ECLI:NL:RBNNE:2016:1062

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 maart 2016
Publicatiedatum
11 maart 2016
Zaaknummer
4567449 \ CV EXPL 15-8432
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdelijke aansprakelijkheid van vennoten van opgeheven vennootschap onder firma wegens niet tijdige opheffing aan crediteur doorgegeven

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 15 maart 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Van Gansewinkel Nederland B.V. en twee gedaagden, die als vennoten van een vennootschap onder firma (v.o.f.) werden aangesproken. De v.o.f. was opgeheven, maar de opheffing was niet tijdig aan de crediteur, Van Gansewinkel, doorgegeven. Hierdoor bleef de schijn van bevoegdheid bestaan, wat leidde tot hoofdelijke aansprakelijkheid van de vennoten voor de openstaande schulden van de v.o.f.

De procedure begon met een dagvaarding op 22 oktober 2015, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Van Gansewinkel een overeenkomst had gesloten met de v.o.f. voor het inzamelen van afvalstoffen, maar dat de gedaagden de facturen niet hadden voldaan. De kantonrechter oordeelde dat Van Gansewinkel er op mocht vertrouwen dat de gedaagde, die de overeenkomst had ondertekend, bevoegd was om dit te doen, en dat de gedaagden niet tijdig hadden gemeld dat de v.o.f. was opgeheven.

De kantonrechter heeft de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 823,06, vermeerderd met wettelijke handelsrente en proceskosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de gedaagden in de kosten van de procedure moeten worden veroordeeld, aangezien zij in het ongelijk zijn gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 4567449 \ CV EXPL 15-8432
vonnis van de kantonrechter van 15 maart 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap Van Gansewinkel Nederland B.V.,
hierna te noemen: Van Gansewinkel,
gevestigd te Maarheeze,
eisende partij,
gemachtigde: mr. J.W. Hilhorst,
tegen

1.[gedaagde 1] , wonende te [postcode gedaagde 1] [woonplaats gedaagde 1] , [adres gedaagde 1] ,

2.[gedaagde 2] , wonende te [postcode gedaagde 2] [woonplaats gedaagde 2] [adres gedaagde 2] ,

