nieuwe feiten zwaar aan.
Door verdachtes handelen heeft hij opnieuw voeding gegeven aan de onrust en de angst die in [pleegplaats] voor branden bestond.
Anderzijds houdt de rechtbank er rekening mee dat deze feiten de verdachte slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend. Maar met een gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte in het kader van zijn voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zoals de raadsvrouw van verdachte heeft bepleit, kan echter, gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn gepleegd, geen sprake zijn.
De rechtbank acht voor deze feiten een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaren passend en gerechtvaardigd.
In deze straf is de diefstal van bier en bierkratten op 21 juli 2015 te [pleegplaats] , toebehorende aan [winkelbedrijf] , verdisconteerd.
Gelet op de persoonlijke problematiek van verdachte zoals weergegeven in de rapporten van de gedragskundigen en zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid valt de gevangenisstraf lager uit dan door de officier van justitie is geëist.

Motivering van de maatregel van terbeschikkingstelling

Naast het opleggen van een langdurige gevangenisstraf heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd.
De rechtbank acht aangewezen dat verdachte ter beschikking wordt gesteld én dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Door de gedragsdeskundigen, F.P.J. van Soeren, psychiater, en H.A. Feringa, klinisch psycholoog, die de verdachte beiden hebben onderzocht, is elk afzonderlijk een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies uitgebracht.
De conclusies in het advies van F.P.J. van Soeren, psychiater, d.d. 12 februari 2016 luiden, zakelijk weergegeven:
bij verdachte is sprake van PDD-NOS, een licht verstandelijke handicap, een gemengde persoonlijkheidsstoornis en misbruik van verschillende verdovende middelen.
Deze aandoeningen waren ook aanwezig ten tijde van de delicten en beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde.
Verdachte wordt sociaal chronisch overvraagd. De stress en de onlustgevoelens die dat oplevert rond falen probeert hij onder controle ter krijgen met drugsgebruik, narcistisch gedrag en diefstallen die zijn sociale positie echter nog verder verslechteren en het gevoel van falen versterken die uiteindelijk tot brandstichtingen leidt, die als het uitreageren van onlust gezien kunnen worden.
Van Soeren adviseert een terbeschikkingstelling met voorwaarden om verdachte vanuit een klinische setting te stabiliseren maar stelt dat, gezien de ernst van de delicten en de recidiefkans, een terbeschikkingstelling met dwangverpleging kan worden overwogen indien verdachte niet akkoord gaat met de voorwaarden.
De conclusies in het advies van H.A. Feringa, klinisch psycholoog, d.d. 12 februari 2016 luiden, zakelijk weergegeven:
er is bij verdachte sprake van een ziekelijke stoornis in de zin van verslavingsproblematiek, autisme, mogelijk een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit en een stoornis in de impulsbeheersing waarbij er aanwijzingen zijn voor pyromanie.
Tevens is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Hij heeft een verstandelijke beperking met een disharmonisch profiel waarbij vooral de handelings-gerichtheid en de verwerkingssnelheid van informatie achterblijft en hij op een sociaal-emotioneel kinderlijk niveau functioneert.
Deze aandoeningen waren ook aanwezig ten tijde van de delicten en beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde.
Verdachte is door de bij hem aanwezige ernstige en complexe problematiek onvoldoende in staat om zijn gedrag adequaat te sturen.
Het risico op herhaling is groot indien verdachte niet is opgenomen in een adequate hulpverlenings- en begeleidingscontext.
Gezien de ernst en het recidiverend karakter van de door verdachte gepleegde delicten is het van belang dat hij in een beschermende omgeving meer inzicht krijgt in zijn problemen. Zowel het klinisch proces als de periode van resocialiseren heeft ruimschoots de tijd nodig.
Feringa adviseert, rekening houdend met de ernst van de problematiek, de ernst van het delict en het hoge recidivegevaar, terbeschikkingstelling met voorwaarden maar stelt dat, indien verdachte zich niet mocht houden aan de voorwaarden, een terbeschikkingstelling met voorwaarden kan worden omgezet naar een terbeschikkingstelling met verpleging.
De rechtbank verenigt zich met de bovenstaande conclusies en maakt die tot de hare.
Op grond van die conclusies is de rechtbank van oordeel dat bij de verdachte tijdens het begaan van de onder parketnummer 18/950054-15 bewezen verklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens bestond.
De door de verdachte onder parketnummer 18/950054-15 begane feiten zijn misdrijven, waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Op grond van het bovenstaande en mede gelet op de ernst van de begane feiten is de rechtbank van oordeel dat de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist.
Naar het oordeel van de rechtbank kan vanwege de ernst van de feiten met een terbeschikkingstelling onder voorwaarden, zoals de gedragsdeskundigen hebben geadviseerd, niet worden volstaan.
De rechtbank zal daarom gelasten dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en, overeenkomstig de vordering van de officier van justitie, bevelen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.

