ECLI:NL:RBNNE:2016:2016

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 april 2016
Publicatiedatum
26 april 2016
Zaaknummer
19.092808-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte voor openlijk geweld in vereniging; geweld niet buiten proportioneel

Op 26 april 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van openlijk geweld in vereniging gepleegd op 2 maart 2014 in Emmen. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastelegging, omdat de rechtbank oordeelde dat het geweld niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De zaak kwam aan het licht na een incident waarbij de verdachte en een medeverdachte betrokken waren bij een confrontatie met een aangever buiten een café. De officier van justitie stelde dat de verdachte en de medeverdachte openlijk geweld hadden gepleegd, maar de rechtbank vond de getuigenverklaringen tegenstrijdig en onvoldoende om de beschuldigingen te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat het duwen van de aangever door de medeverdachte en het vastpakken door de verdachte, gezien hun rol als portier, niet als buitenproportioneel geweld kon worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de overige geweldscomponenten die aan de verdachte waren ten laste gelegd. De benadeelde partij, de aangever, werd niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen was. De rechtbank bepaalde dat de vordering enkel bij de burgerlijke rechter kon worden ingediend. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee rechters aanwezig waren, en werd op dezelfde dag openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.092808-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 april 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 april 2016.
De verdachte is verschenen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. van den Oever.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 maart 2014, te [pleegplaats] , in de gemeente Emmen, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat] (nabij [cafe] ), in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het (met kracht) duwen tegen het (boven)lichaam van die [slachtoffer] (waarbij en/of waardoor die [slachtoffer] kwam te vallen) en/of (vervolgens) het meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen in/tegen het gezicht/hoofd van die [slachtoffer] en/of het meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen in/tegen het bovenlichaam en/of de rug, althans in/tegen het lichaam van die [slachtoffer] (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag);
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde kan worden bewezen.
[medeverdachte] heeft aangever op enig moment een duw gegeven en op het moment dat aangever op [medeverdachte] afgaat wordt aangever door verdachte vastgegrepen en geraken verdachte en aangever in een soort van worsteling. Als aangever en verdachte aan de overzijde van de weg in de bosjes belanden trekt medeverdachte [medeverdachte] verdachte van aangever af en gaan zij terug naar [cafe] .
Naar het standpunt van de officier van justitie kan bewezen worden dat verdachte en [medeverdachte] openlijk in vereniging geweld hebben gepleegd ten opzichte van aangever door hem met kracht te duwen en vast te pakken.
De officier van justitie acht de overige ten laste gelegde geweldscomponenten niet bewezen.
Uit het dossier komt naar voren dat verdachte en zijn medeverdachten duidelijk anders verklaren over hetgeen zich aan de overzijde van de straat heeft afgespeeld dan de vier getuigen en aangever. Daar komt bij dat de politie niet heeft aangegeven op welke wijze het contact met de vier getuigen tot stand is gekomen. De getuigenverklaringen vertonen wel overeenkomsten maar ook deels weer niet. Zo wordt verschillend door de getuigen verklaard omtrent het aantal portiers dat bij de geweldpleging betrokken zou zijn geweest maar ook dat de door hen beschreven geweldshandelingen niet passen bij het bij aangever geconstateerd letsel.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft betoogd dat hij moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Verdachte heeft daartoe aangevoerd dat hij en [medeverdachte] zich buiten op het terras nabij de traptreden bevonden. Aangever werd naar buiten gebracht want hem was de toegang ontzegd. Aangever wilde zich -na veel aandringen door [medeverdachte] - niet verwijderen en [medeverdachte] heeft aangever op een gegeven moment een duw gegeven zodat aangever de doorgang niet langer blokkeerde. Aangever ging daarna op [medeverdachte] af en verdachte pakte aangever vast omdat [medeverdachte] werd belaagd. Verdachte probeerde aangever rustig te krijgen maar aangever bleef zich verzetten. Aangever en verdachte belandden hierdoor aan de overzijde van de straat en zijn daar in de bosjes ten val gekomen. Verdachte is uiteindelijk door [medeverdachte] ontzet, doordat deze verdachte van aangever aftrok.
Naar het standpunt van de verdachte is het vastpakken van aangever in overeenstemming met het uitoefenen van de functie van beveiliger/portier.
Verdachte heeft voorts aangevoerd dat het verweten geweld aan de overzijde van de straat niet heeft plaatsgevonden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat voor het geweld dat aan de overzijde van de straat bij en in de bosjes zou hebben plaatsgevonden onvoldoende bewijs is.
De getuigenverklaringen zijn tegenstrijdig waar het gaat om het aantal personen dat bij het incident is betrokken. Uit de verklaringen van de getuigen valt bovendien niet af te leiden wat een ieders rol is geweest. Ook het geconstateerde letsel bij aangever past niet bij de verklaringen van de getuigen over wat zich zou hebben voorgedaan. Aangever zou meermalen zijn geschopt en geslagen op zijn lichaam doch dat vindt geen steun in de letselverklaring.
Naar het oordeel van de rechtbank is voor dit onderdeel van de tenlastelegging onvoldoende wettig bewijs.
Uit het dossier komt naar voren dat aangever zich na een incident binnen in [cafe] moest verwijderen, hij is door verdachte naar de uitgang gebracht waar [medeverdachte] aanwezig was.
Uit de verklaring van verdachte en [medeverdachte] blijkt dat aangever, die aangeschoten is, buiten bij de ingang van het café blijft staan en steeds vraagt om uitleg en om zijn jas en dat hij niet weg wilde gaan en de ingang naar het café bleef blokkeren. Op enig moment heeft [medeverdachte] aangever uiteindelijk een duw gegeven om hem te bewegen weg te gaan. Als aangever vervolgens op [medeverdachte] afkomt grijpt verdachte in en pakt aangever vast om hem weg te leiden en om hem rustig te krijgen. Er ontstaat duw- en trekwerk tussen aangever en verdachte en zij belanden aan de overzijde van de weg en komen in de bosjes ten val. [medeverdachte] trekt verdachte van aangever af en vervolgens gaan zij weer richting [cafe] .
Naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat verdachte aangever heeft geslagen en gaat de rechtbank uit van de gang van zaken zoals deze door verdachte en [medeverdachte] is verwoord.
Het duwen van aangever door [medeverdachte] is op zich aan te merken als geweld en wellicht ook het vastpakken van aangever door verdachte. In het licht van de door verdachte en [medeverdachte] uitgeoefende functie van beveiliger/portier en de omstandigheden waarin het geweld heeft plaatsgevonden acht de rechtbank dat geweld, mede gelet op het gedrag van aangever, niet buiten proportioneel. Dat leidt er toe dat er voor dit onderdeel van de tenlastelegging onvoldoende bewijs is.
De verdachte dient van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering en hij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk is in de vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat verdachte en de benadeelde partij de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. C.P. van Gastel en mr. C. Brouwer, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 april 2016.
Mr. Brouwer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.