Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
[eiser 3],
[eiser 4],
[eiser 5],
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
- het tussenvonnis van 1 juli 2015 waarbij een comparitie van partijen is gelast
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens vermeerdering/verandering van eis in conventie
- het proces-verbaal van comparitie van 16 oktober 2015
- de akte naar aanleiding van eisvermeerdering/eisverandering zijdens [gedaagde 1]
- de rolbeslissing waarbij het door [eisers] gedane verzoek om (middels bewijsstukken) bij akte te mogen reageren is afgewezen.
2.De feiten
3.De vordering in conventie
€ 54.166,66 per persoon krijgen uitgekeerd. Ter comparitie heeft de raadsvrouwe van [eisers] desgevraagd toegelicht dat de gewijzigde eis moet worden gezien als primair en de verdelingsvordering in de dagvaarding als subsidiair.
4.De vordering in reconventie
5.Het geschil en de beoordeling daarvan
in conventie en conventie
€ 225.000,--. Gelet hierop behoeven de vorderingen van [eisers] in conventie zoals weergegeven onder 3.1 sub 1 tot en met 6, alsook de vorderingen van [gedaagde 1] in reconventie zoals weergegeven onder 4.1 sub II en III, geen bespreking meer. Deze vorderingen zullen dan ook, wegens gebrek aan belang, worden afgewezen.
16 oktober 2015 (r.o. 2.6), heeft [gedaagde 1] voorts afstand gedaan van het door hem gedane beroep op artikel IV in de uiterste wil van erflaatster. Gelet hierop zal de vordering van [gedaagde 1] in reconventie zoals weergegeven onder 4.1 sub IV, die op die bepaling gebaseerd is, eveneens worden afgewezen.