ECLI:NL:RBNNE:2016:2013

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 april 2016
Publicatiedatum
26 april 2016
Zaaknummer
18.092814-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van openlijk geweld in vereniging

Op 26 april 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Assen, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd bijgestaan door mr. J.M. Jansen. Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. A. van den Oever. De zaak betrof een tenlastelegging van openlijk geweld in vereniging gepleegd op 2 maart 2014 in Emmen. De verdachte zou samen met anderen geweld hebben gepleegd tegen een slachtoffer, waarbij het slachtoffer werd geduwd en geslagen.

Tijdens de zitting op 12 april 2016 is het bewijs tegen de verdachte besproken. De officier van justitie concludeerde dat het ten laste gelegde niet bewezen kon worden, en de verdediging voerde aan dat er geen bewijs was dat de verdachte betrokken was bij het geweld. De medeverdachten en getuigen verklaarden dat de verdachte ten tijde van het incident binnen was en geen bijdrage heeft geleverd aan het geweld.

De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen was. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging en verklaarde de benadeelde partij, het slachtoffer, niet ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen was. De vordering kan enkel bij de burgerlijke rechter worden ingediend. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met mr. H.H.A. Fransen als voorzitter.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.092814-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 april 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteland] ,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 april 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.M. Jansen, advocaat te Roden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. van den Oever.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 maart 2014, te [pleegplaats] , in de gemeente Emmen, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat] (nabij [cafe] ), in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het (met kracht) duwen tegen het (boven)lichaam van die [slachtoffer] (waarbij en/of waardoor die [slachtoffer] kwam te vallen) en/of (vervolgens) het meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen in/tegen het gezicht/hoofd van die [slachtoffer] en/of het meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen in/tegen het bovenlichaam en/of de rug, althans in/tegen het lichaam van die [slachtoffer] (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag);
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde niet kan worden bewezen.
Uit de verklaringen van de medeverdachten en [getuige] komt naar voren dat verdachte pas nadat het incident met [slachtoffer] had plaatsgevonden buiten komt. Verdachte heeft geen bijdrage gehad in enig geweld ten aanzien van [slachtoffer] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat in het dossier geen aanknopingspunten zijn te vinden dat verdachte betrokken is geweest bij het verweten feit. De medeverdachten hebben verklaard dat verdachte ten tijde van het incident binnen was en ook uit de verklaringen van de getuigen valt niet af te leiden dat verdachte een bijdrage heeft geleverd aan het verweten geweld.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om aan te kunnen nemen dat verdachte bij de verweten geweldpleging betrokken is geweest. Zowel de medeverdachten als de [getuige] geven aan dat verdachte ten tijde van het incident in [cafe] was.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering en hij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk is in de vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat verdachte en de benadeelde partij de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. C.P. van Gastel en mr. C. Brouwer, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 april 2016.
Mr. Brouwer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.