ECLI:NL:RBNNE:2016:1994

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 april 2016
Publicatiedatum
25 april 2016
Zaaknummer
18.720345-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een Poolse man voor diefstal van fietsen in Noord-Nederland

Op 19 april 2016 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, een Poolse man veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar wegens diefstal van fietsen. De verdachte had in korte tijd tientallen fietsen gestolen in verschillende plaatsen in Noord-Nederland. Bij zijn aanhouding werden 33 fietsen aangetroffen in de woning waar hij verbleef. De fietsen, die nagenoeg allemaal nieuw waren, werden op bestelling van anderen gestolen en naar Polen vervoerd om daar voor een fractie van de werkelijke waarde te worden verkocht. De verdachte gebruikte zogenaamde lopersleutels om de sloten van de fietsen te openen. De rechtbank overwoog dat de verdachte de ernst van zijn daden niet inzag, aangezien hij verklaarde dat het de schuld van de slachtoffers was dat hun fietsen waren gestolen, omdat zij geen fatsoenlijke fietssloten gebruikten. De verdachte was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat de rechtbank als verzwarende omstandigheid meebracht. De rechtbank achtte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend, gezien de omvang van de diefstallen en de houding van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720345-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 april 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [land] ),
thans gedetineerd in [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 april 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E. Boelen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 september 2015 te [pleegplaats 1] , in de gemeente Noordenveld, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen aan of bij de [straat 3] , aldaar, een elektrische (dames)fiets (merk Gazelle, waarde (ongeveer) 2299 euro) en/of een damesfiets (merk Gazelle, waarde (ongeveer) 1599 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
2.
hij op of omstreeks 2 september 2015 te [pleegplaats 2] , in de gemeente Assen , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen aan of bij [locatie 1] , aldaar, een (heren)fiets (merk Koga Miyata), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij op of omstreeks 8 november 2015 te [pleegplaats 3] , in de gemeente Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen aan of bij de [straat 1] (nabij de [locatie 2] ), aldaar, een mountainbike (merk Cube LTD Race), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4.
hij op of omstreeks 8 juli 2015 te [pleegplaats 4] , (althans) in de gemeente Zwolle, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen aan of bij [straat 2] , aldaar, een (sport)fiets (merk Santos, kleur geel), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [fietsenwinkel] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s);
5.
hij op of omstreeks 11 november 2015, te of bij [pleegplaats 5] , (althans) in de gemeente Ooststellingwerf, althans in Nederland, van (een) voorwerp(en), (in totaal) 33 fietsen, te weten (ondermeer):
- een damesfiets, merk Koga Miyata, type Randonneur (waarde 2250 euro) en/of
- een damesfiets, merk Giant, type Futuro (waarde 899 euro) en/of
- een damesfiets, merk Batavus, type Fuego-8 (waarde 944 euro) en/of
- een sportfiets, merk Koga Miyata, type Confidence (waarde 1780 euro) en/of
- een sportfiets, merk Koga Miyata, type Roadrunner (waarde 1700 euro) en/of
- een elektrische fiets, merk Gazelle, type Orange HM NU(waarde 2599 euro) en/of
- een damesfiets, merk Gazelle, type Chamonix (waarde 1000 euro) en/of
- een damesfiets, merk Gazelle, type Eclipse (waarde 899 euro) en/of
- een damesfiets, merk Gazelle, type Eclipse (waarde 899 euro) en/of
- een damesfiets, merk Gazelle, type Orange C7+ (waarde 849 euro) en/of
- een damesfiets, merk Gazelle, type Orange C7+ (waarde 849 euro) en/of
- een damesfiets, merk Gazelle, type Orange C7 (waarde 650 euro) en/of
- een damesfiets, merk Gazelle, type Paris Plus (waarde 749 euro) en/of
- een damesfiets, merk Gazelle, type Orange+ (waarde 799 euro) en/of
- een damesfiets, merk Gazelle, type Stad Sportief (waarde 849 euro) en/of
- een damesfiets, merk Gazelle, type Chamonix (waarde 1049 euro) en/of
- een damesfiets, merk Gazelle, type Chamonix (waarde 1049 euro) en/of
- een damesfiets, merk Koga Miyata, type Sportfiets (waarde 1000 euro) en/of
- een damesfiets, merk Gazelle, type Orange (waarde 1000 euro) en/of
- een damesfiets, merk Gazelle, type Orange C7+ (waarde 882,96 euro) en/of
- een damesfiets, merk Gazelle, type Chamonix Excellent (waarde 999 euro) en/of
- een herenfiets, merk Gazelle, type Orange (waarde 992 euro) en/of
- een damesfiets, merk Gazelle, type Paris Plus (waarde 749 euro) en/of
- een damesfiets, merk Gazelle, type Chamonix C8 (waarde 999 euro) en/of
- een damesfiets, merk Gazelle, type Stad Sportief (waarde 899 euro)
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op die/dat voorwerp(en) was/waren of die/dat voorwerp(en) voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dat/die voorwerp(en) -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit het misdrijf
