ECLI:NL:RBNNE:2016:2014

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 april 2016
Publicatiedatum
26 april 2016
Zaaknummer
18.930226-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor seksueel misbruik van minderjarigen binnen gezin

Op 26 april 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn minderjarige dochter en een andere minderjarige. De rechtbank heeft de verdachte, die bijgestaan werd door zijn advocaat mr. J.B. Pieters, veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat begon met een proces-verbaal van de Politie Noord-Nederland. De verdachte heeft tijdens de zitting op 12 april 2016 een bekennende verklaring afgelegd, maar de rechtbank achtte niet alle tenlastegelegde feiten bewezen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig bewijs was voor het misbruik van de minderjarige [slachtoffer 1] voordat zij twaalf jaar oud was. De rechtbank heeft echter wel bewezen geacht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychologische rapportages die wezen op een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van de verdachte, wat invloed had op zijn gedragingen. De rechtbank heeft besloten dat de verdachte in licht verminderde mate strafbaar is, maar dat de ernst van de feiten een lange gevangenisstraf rechtvaardigt. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder verplichte behandeling voor zijn problematiek en toezicht door de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.930226-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 april 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 april 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 24 juni 2007 tot en met 24 juni 2009, op diverse data en/of tijdstippen, te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Emmen, (meermalen) met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte (telkens):
- zijn penis en/of vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht en/of
- ( aan) de vagina van die [slachtoffer 1] gelikt en/of
- zichzelf door die [slachtoffer 1] laten aftrekken,
terwijl hij, verdachte, die [slachtoffer 1] verzorgde of opvoedde als behorend bij zijn gezin en/of die [slachtoffer 1] aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 24 juni 2009 tot en met 1 augustus 2011, op diverse data en/of tijdstippen, te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Emmen, (meermalen) met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte (telkens):
- zijn penis en/of vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht en/of
- ( aan) de vagina van die [slachtoffer 1] gelikt en/of
- zichzelf door die [slachtoffer 1] laten aftrekken,
terwijl hij, verdachte, die [slachtoffer 1] verzorgde of opvoedde als behorend bij zijn gezin en/of die [slachtoffer 1] aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd;
2.
hij in of omstreeks de periode van 23 februari 2012 tot en met 8 augustus 2015, op diverse data en/of tijdstippen, te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente
Emmen, (meermalen) met zijn kind, te weten [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] ), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte (telkens):
- zijn penis en/of vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 2] gebracht en/of
- ( aan) de vagina van die [slachtoffer 2] gelikt;
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde kan worden bewezen op grond van de bekennende verklaring van verdachte en de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De officier van justitie acht ook bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft misbruikt toen zij nog geen 12 jaren oud was nu verdachte bij de politie heeft verklaard dat [slachtoffer 1] 10 of 11 jaar oud was toen het misbruik een aanvang nam.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangegeven dat de ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden geacht met dien verstande dat het misbruik met betrekking tot [slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden vanaf haar twaalfde levensjaar. [slachtoffer 1] heeft dit ook aangegeven en verdachte heeft dit ook zo verklaard in zijn derde verhoor bij de politie.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1 eerste deel ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij dat [slachtoffer 1] heeft verklaard dat het misbruik plaatsvond vanaf haar twaalfde levensjaar. Ook verdachte heeft in zijn derde verhoor bij de politie verklaard en ook op de terechtzitting, dat het misbruik een aanvang nam na het twaalfde levensjaar van [slachtoffer 1] . Er ontbreekt derhalve wettig bewijs dat het misbruik voor het twaalfde levensjaar van [slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder 1 tweede deel en 2 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 april 2016;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 16 augustus 2015, opgenomen op pagina 79ev van het dossier met nummer PL0100-2015236039 d.d. 11 september 2015, inhoudende de bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 14 augustus 2015, opgenomen op pagina 23 ev van voornoemd dossier, inhoudende de bevindingen van [verbalisant 3] en [verbalisant 4] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 24 juni 2009 tot en met 1 augustus 2011, op diverse data en tijdstippen, te [pleegplaats] , met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte:
- zijn penis en vingers in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht en
- aan de vagina van die [slachtoffer 1] gelikt en
- zichzelf door die [slachtoffer 1] laten aftrekken,
terwijl hij, verdachte, die [slachtoffer 1] verzorgde of opvoedde als behorend bij zijn gezin;
2.
hij in de periode van 01 januari 2013 tot en met 8 augustus 2015, op diverse data en tijdstippen, te [pleegplaats] , met zijn kind, te weten [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] ), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte:
- zijn penis en vingers in de vagina van die [slachtoffer 2] gebracht en
- aan de vagina van die [slachtoffer 2] gelikt;
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd.
2. Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van het psychologisch rapport d.d. 8 januari 2016, opgemaakt door drs. B.Y. van Toorn, psycholoog. Dit rapport houdt, zakelijk weergegeven, onder meer in als conclusie:
er is sprake van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens bestaande uit vermijdende en narcistische persoonlijkheidstrekken die binnen de context van relatieproblemen tussen de leden van het stamgezin tot uitdrukking kwamen.
Dit was ook zo ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde en beïnvloedde verdachtes gedragskeuzes en gedragingen.
De delicten kunnen verdachte in licht verminderde mate worden toegerekend waarbij in de afweging ook is betrokken het rationele besef dat verdachte heeft gehad van de weder-rechtelijkheid van zijn handelen.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in licht verminderde mate.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot 6 jaren gevangenisstraf met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft bij haar eis aansluiting gezocht bij de richtlijnen die gelden voor verkrachting.
Een eventuele behandeling van verdachte dient plaats te vinden in het kader van de regeling van de vervroegde invrijheidstelling.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor een aanmerkelijk lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. In onderhavig geval is sprake van een gezinsdrama en daar past in feite alleen therapie bij. Er is contact tussen de slachtoffers, de moeder en de verdachte. Het is de bedoeling dat verdachte op den duur weer deel gaat uitmaken van het gezin. Verdachte zal met name met de slachtoffers in het reine moeten komen en daarvoor is gezinstherapie aangewezen. Die therapie moet zo snel mogelijk starten. Het verder uitblijven van de gezinstherapie door een lange detentie zal met name voor [slachtoffer 2] het herstel in de de weg staan.
Naar het standpunt van de raadsvrouw is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van de voorlopige hechtenis voldoende erkenning richting de slachtoffers.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages van de psycholoog en reclassering, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een aantal jaren de slachtoffers op ernstige wijze misbruikt en wel op een wijze zoals de rechtbank dat bewezen acht. Verdachte heeft door zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers.
Uit het dossier komt naar voren dat de slachtoffers door het handelen van verdachte psychisch zijn beschadigd. Met name [slachtoffer 2] is aangewezen op professionele hulpverlening. Het is een feit van algemene bekendheid dat de slachtoffers daar langdurig de psychische gevolgen van ondervinden.
De ernst van de feiten rechtvaardigen de oplegging van een relatief lange gevangenisstraf.
Bij de bepaling van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank het volgende betrokken.
De feiten hebben zich binnen een gezin afgespeeld en uit de rapporten blijkt dat men als gezin aan de problemen van verdachte en de slachtoffers wil werken. Verdachte is bereid een behandeling te ondergaan om de kans op recidive te dempen. De psycholoog heeft daarover opgemerkt dat het belangrijk is dat verdachte meer zicht krijgt op drijfveren en motivaties, instandhoudende factoren en risicovolle situaties. Systeemtherapie is aangewezen waarbij verdachte en zijn partner meer zicht krijgen op de gezinsdynamiek, het effect daarvan op verdachte en dat zij leren om hier anders mee om te gaan. Alvorens hiermee te starten lijkt een voorafgaand behandeltraject van verdachte aangewezen. De psycholoog acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen om de ambulante behandeling in combinatie met verplicht reclasseringstoezicht mogelijk te maken.
De rechtbank acht een straf als door de officier van justitie is gevorderd niet passend bij onderhavige zaak. Bovendien acht de rechtbank de door de officier van justitie als uitgangspunten genomen richtlijnen niet op onderhavige zaak van toepassing. Het betreffen immers geen feiten als bedoeld in artikel 242 Wetboek van Strafrecht. De door de verdediging bepleite straf doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van de feiten en de gevolgen die deze voor de meisjes heeft gehad en nog steeds heeft.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van 3 jaren waarvan 1 jaar voorwaardelijk op zijn plaats. Aan het voorwaardelijk deel zullen bijzondere voorwaarden worden verbonden. De rechtbank acht het aangewezen dat verdachte wordt behandeld voor zijn problematiek en dat bij de behandeling op enig moment ook de slachtoffers en de partner worden betrokken als zij daar nog steeds voor open staan.
In de omstandigheden van het geval ziet de rechtbank aanleiding om een proeftijd van 5 jaren op te leggen. Naar het oordeel van de rechtbank moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 244, 245 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
 Een gevangenisstraf voor de duur van
3 jaren.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
1 jaarniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 5 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde(n):
1. dat de veroordeelde na zijn invrijheidstelling zich telefonisch meldt bij de Reclassering Nederland telefoonnummer 050-3188188. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich zal laten behandelen voor de bij hem vastgestelde problematiek bij de AFPN of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
3. dat de veroordeelde niet alleen zal zijn met de aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige kinderen, tenzij hiervoor toestemming van de reclassering is verkregen;
4. dat de veroordeelde openheid geeft over de contacten met zijn vrouw en zijn kinderen en zich hierbij houdt aan de aanwijzingen van de reclassering;
5. dat de veroordeelde in samenspraak met de reclassering (tijdelijk) geschikte woonruimte accepteert;
6. dat de veroordeelde toestemming geeft aan de reclassering om met alle relevante mensen uit zijn netwerk, zowel functioneel als privé contact te mogen hebben.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. C.P. van Gastel en mr. C. Brouwer, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 april 2016.
Mr. Brouwer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.