De vorderingen van de benadeelde partijen

[naam (benadeelde partij 3)]
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen geachte feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. Het gevorderde bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar.
[naam (benadeelde partij 1)]
De rechtbank is van oordeel dat zij over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte van de geleden schade te kunnen beoordelen. De rechtbank zal echter niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om de hoogte van die schade alsnog te doen aantonen. Dit zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[naam (benadeelde partij 2)]
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen geachte feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot een bedrag van € 848,17 (€ 600,-- voor de enkelassige aanhanger en € 150,-- voor de inboedel, vermeerderd met de proceskosten ad € 98,17) voldoende aannemelijk gemaakt.
De civiele vordering is dan ook gegrond en tot genoemd bedrag voor toewijzing vatbaar.
Voor het overige acht de rechtbank de vordering onvoldoende aannemelijk gemaakt. De benadeelde partij zal voor dit deel niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Schadevergoedingsmaatregelen

Met betrekking tot de bewezen geachte feiten acht de rechtbank de verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door de strafbare feiten is toegebracht. Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd die bedragen aan de Staat te betalen ten behoeve van de slachtoffers.
De rechtbank zal ingevolge het bepaalde in artikel 36f, zevende lid van het Wetboek van Strafrecht telkens vervangende hechtenis opleggen.
Tot vervangende hechtenis zal worden overgegaan als volledig verhaal op de goederen van de verdachte onmogelijk is gebleken [13] .
De rechtbank acht het illusoir te menen dat verdachte, aan wie, zoals hierna zal worden beslist, een langdurige gevangenisstraf en terbeschikkingstelling met dwangverpleging zal worden opgelegd, in staat zal zijn binnen een redelijke termijn aan zijn verplichtingen te voldoen. Daarmee zou de normaliter op te leggen vervangende hechtenis, die immers is bedoeld als drukmiddel voor betalingsonwilligen, naar het oordeel van de rechtbank een punitief karakter krijgen, hetgeen de rechtbank ongewenst acht.
De rechtbank zal daarom bepalen dat bij gebreke van betaling van de aan de Staat te betalen bedragen telkens slechts één dag vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 01-000849-14
Nu aan de veroordeelde onder de parketnummers 18/950054-15 en 18/159045-15 bij vonnis van heden een gevangenisstraf voor de tijd van drie jaren en de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging zal worden opgelegd acht de rechtbank tenuitvoerlegging van één week voorwaardelijke gevangenisstraf, opgelegd bij vonnis van de politierechter te 's-Hertogenbosch van 24 maart 2014, niet opportuun.
De rechtbank zal de vordering daarom afwijzen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14g, 14h, 14i, 14j, 27, 36f, 37a, 37b en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder parketnummer 18/950054-15 onder 3. primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder parketnummer 18/950054-15 onder 1., 2., 3. subsidiair, 4. en 5. en het onder parketnummer 18/159045-15 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder parketnummer 18/950054-15 onder 1., 2., 3. subsidiair, 4. en 5. en het onder parketnummer 18/159045-15 meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij;

veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de tijd van drie jaren.

De rechtbank beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de
opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank beveelt dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld en van overheidswege zal worden verpleegd.
De rechtbank stelt vast dat de totale duur van de maatregel van terbeschikkingstelling een periode van vier jaar te boven mag gaan.

de benadeelde partij [naam (benadeelde partij 3)]

De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van de som van € 1.549,-- en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer een bedrag van € 1.549,-- te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door één dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.

De benadeelde partij [naam (benadeelde partij 1)]

De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.

De benadeelde partij [naam (benadeelde partij 2)]

De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van de som van € 848,17 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is dat dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer een bedrag van € 848,17 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door één dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 01-000849-14
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie af.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter,
en mr. M.A.A. van Capelle en mr. J. van den Bosch, rechters,
bijgestaan door R.C. Sprong, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 april 2016.

Voetnoten

1.dossierpagina 44 van dossiernummer NN3R015033 - Koronis
2.dossierpagina 47
3.dossierpagina 55
4.dossierpagina 218
5.dossierpagina 227
6.dossierpagina 361
7.dossierpagina 363
8.dossierpagina 377
9.dossierpagina 381
10.dossierpagina 406
11.dossierpagina 409
12.dossierpagina 8 van dossiernummer PL0100 - 2015217862
13.artikel 573, derde lid Wetboek van Strafvordering