en/of
een of meer voorwerp(en) , te weten (voornoemde) dames- en/of herenfiets(en) heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, en/of van voorwerpen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig
misdrijf;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 11 april 2015 tot en met 11 november 2015 te [pleegplaats 5] , althans in Nederland, (in totaal) 33 dames- en/of herenfietsen, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde dames- en/of herenfiets(en) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij (op verschillende data en/of tijdstippen) in of omstreeks de periode van 11 april 2015 tot en met 9 november 2015 te [pleegplaats 6] , (althans) in de gemeente Smallingerland en/of te [pleegplaats 3] , (althans) in de gemeente Groningen en/of te [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente Assen en/of te [pleegplaats 8] , (althans) in de gemeente Haren Gn en/of te [pleegplaats 1] , (althans) in de gemeente Noordenveld en/of te [pleegplaats 7] , althans in de gemeente Midden-Drenthe, in elk geval in het arrondissement Noord-Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer dames- en/of herenfietsen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 12] en/of [slachtoffer 13] en/of [slachtoffer 14] en/of [slachtoffer 15] en/of [slachtoffer 16] en/of [slachtoffer 17]
en/of [slachtoffer 18] en/of [slachtoffer 19] en/of [slachtoffer 20] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 21] en/of [slachtoffer 22] en/of [slachtoffer 23] en/of [slachtoffer 24] en/of [slachtoffer 25] en/of [slachtoffer 26] en/of [slachtoffer 27] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte van het onder 5. primair en subsidiair ten laste moet worden vrijgesproken en dat het onder 1., 2., 3., 4. en 5. meer subsidiair kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 5. primair en subsidiair ten laste gelegde en dat het onder 1., 2., 3., 4. en 5. meer subsidiair kan worden bewezen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder 5. primair en subsidiair ten laste gelegde.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder 1., 2., 3., 4. en 5. meer subsidiair bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Ten aanzien het onder 1. ten laste gelegde:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 april 2016;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, nummer PL0100-2015269470-1, d.d. 14 september 2015, opgenomen op pagina 180 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015329580 d.d. 5 januari 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, nummer PL0100-2015267377, d.d. 11 september 2015, opgenomen op pagina 224 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015329580 d.d. 5 januari 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] ;
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 april 2016;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, nummer PL0100-2015258226, d.d. 2 september 2015, opgenomen op pagina 219 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015329580 d.d. 5 januari 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] ;
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 april 2016;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, nummer PL0100-2015326900, d.d. 8 november 2015, opgenomen op pagina 253 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015329580 d.d. 5 januari 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] ;
Ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 april 2016;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, nummer PL0600-2015335019-1, d.d. 9 juli 2015, opgenomen op pagina 291 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015329580 d.d. 5 januari 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 5] ;
Ten aanzien van het onder 5. meer subsidiair ten laste gelegde:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 april 2016;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, nummer PL0100-2015326163, d.d. 7 november 2015, opgenomen op pagina 153 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015329580 d.d. 5 januari 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 6] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, nummer PL0100-2015327569-1, d.d. 9 november 2015, opgenomen op pagina 157 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015329580 d.d. 5 januari 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 7] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, nummer PL0100-2015324625, d.d. 6 november 2015, opgenomen op pagina 161 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015329580 d.d. 5 januari 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 8] ;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, nummer PL0100-2015326904, d.d. 8 november 2015, opgenomen op pagina 169 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015329580 d.d. 5 januari 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 9] ;
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, nummer PL0100-2015324619, d.d. 6 november 2015, opgenomen op pagina 175 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015329580 d.d. 5 januari 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 10] ;