gedaagden,
hierna te noemen: [gedaagden] , [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] ,
gedaagde sub 1procederende in persoon,
tegen gedaagde sub 2 is verstek verleend.
De procedure
1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 oktober 2015 met producties;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde 1] ;
- de conclusie van repliek van Van Gansewinkel;
- de conclusie van dupliek (abusievelijk conclusie van antwoord genoemd) van [gedaagde 1] ;
- de akte uitlating producties van Van Gansewinkel.
1.2
Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag dit vonnis wordt gewezen.
De vaststaande feiten
2.1
De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten, die vaststaan omdat ze niet of niet voldoende zijn betwist en/of blijken uit de in zoverre onweersproken gelaten inhoud van de overgelegde producties.
2.2
Tussen [bedrijf gedaagden] en Van Gansewinkel is in mei 2009 een overeenkomst tot inzameling van afvalstoffen tot stand gekomen op grond waarvan Van Gansewinkel ten behoeve van [bedrijf gedaagden] diverse diensten uitvoerde (o.a. inzameling van bouw- en sloopafval). Een afschrift van de tussen partijen gesloten overeenkomst is overgelegd; deze is ondertekend door [gedaagde 2] namens [bedrijf gedaagden] . De overeenkomst is aangegaan voor de periode van 60 maanden en deze wordt vervolgens - tenzij de overeenkomst schriftelijk wordt opgezegd - telkens voor de periode van twee jaar verlengd. Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van Van Gansewinkel van toepassing verklaard, waarvan een afschrift is overgelegd.
2.3
[bedrijf gedaagden] heeft de door Van Gansewinkel in oktober en november 2014 verzonden facturen niet voldaan. Per saldo staat op grond hiervan een bedrag ad € 674,44 aan hoofdsom open.
2.4
Bij brief (eerste aanmaning) van 18 februari 2015 heeft het incassobureau namens
Van Gansewinkel [gedaagde 1] gesommeerd tot betaling van de hoofdsom, rente en incassokosten, evenals bij brief (laatste aanmaning) van 26 februari 2015, alsmede bij brieven van 11 maart 2015, 24 juni 2015, 2 juli 2015 en 12 augustus 2015.
2.5
Blijkens een Uittreksel Handelsregister Kamer van Koophandel van 1 oktober 2014 betreffende [bedrijf gedaagden] (handelsnaam [bedrijf gedaagde 1] ) zijn gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2 ieder bevoegd tot een bedrag van € 5.000,00. Per
1 oktober 2014 is gedaagde sub 1 op hetzelfde adres als [bedrijf gedaagden] een eenmanszaak gestart onder de naam [bedrijf gedaagde 1] .
De vordering en het verweer, samengevat en zakelijk weergegeven
3.1
Van Gansewinkel vordert de veroordeling bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, van
[gedaagden] - hoofdelijk des de een betalende de anderen zullen zijn bevrijd - om aan
Van Gansewinkel tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de somma ad € 823,06, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf 21 september 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede [gedaagden] te veroordelen in de kosten van het geding; indien [gedaagden] niet tijdig voldoet aan de veroordeling verzoekt Van Gansewinkel de kantonrechter [gedaagden] tevens te veroordelen tot betaling van de nakosten conform het salaris gemachtigde voor zover deze reeds van tevoren te berekenen zijn van € 131,00 voor nasalaris advocaat, te vermeerderen met € 68,00 voor nasalaris advocaat indien [gedaagden] niet binnen zeven dagen na aanschrijven van het vonnis aan de vordering voldoet en betekening van het vonnis nodig blijkt, te vermeerderen met € 50,00 (50% van 1 punt van het salaris gemachtigde) indien tot daadwerkelijke executie van het vonnis overgegaan dient te worden.
3.2
Van Gansewinkel beroept zich voor haar vordering op de vaststaande feiten stelt daartoe nog het volgende. In oktober en november 2014 kreeg Van Gansewinkel - zoals te doen gebruikelijk - een mondelinge opdracht portaalcontainers te plaatsen. Van Gansewinkel heeft de opdracht correct uitgevoerd en nadien de portaalcontainers weer opgehaald en het afval afgevoerd. De factuur die aan [bedrijf gedaagden] was verzonden, werd zonder enig protest behouden maar niet voldaan. Nadien werd gesteld dat de v.o.f. was opgeheven (dit is ook in het handelsregister per 15 oktober 2014 opgenomen) en verwezen de vennoten naar elkaar ter zake van de betaling. Van Gansewinkel is nimmer op de hoogte is gesteld van de opheffing van de v.o.f. per 15 oktober 2014. Op het moment dat de afvalcontainers werden besteld, mocht Van Gansewinkel er dus van uitgaan dat zij nog steeds met de v.o.f. van [gedaagden] zaken deed. De facturen werden ook zoals te doen gebruikelijk op naam van de v.o.f. gesteld en zonder enig protest behouden. Pas nadien werd er gesteld dat de v.o.f. niet meer bestond en gingen de voormalige vennoten naar elkaar wijzen. De interne strubbelingen binnen de voormalige v.o.f. regarderen Van Gansewinkel niet, zij mag hier verder niet de dupe van worden. Hierbij moet worden opgemerkt dat de schijn van bevoegdheid, afhankelijk van de verdere omstandigheden, ook kan worden gewekt door het laten voortbestaan van een bepaalde situatie of een andersoortig niet-doen, hetgeen zich ook gedeeltelijk na de totstandkoming van de overeenkomst kan hebben voorgedaan. Gelet op de gestelde feiten (geen melding dat de vennootschap onder firma was opgeheven en de factuur in eerste instantie zonder protest werd behouden), doet voormelde situatie zich in dit geval voor.
3.3
[gedaagde 1] heeft verweer gevoerd met als conclusie afwijzing van de vorderingen. Hij voert daartoe aan dat niet de v.o.f. maar [bedrijf gedaagde 2] te Slagharen, ofwel zijn broer