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, nummer PL0100-2015322891, d.d. 4 november 2015, opgenomen op pagina 198 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015329580 d.d. 5 januari 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 11] ;
8. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, nummer PL0100-2015323049, d.d. 4 november 2015, opgenomen op pagina 202 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015329580 d.d. 5 januari 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 12] ;
9. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, nummer PL0100-2015323077, d.d. 4 november 2015, opgenomen op pagina 207 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015329580 d.d. 5 januari 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 13] ;
10. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, nummer PL0100-2015328172, d.d. 9 november 2015, opgenomen op pagina 211 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015329580 d.d. 5 januari 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 14] ;
11. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, nummer PL0100-2015324529-1, d.d. 6 november 2015, opgenomen op pagina 214 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015329580 d.d. 5 januari 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 15] ;
12. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, nummer PL0100-2015327431, d.d. 9 november 2015, opgenomen op pagina 230 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015329580 d.d. 5 januari 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 16] ;
13. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, nummer PL0100-2015324218, d.d. 6 november 2015, opgenomen op pagina 234 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015329580 d.d. 5 januari 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 17] ;
14. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, nummer PL0100-201506044-1, d.d. 14 april 2015, opgenomen op pagina 238 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015329580 d.d. 5 januari 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 18] ;
15. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, nummer PL0100-2015303664-1, d.d. 9 november 2015, opgenomen op pagina 244 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015329580 d.d. 5 januari 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 19] ;
16. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, nummer PL0100-2015329285-1, d.d. 10 november 2015, opgenomen op pagina 248 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015329580 d.d. 5 januari 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 20] ;
17. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, nummer PL0100-2015328365, d.d. 9 november 2015, opgenomen op pagina 257 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015329580 d.d. 5 januari 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 21] ;
18. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, nummer PL0100-2015324628, d.d. 6 november 2015, opgenomen op pagina 268 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015329580 d.d. 5 januari 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 19] ;
19. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, nummer PL0100-2015326175, d.d. 7 november 2015, opgenomen op pagina 261 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015329580 d.d. 5 januari 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 22] ;
20. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, nummer PL0100-2015351927, d.d. 1 december 2015, opgenomen op pagina 272 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015329580 d.d. 5 januari 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 23] ;
21. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, nummer PL0100-2015320678, d.d. 2 november 2015, opgenomen op pagina 277 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015329580 d.d. 5 januari 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 24] ;
22. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, nummer PL0100-2015326025-1, d.d. 7 november 2015, opgenomen op pagina 280 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015329580 d.d. 5 januari 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 25] ;
23. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, nummer PL0100-2015326855, d.d. 8 november 2015, opgenomen op pagina 285 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015329580 d.d. 5 januari 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 26] ;
24. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, nummer PL0100-2015324621, d.d. 6 november 2015, opgenomen op pagina 288 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015329580 d.d. 5 januari 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 27] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1., 2., 3., 4. en 5. meer subsidiair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij 11 september 2015 te [pleegplaats 1] in de gemeente Noordenveld met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen aan de [straat 3] aldaar een elektrische damesfiets, merk Gazelle, waarde 2299 euro, en een damesfiets, merk Gazelle, waarde 1599 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
2.
hij op 2 september 2015 te [pleegplaats 2] in de gemeente Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen aan [locatie 1] aldaar een herenfiets, merk Koga Miyata, toebehorende aan [slachtoffer 3] ;
3.
hij op 8 november 2015 te [pleegplaats 3] in de gemeente Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen aan de [straat 1] , nabij de [locatie 2] , aldaar, een mountainbike, merk Cube LTD Race, toebehorende aan [slachtoffer 4] ;
4.
hij op 8 juli 2015 te [pleegplaats 4] in de gemeente Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen aan het [straat 2] aldaar een sportfiets, merk Santos, kleur geel, toebehorende aan [slachtoffer 5] ;
5. meer subsidiair
hij op verschillende data en tijdstippen in de periode van 11 april 2015 tot en met 9 november 2015 te [pleegplaats 6] in de gemeente Smallingerland en te [pleegplaats 3] in de gemeente Groningen en te [pleegplaats 2] in de gemeente Assen en te [pleegplaats 8] in de gemeente Haren Gn en te [pleegplaats 1] in de gemeente Noordenveld en te [pleegplaats 7] in de gemeente Midden-Drenthe meermalen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen dames- en herenfietsen, toebehorende aan [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] en [slachtoffer 14] en [slachtoffer 15] en [slachtoffer 16] en [slachtoffer 17] en [slachtoffer 18] en [slachtoffer 19] en [slachtoffer 20] en [slachtoffer 21] en [slachtoffer 22] en [slachtoffer 23] en [slachtoffer 24] en [slachtoffer 25] en [slachtoffer 26] en [slachtoffer 27] .
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. diefstal, meermalen gepleegd,
2. diefstal,
3. diefstal,
4. diefstal,
5. meer subsidiair diefstal, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1., 2., 3., 4. en 5. meer subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één jaar, zulks met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte van de gevorderde 12 maanden gevangenisstraf een deel voorwaardelijk opgelegd zou moeten krijgen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan diefstal van een groot aantal fietsen. Deze fietsen werden door verdachte georganiseerd op bestelling van anderen gestolen om vervolgens in Polen te worden verkocht. De fietsen die werden gestolen, betroffen bijna allemaal relatief nieuwe fietsen. De sloten van de gestolen fietsen werden door verdachte geopend met zogenaamde lopersleutels, waarvan er een groot aantal in de woning waar verdachte verbleef, werd aangetroffen. Met zijn handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de slachtoffers. Het betreft hier ergerlijke feiten die, naast de forse financiële schade van enkele tienduizenden euro's, in het algemeen ook overlast en hinder teweegbrengen voor de slachtoffers.
Uit de houding van verdachte ten opzichte van de door hem gepleegde strafbare feiten blijkt niet dat hij de ernst inziet van zijn handelen.
Zo heeft verdachte onder meer bij de politie verklaard dat, wanneer eigenaren een dure fiets bezitten, zij goed in de slappe was zitten en vaak verzekerd zijn. Verdachte heeft voorts verklaard dat het de schuld van de slachtoffers is dat hun fietsen zijn gestolen omdat er geen fatsoenlijke fietssloten op hun fietsen zitten.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte blijkt dat verdachte een aantal maanden voor het plegen van de onderhavige feiten eveneens is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten en daarbij is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Deze opgelegde straf heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden om relatief korte tijd na zijn veroordeling opnieuw fietsendiefstallen te plegen.
Uit het opgemaakte reclasseringsadvies blijkt dat verdachte financiële problemen heeft, dat hij in Polen en Duitsland met justitie in aanraking is gekomen ter zake het plegen van autodiefstallen en dat het hem door zijn veroordeling in Duitsland gedurende tien jaren verboden is om Duitsland te bezoeken. Verdachte wil na zijn detentie bij zijn moeder in Polen gaan wonen en in Polen trachten werk te zoeken. De reclassering stelt dat verdachte niet in staat is om zelfstandig verandering in zijn leven aan te brengen. Hij lijkt zich negatief door zijn omgeving -waarin een aantal personen justitiële contacten heeft- te laten beïnvloeden wanneer hij problemen ervaart. Door de reclassering wordt het recidiverisico als hoog ingeschat.
De reclassering adviseert om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Gelet op het grote aantal fietsen dat is gestolen, de brutale wijze waarop de diefstallen zijn gepleegd en de houding van verdachte, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
Van oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de raadsman is bepleit, ziet de rechtbank de toegevoegde waarde niet.
Alles afwegende zal de rechtbank verdachte conform de eis van de officier van justitie veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar.

Benadeelde partijen

[slachtoffer 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier vanjustitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij moet worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de vordering toewijsbaar is tot een bedrag van € 1.699,00, nu uit de door de benadeelde partij overgelegde nota blijkt dat dit bedrag is betaald door de benadeelde partij.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Uit de door de benadeelde partij overgelegde nota blijkt dat de bewuste fiets is gekocht voor een bedrag van € 2.299,00, maar dat daarop door de verkoper een korting is toegepast van
€ 400,00 waardoor de aanschafwaarde € 1.899,00 bedraagt.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade tot een bedrag van € 1.899,00 voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht dit gedeelte van de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
De rechtbank is van oordeel dat behandeling van het resterende gedeelte van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert nu dit door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd is. De rechtbank zal dan ook de benadeelde partij in dit gedeelte van haar vordering niet ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
[slachtoffer 3] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2. ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier vanjustitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij moet worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de vordering van de benadeelde partij moet worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
[slachtoffer 5] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4. ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier vanjustitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij moet worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard. Hij heeft daartoe aangevoerd dat, nu uit de ter onderbouwing van de vordering bijvoegde nota blijkt dat deze op 3 februari 2016 is opgemaakt, onvoldoende duidelijk is geworden wat de waarde van de bewuste fiets is geweest ten tijde van de diefstal.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Door de benadeelde partij is aangifte gedaan van diefstal van een fiets met een waarde van
€ 4.500,00. Het ging hierbij om een bijzondere fiets die speciaal voor de benadeelde partij was gemaakt en met bijzondere kenmerken, bijzondere (dure) onderdelen en een bijzondere kleur die door de benadeelde partij speciaal bij de leverancier was uitgezocht.
Uit de overgelegde nota blijkt dat deze blijkbaar naderhand is opgemaakt, maar de rechtbank is van oordeel dat de in de nota omschreven fiets, de kleur van de fiets en de genoemde onderdelen overeenkomen met de fiets waarvan door de benadeelde partij aangifte van diefstal is gedaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de overgelegde nota voldoende onderbouwing biedt voor de door de benadeelde partij gevorderde schade. Deze schade is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk geworden en staat in zodanig verband met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
[slachtoffer 13] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 5. meer subsidiair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier vanjustitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij moet worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de vordering van de benadeelde partij moet worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
[slachtoffer 15] heeft bij brief, voorzien van een bijlage en bij het arrondissementsparket Noord-Nederland te Groningen ingekomen op 28 februari 2016, opgave gedaan van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 5. meer subsidiair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier vanjustitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de brief van [slachtoffer 15] opgevat kan worden als een vordering van een benadeelde partij, ondanks het feit dat indiening van de schade niet is geschied door indiening van het daartoe voorgeschreven formulier. De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij moet worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman deelt het standpunt van de officier van justitie en heeft bepleit dat de vordering van de benadeelde partij moet worden toegewezen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Een benadeelde partij kan zich met een daartoe voorgeschreven formulier voegen als zodanig voegen in het strafproces. Ook kan een benadeelde partij ter terechtzitting een verzoek tot schadevergoeding doen, zulks door opgave en onderbouwing van die schade.
Door [slachtoffer 15] is bij brief een opgave van diens schade gedaan, waarbij tevens vergoeding van die schade is gevorderd. Die schade is door [slachtoffer 15] onderbouwd door middel van een bijgevoegde nota. De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer 15] zich formeel niet als benadeelde partij in het strafproces heeft gevoegd.
De rechtbank acht echter termen aanwezig om ambtshalve de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat aan [slachtoffer 15] schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte onder 5. meer subsidiair bewezenverklaarde feit. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door dit strafbare feit is toegebracht.
De rechtbank stelt de schade vast op het door [slachtoffer 15] gevorderde bedrag van € 87,90.
[slachtoffer 17] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 5. meer subsidiair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier vanjustitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij moet worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de vordering met betrekking tot de gevorderde materiële schade ad € 150,73 kan worden toegewezen. Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade ad € 53,60 heeft de raadsman bepleit dat de benadeelde partij ten aanzien van dit deel van de vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard, nu er onvoldoende rechtstreeks verband is tussen het strafbare feit en dit gedeelte van de gevorderde schade.
De rechtbank oordeelt als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht dat gedeelte van de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van rechtstreeks door het strafbare feit aan de benadeelde partij toegebrachte schade.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij ten aanzien van dit gedeelte van haar vordering niet ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
[slachtoffer 20] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 5. meer subsidiair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier vanjustitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij moet worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de vordering ten aanzien van een bedrag van € 124,45 moet worden toegewezen. Het gevorderde bedrag voor de premie fietsverzekering ad € 286,00 is volgens de raadsman niet toewijsbaar omdat er geen rechtstreeks verband is tussen het strafbare feit en de gevorderde schade. Dit geldt ook voor het gevorderde bedrag ad € 25,00 ter zake immateriële schade.
De rechtbank oordeelt als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade tot een bedrag van € 124,45 voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
Met betrekking tot de overige gevorderde materiële schade ad € 286,00 voor premie fietsverzekering is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van rechtstreeks door het strafbare feit aan de benadeelde partij toegebrachte schade.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij ten aanzien van dit gedeelte van haar vordering niet ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Ten slotte acht de rechtbank geen gronden aanwezig tot toekenning van de gevorderde immateriële schade ad € 25,00 voor psychische schade. Ook ten aanzien van dit gedeelte van de vordering zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 5. primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1., 2., 3., 4. en 5. meer subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van één jaar.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.899,00 (zegge: eenduizend achthonderdnegenennegentig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 september 2015.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van € 1.899,00 (zegge: eenduizend achthonderdnegenennegentig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 28 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 september 2015.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] , te betalen een bedrag van € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 4.624,00 (zegge: vierduizend zeshonderdvierentwintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2015.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] , te betalen een bedrag van € 4.624,00 (zegge: vierduizend zeshonderdvierentwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 56 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 13] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 112,00 (zegge: eenhonderd en twaalf euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 november 2015.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 13] , te betalen een bedrag van € 112,00 (zegge: eenhonderd en twaalf euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 13] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 15] te betalen een bedrag van € 87,90 (zegge: zevenentachtig euro en negentig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 17] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 150,73 (zegge: eenhonderdvijftig euro en drieënzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 november 2015.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 17] , te betalen een bedrag van € 150,73 (zegge: eenhonderdvijftig euro en drieënzeventig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 3 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 17] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 20] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 124,45 (zegge: eenhonderdvierentwintig euro en vijfenveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 november 2015.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 20] , te betalen een bedrag van € 124,45 (zegge: eenhonderdvierentwintig euro en vijfenveertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 20] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. F. Sieders, rechters, bijgestaan door L. Palstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 april 2016.
Mr. Bunk is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Lootsma-Oude Nijeweme
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Sieders
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Palstra
locatie Leeuwarden,