[gedaagde 2] de bestelling heeft gedaan en dat de factuur daar naartoe moet. [gedaagde 2] was niet bevoegd de v.o.f. te vertegenwoordigen voor het sluiten van de overeenkomst met
Van Gansewinkel. De v.o.f. is vanaf 1 oktober 2014 ontbonden. [gedaagde 1] deed de haarden en kachels; [gedaagde 2] heeft een doorstart gemaakt met [bedrijf gedaagden] . Dit is meerdere keren doorgegeven aan het hoofdkantoor van Van Gansewinkel. Men heeft het echter niet genoteerd omdat het schriftelijk moest worden doorgegeven. Van de facturen van oktober en november 2014 weet hij niets. Die zijn gericht aan de v.o.f. Alle post naar het (oude) adres van de v.o.f. is retour afzender gestuurd.
De beoordeling
4. Tegen [gedaagde 2] is verstek verleend. De dagvaarding is aan hem in persoon betekend. Op grond van art. 140 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt tussen de partijen één vonnis gewezen en wordt het als een vonnis op tegenspraak beschouwd.
5.1
Sinds 2009 is door de v.o.f. aan de overeenkomst tussen partijen uitvoering gegeven. Deze is door [gedaagde 2] namens [bedrijf gedaagden] ondertekend. Uit het Uittreksel K.v.K. blijkt dat iedere vennoot bevoegd is tot € 5.000,00. Alle facturen behalve de laatste twee zijn voldaan. Gelet hierop mocht Van Gansewinkel erop vertrouwen dat [gedaagde 2] bevoegd is geweest de v.o.f. te vertegenwoordigen. Dat de overeenkomst tijdig is opgezegd, is gesteld noch gebleken. Per juni 2014 is de overeenkomst dan ook stilzwijgend voortgezet.
5.2
Van Gansewinkel heeft betwist dat zij op de hoogte is gesteld van de opheffing van de v.o.f.; zij stelt dat de facturen in eerste instantie ook niet betwist werden. Pas nadat een incassobureau was ingeschakeld, stelde [gedaagde 1] dat de facturen bij de andere vennoot (zijn broer) dienden te worden geïncasseerd en dat de v.o.f. inmiddels was ontbonden, aldus
Van Gansewinkel. Van Gansewinkel heeft naar haar zeggen voordien nimmer enig bericht (dan wel telefoontje) ontvangen. [gedaagde 1] voert aan dat hij de opheffing van de v.o.f. heeft doorgegeven. De kantonrechter overweegt het volgende. Uit de bewoordingen van [gedaagde 1] in diens conclusie van dupliek maakt de kantonrechter op dat het doorgeven van de opheffing pas is gebeurd ná ontvangst van de facturen. [gedaagde 1] zegt immers dat hij telefonisch heeft gemeld dat het adres niet goed was. En in de e-mail van 7 augustus 2015 schrijft [gedaagde 1] : "
Deze is naar het adres [adres bedrijf gedaagden] verzonden, hierover hebben wij nog dezelfde dag gebeld dat deze naar [bedrijf gedaagde 2] [adres gedaagde 2] [woonplaats gedaagde 2] Moet worden verzonden …(…)". Ook uit de andere door [gedaagde 1] overgelegde e-mails blijkt de kantonrechter niet dat al vóór deze laatste opdrachten aan Van Gansewinkel is doorgegeven dat de v.o.f. was opgeheven. Tot slot heeft [gedaagde 1] geen bewijs aangeboden van zijn stelling. De conclusie is dan ook dat, nu niet is gebleken van eerdere andersluidende berichten, [bedrijf gedaagden] de schijn van bevoegdheid na de opheffing van v.o.f. heeft laten voortbestaan. Van Gansewinkel mocht er onder de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd op vertrouwen dat de opdrachten voor oktober en november 2014 bevoegdelijk door [gedaagde 2] namens door [bedrijf gedaagden] zijn gegeven.
5.3
[gedaagde 1] is als medevennoot van [bedrijf gedaagden] jegens derden hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de vennootschap. De onderlinge draagplicht voor deze schulden gaat Van Gansewinkel niet aan. De slotsom is dat de vordering van
Van Gansewinkel voor wat betreft de hoofdsom toewijsbaar is.
6. Tegen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke handelsrente heeft [gedaagde 1] geen (afzonderlijk) verweer gevoerd. Uit het dossier blijkt de kantonrechter van buitengerechtelijk incassowerkzaamheden die meer inhouden dan een enkele herhaalde aanmaning of sommatie. Waar het gaat om de (vertraagde) nakoming van een handels-overeenkomst is de wettelijke handelsrente toewijsbaar. Ook deze vorderingen wijst de kantonrechter dus toe.
7. De kantonrechter veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , zijnde de in het ongelijk gestelde partijen, in de kosten van deze procedure, zoals hierna in de beslissing is vermeld. De nakosten worden begroot op een half punt met een maximum van € 100,00.
De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk - des de een betalende de ander zal zijn bevrijd - om aan Van Gansewinkel tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen het bedrag van € 823,06, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf 21 september 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, en indien [gedaagden] niet tijdig voldoet aan de veroordeling, tot betaling van de nakosten conform het salaris gemachtigde van € 50,00 voor nasalaris, te vermeerderen met € 25,00 voor nasalaris indien [gedaagden] niet binnen zeven dagen na aanschrijven van het vonnis aan de vordering voldoet en betekening van het vonnis nodig blijkt, te vermeerderen met € 50,00 indien tot daadwerkelijke executie van het vonnis overgegaan dient te worden;
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op dezelfde voet tot betaling van de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van Van Gansewinkel begroot op € 81,10 aan dagvaardings-kosten, € 466,00 aan vast recht en € 250,00 aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst - voor zoveel nodig - het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. G.J.J. Smits en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2016.
typ/conc: 552 / GJJS
coll: