ECLI:NL:RBNNE:2015:991

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 maart 2015
Publicatiedatum
5 maart 2015
Zaaknummer
18.830122-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van de rechtbank over seksueel misbruik van een zwakbegaafde man door een 77-jarige verdachte

Op 5 maart 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een 77-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar voor het seksueel misbruiken van een zwakbegaafde leeftijdsgenoot. Het misbruik vond plaats over een periode van 14 jaar, waarbij de verdachte misbruik maakte van de verstandelijke beperkingen van het slachtoffer. De rechtbank overwoog dat de verdachte de lichamelijke integriteit en geestelijk welzijn van het slachtoffer op ernstige wijze had geschonden. Ondanks de leeftijd van de verdachte en zijn blanco strafblad, werd de straf zwaarder opgelegd dan door de officier van justitie was geëist, gezien de ernst van de feiten en de lange duur van het misbruik. Daarnaast werd aan het slachtoffer een bedrag van € 15.000,-- als smartegeld toegekend.

De rechtbank oordeelde dat het bewijs, waaronder getuigenverklaringen en DNA-onderzoek, voldoende was om de verdachte schuldig te verklaren. De verklaringen van het slachtoffer werden als betrouwbaar beschouwd, ondanks zijn verstandelijke beperking. De rechtbank nam ook in overweging dat de verdachte al lange tijd op de hoogte was van de kwetsbaarheid van het slachtoffer. De rechtbank benadrukte de noodzaak om kwetsbare personen in de samenleving te beschermen tegen seksueel misbruik en dat de gevolgen van dergelijk gedrag ingrijpend kunnen zijn voor het slachtoffer. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de zaak zorgvuldig hebben beoordeeld en de belangen van het slachtoffer vooropstelden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/830122-14
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken
d.d. 5 maart 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
19 februari 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.H. Kappelhof, advocaat te Delfzijl.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Akkerman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode tussen 1 januari 1999 en 28 juni 2013 te
[pleegplaats], gemeente Bellingwedde, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum],
van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid,
verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een
zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn
geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was zijn
wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te
bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer]
, hebbende verdachte:
- zijn penis in de anus van die [slachtoffer] geduwd/gebracht,
- de penis van die [slachtoffer] bij zichzelf in de anus geduwd/gebracht en/of
laten duwen/brengen,
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht,
- de penis van die [slachtoffer] in zijn eigen mond genomen,
- zichzelf ten overstaan van die [slachtoffer] bevredigd.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat op grond van de stukken in het dossier bewezen kan worden dat verdachte de in de tenlastelegging vermelde seksuele handelingen heeft verricht. Het slachtoffer heeft hier uitgebreid en consistent over verklaard in een studioverhoor en deze verklaring wordt op steeds dezelfde onderdelen ondersteund door diverse getuigen, die zelf ook gedrag en klachten bij het slachtoffer hebben waargenomen die duiden op seksueel misbruik van het slachtoffer.
Daarnaast is er sperma van verdachte aangetroffen op een deken die in de kamer van het slachtoffer lag. De officier van justitie acht de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij dekens aan het slachtoffer heeft gegeven en dat het sperma waarschijnlijk al op de dekens zat toen hij deze aan het slachtoffer gaf, ongeloofwaardig.
Uit het verslag van [instelling], blijkt dat er bij het slachtoffer sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens waardoor hij niet of onvolkomen in staat is zijn wil te bepalen of kenbaar te maken of weerstand te bieden. Uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij het slachtoffer al 24 jaar kent en van meet af aan op de hoogte was van diens beperking en kwetsbaarheid, aldus de officier van justitie.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte het ten laste gelegde ontkent en dat de overige stukken in het dossier die tot het bewijs zouden kunnen dienen, allen zijn terug te voeren op één bron, te weten het slachtoffer [slachtoffer]. Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer] lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, een IQ heeft van 45 en functioneert op het niveau van iemand tussen de 3 en 7 jaar. [slachtoffer] is erg beïnvloedbaar en beantwoordt vragen vaak met "Ja". Het waarheidsgehalte en de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] dienen dan ook in dit licht te worden beoordeeld en hiermee ook de verklaringen van de getuigen, nu de verklaringen van de getuigen zijn gebaseerd op de verklaringen van [slachtoffer]. Tevens zijn de getuigenverklaringen niet gefundeerd op eigen waarnemingen. De gebeurtenissen worden door de getuigen ingekleurd in een eigen verhaal en zijn veelal gebaseerd op gissingen.
De raadsman heeft voorts opgemerkt dat [slachtoffer] is gehoord in een kindvriendelijke studio. Het is maar de vraag of deze kindvriendelijke studio ook kan worden gebruikt voor het horen van een 75-jarige man met een gebrekkige ontwikkeling. Het is niet ondenkbaar dat het horen van een dergelijk persoon een geheel andere benadering vergt.
De raadsman is daarnaast van mening dat op grond van het gegeven dat er sperma van verdachte is aangetroffen op een deken in de woning van [slachtoffer] nog niet kan worden geconcludeerd dat er een zedenmisdrijf moet hebben plaatsgevonden, nu reële alternatieve scenario's over hoe en wanneer het sperma op de deken is terecht gekomen niet zijn onderzocht. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt.
Een proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 6 januari 2014, opgenomen op pagina 149 e.v. van dossier nummer 2013067582 d.d. 6 maart 2014, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb 19 jaar naast [slachtoffer] gewoond en ken hem al 24 jaar. Ik ken [slachtoffer] als buurman. [slachtoffer] is niet een van de slimsten. Ik zou gewoon zeggen "hij is dom." Hij kan geen "normaal" gesprek voeren. Aan zijn uitstraling kun je merken dat hij beperkt is. Als je hem wat vraagt dan krijg je het ook. Als je een "ja" wilt krijgen krijg je dat en andersom net zo. En zeker als er angst of druk bij komt kijken.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 7 augustus 2013, opgenomen op pagina 18 e.v. van dossier nummer 2013067582 d.d. 6 maart 2014, inhoudende de verklaring van [getuige 1], zakelijk weergegeven:
[slachtoffer] is de pleegbroer van mijn moeder. [slachtoffer] is geboren op [geboortedatum]. Ik heb samen met mijn zus de zorg over hem. [slachtoffer] heeft een verstandelijke beperking. Ons is verteld dat [slachtoffer] functioneert als een kind van een jaar of 10-12. [slachtoffer] woont aan de [straat] in [pleegplaats]. We hadden het vermoeden dat [slachtoffer] seksueel misbruikt werd door [verdachte]. Als [verdachte] wegging was [slachtoffer] overstuur en zenuwachtig. Hij vroeg dan ook elke keer of hij iets verkeerds had gedaan. [slachtoffer] gaf tegenover mij duidelijk aan dat hij wat er gebeurde wel een probleem vond. Hij vroeg direct: ”Bist doe kwaod op me?” Dat vroeg hij mij de laatste tijd heel vaak. Ik vroeg hem hoe het met [verdachte] en hem ging. Toen begon hij enorm te huilen. [slachtoffer] zei:” [verdachte] doet dit met me”. Ik zag dat hij een gebaar maakte met zijn duim tussen zijn vingers door. Hij zei: ”Hij neukt me in de kont”. Toen heb ik hem gevraagd: ”Vind jij dat goed?”. Toen was hij weer aan het huilen en heel overstuur. [slachtoffer] zei: ”Hij heeft me nu heel erg pijn gedaan, want hij had zijn tube met zijn blauwe dopje niet bij zich.” [slachtoffer] zei dat het veel vaker was gebeurd. [slachtoffer] vertelde dat het gebeurd was in de slaapkamer beneden, in de slaapkamer boven, in de kamer, in de achterkamer, in de auto en bij het viswater. [slachtoffer] zei: ”Als ik dat niet doe dan word jij boos op mij en mag ik niet op vakantie”. Zijn vakantie is zijn alles. [verdachte] heeft dat elke keer gebruikt als bedreiging.
Een schriftelijk stuk, inhoudende een verslag van [instelling], opgenomen op pagina 30 e.v. van voornoemd dossier, opgesteld door [persoon 1] onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
De heer [slachtoffer] functioneert cognitief op een matig verstandelijk beperkt niveau. De zelfredzaamheid komt overeen met zijn cognitieve functioneren. Het IQ komt uit op 45. Om een beter beeld te krijgen zijn subtest-scores omgezet in leeftijdsequivalenten. Deze leeftijdsequivalenten liggen tussen de 3,10 jaar en 7,2 jaar. [slachtoffer] is kwetsbaar en er kan misbruik van hem worden gemaakt.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 augustus 2013, opgenomen op pagina 44 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant aangaande het studioverhoor van [slachtoffer].
[slachtoffer] verklaarde als volgt, zakelijk weergegeven:
[verdachte] greep mij en ging mij neuken. Hij woonde nog naast mij toen hij dat deed. Hij deed het in mijn woning boven, beneden en overal. Hij stopte hem er in. Hij stopt zijn kleine jongen er dan van achteren in. Achter in mijn kontje zeg maar. Ik vond het niet leuk. Het deed pijn.
Hij deed zalf op zijn kleine jongen. Zalf uit een blauwe tube.
Een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 16 augustus 2013, opgenomen op pagina 75 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige], zakelijk weergegeven:
[slachtoffer] zei dat [verdachte] seks met hem had. Hij brak toen helemaal. [slachtoffer] zei dat hij er niet over mocht praten, niet met mij en ook niet met [getuige 1]. [slachtoffer] begon toen te vertellen dat het boven gebeurde op de slaapkamer. Hij vertelde dat hij daar liggend, staand en voorover op het bed misbruikt werd. [slachtoffer] vertelde dat [verdachte] dan een tubetje zalf mee nam. Op het tubetje zou een blauw dopje zitten. Het gebeurde achter de stoel in de voorkamer. [slachtoffer] moest dan achter de stoel gaan staan en dan werd hij van achteren misbruikt door [verdachte]. Elke keer als ik bij [slachtoffer] was had hij het erover. Een keer zat hij op de wc en kon hij niet poepen. Hij zei dat het kwam nadat [verdachte] hem misbruikt had. [slachtoffer] ging altijd met [verdachte] vissen. Bij het water gebeurde het dan ook. Op 26, 27 of 28 juni 2013 is [verdachte] weer bij [slachtoffer] langs geweest. [slachtoffer] heeft mij verteld dat [verdachte] langs was geweest, maar dat hij daarna op dezelfde dag, in de avond nog een keer terug is gekomen. Dat zou de laatste keer zijn dat [verdachte] [slachtoffer] heeft misbruikt. Elke keer als ik bij [slachtoffer] was had hij het erover. Het gebeurde wekelijks. Behalve als [slachtoffer] ziek was. Gelet op de verhalen bestaat de kans dat dit al gebeurt sinds 1999 of 2000. [verdachte] gedroeg zich altijd zo raar. Hij keek heel sneaky vanuit [slachtoffer] zijn woning of wij hem zagen. Dat gedrag van [verdachte] viel op. Daardoor geloofde ik het verhaal van [slachtoffer].
Toen [slachtoffer] mij daarna de slaapkamer boven liet zien, zag ik een twijfelaarbed staan. Ik zag dat het bed raar opgemaakt was. De kussens lagen raar onder het bed en de dekens lagen ook niet zoals het hoorde. Vanaf dat moment zei ik wel eens tegen [slachtoffer] of ik zijn colbertje op moest halen. Ik zocht een smoesje om boven te kunnen kijken. Boven maakte ik het bed altijd op een bepaalde manier op. Wanneer ik later weer boven kwam, zag ik altijd dat het bed anders lag dan dat ik het bed had opgemaakt. Voor mij was dit een bevestiging van wat [slachtoffer] mij verteld had.
Een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 9 oktober 2013, opgenomen op pagina 101 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2], zakelijk weergegeven:
[slachtoffer] is zwakbegaafd. Ik ervaar hem ook zo. Hij vertelde mij: "[verdachte] heeft mij gepakt." Dat is niet een keer geweest, hij kwam heel vaak met dit verhaal. Hij vertelde mij dat hij van achteren was gepakt en daardoor niet naar het toilet kon. Waar ik het over heb is ongeveer
8 jaar geleden.
Een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 6 november 2013, opgenomen op pagina 106 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 3], zakelijk weergegeven:
U vraagt mij wanneer ik voor het eerst heb gehoord wat er tussen [slachtoffer] en [verdachte] is gebeurd.
Ik ben in 1999 in [plaats] komen wonen. [slachtoffer] vertelde het toen.
Een proces-verbaal forensische opsporing, d.d. 6 maart 2014, opgenomen achterin in voornoemd dossier (na pgn 180), inhoudende de relatering van verbalisant, zakelijk weergegeven:
In de woning van [slachtoffer] zijn enkele zaken in beslaggenomen. Bij de inbeslagname was aangeefster [getuige 1] aanwezig.
Een schriftelijk stuk te weten een afstandsverklaring, opgenomen op pagina 10 e.v. van het forensische dossier, inhoudende zakelijk weergegeven:
[getuige 1] verklaart dat ze afstand doet van de hieronder vermelde in beslag genomen goederen:
- Beddengoed (deken); SIN: AAFR7393NL (1 rode deken);
- Beddengoed (deken): SIN: AAFR7394NL (1 gele deken).
Een proces-verbaal afname celmateriaal, opgenomen op pgn 33 van het forensisch dossier, inhoudende de relatering van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Van verdachte [verdachte] is wangslijmvlies afgenomen. Het afgenomen celmateriaal is op de voorgeschreven wijze verpakt, gewaarmerkt en verzegeld en voorzien van identiteitszegel RAAW1976NL.
Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2014.02.10.107, d.d. 28 februari 2014 opgemaakt door dr. A.G.M. van Gorp, op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina van 40 van dossier FO (dossier FO bevindt zich achter voornoemd dossier) voor zover inhoudende als haar verklaring:
Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek (tabel 1)
SIN
Sperma kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AAFR7393NL#01
[verdachte]
Kleiner dan 1 op 1 miljard
AAFR7393 NL#02 tot en met #05
Betrokkene [slachtoffer]
Kleiner dan 1 op 1 miljard
AAFR7394NL#01 en #02
[verdachte]
Kleiner dan 1 op 1 miljard
Het DNA-profiel van de [verdachte] RAAW1976NC is op 18 februari 2014 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en wordt sindsdien vergeleken met daarin aanwezige DNA-profielen. Het DNA-profiel van het sperma in de bemonstering AAFR7394NL#01 van de deken is op 26 februari 2014 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en wordt sindsdien vergeleken met daarin aanwezige DNA-profielen. Deze DNA-profielen matchen met elkaar (zie Tabel 1). Bij deze vergelijkingen zijn geen andere matches gevonden
De rechtbank overweegt het navolgende. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het slachtoffer aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens lijdt, waardoor hij niet of onvolkomen in staat is zijn wil te bepalen of kenbaar te maken of weerstand te bieden. Ook verdachte was hiervan, gelet op de inhoud van zijn eigen verklaring, op de hoogte.
[slachtoffer] is in een kindvriendelijke studio door een gecertificeerde studioverhoorster gehoord over het seksuele misbruik door verdachte. De rechtbank is van oordeel dat deze verhoormethode, in aanmerking nemend de geestelijke beperking van [slachtoffer], passend is. De rechtbank ziet geen aanleiding om te veronderstellen dat het horen van [slachtoffer] niet op een deskundige en zorgvuldige manier heeft plaatsgevonden.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer], ondanks zijn voornoemde beperkingen, betrouwbaar is nu deze consistent en gedetailleerd is, te meer nu deze verklaring op details (waaronder bijvoorbeeld ten aanzien van de blauwe tube met zalf) wordt ondersteund door de getuigenverklaringen. [slachtoffer] heeft diverse getuigen op verschillende momenten gedurende een lange periode verteld over het anale seksuele misbruik door verdachte. Uit de getuigenverklaringen komt voorts naar voren dat [slachtoffer] erover klaagde dat hij niet naar het toilet kon als gevolg van het seksuele misbruik door verdachte. Ook blijkt uit de getuigenverklaringen dat wanneer [slachtoffer] met de getuigen sprak over verdachte en het seksuele misbruik door verdachte, hij veelal overstuur was.
Daarnaast is voor het bewijs van belang dat er sperma van verdachte is aangetroffen op een deken in één van de slaapkamers van [slachtoffer]. De rechtbank acht de verklaring van verdachte hieromtrent, inhoudende dat zijn sperma al op de deken zat toen hij deze aan [slachtoffer] gaf, niet aannemelijk.
Voor wat betreft de aard van het misbruik stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer] het meest en het meest consequent heeft verklaard over anale penetratie door verdachte. In zijn studioverhoor heeft [slachtoffer] ook melding gemaakt van andere seksuele handelingen. Die vinden evenwel naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bevestiging in de stukken.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, kan naar het oordeel van de rechtbank het tenlastegelegde worden bewezen.
Bewezenverklaring
Op grond van bovenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode tussen 1 januari 1999 en 28 juni 2013 te [pleegplaats], gemeente Bellingwedde, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was zijn
wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te
bieden, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte:
- zijn penis in de anus van die [slachtoffer] geduwd/gebracht.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde levert op:
-
met iemand van wie de dader weet dat hij aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens lijdt dat hij niet of onvolkomen in staat is zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De officier van justitie heeft bij het bepalen van zijn strafeis onder meer de aard en ernst van het feit meegewogen. Daarnaast heeft hij rekening gehouden met de leeftijd van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op zijn standpunt dat hij van mening is dat verdachte dient te
worden vrijgesproken, niet uitgelaten over de strafmaat.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich jarenlang frequent en op grove wijze schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van een persoon van wie hij, naar eigen zeggen, al ongeveer 25 jaar wist dat deze lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. De wetgever heeft met strafbaarstelling van gedrag omschreven in artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht beoogd om kwetsbaren in de samenleving te beschermen tegen seksueel misbruik. De gevolgen van deze gedragingen kunnen namelijk ingrijpend zijn. In het geval van het slachtoffer is dat inderdaad aan de orde. Jarenlang heeft hij met gevoelens van angst, onzekerheid en vrees voor de reacties van derden, als het seksueel misbruik zou worden ontdekt, geleefd. Verdachte heeft het slachtoffer daarbij onder druk gezet door ermee te dreigen dat hij van zijn bewindvoersters niet meer op vakantie zou mogen als een en ander uit zou komen, wetende dat vakantie voor het slachtoffer het hoogtepunt van het jaar is. Verdachte heeft het slachtoffer seksueel misbruikt door bij hem seksueel binnen te dringen. De rechtbank rekent het verdachte zeer zwaar aan dat hij, kennelijk ter bevrediging van zijn eigen lustbehoeftes, misbruik heeft gemaakt van de verstandelijke tekortkomingen en daarmee van de weerloosheid van het slachtoffer zonder rekening te houden met de mogelijke gevolgen voor het slachtoffer. Verdachte heeft daarmee de lichamelijke integriteit en ook het geestelijk welzijn van het slachtoffer op een zeer ernstige manier geschonden.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf enerzijds rekening gehouden met de ernst van het feit, waarbij de rechtbank nadrukkelijk opmerkt dat het hier gaat om een zaak die qua duur en ernst tot de zwaarst mogelijke overtreding van artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht behoort. Anderzijds heeft de rechtbank hierbij de inhoud van de reclasseringsrapport, de leeftijd van verdachte en de omstandigheid dat verdachte nooit eerder met justitie in aanraking is geweest betrokken. Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie geformuleerde eis geen recht doet aan de ernst van het bewezenverklaarde. Slechts een gevangenisstraf van na te melden aanzienlijke duur is passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit, alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 25.000,00 aan immateriële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 1999.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, nu hij voor vrijspraak heeft gepleit, betoogd dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde schade heeft geleden en dat deze schade in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen grotendeels kan worden toegerekend. De rechtbank stelt de geleden schade in redelijkheid vast op €15.0000, vermeerderd met de wettelijke rente. De rechtbank wijst de vordering voor het meer gevorderde af.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 57 en 243 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk toe en veroordeelt veroordeelde mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 15.000 (zegge: vijftienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 1999.
Veroordeelt veroordeelde in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het [slachtoffer], te betalen een bedrag van € 15.0000 (zegge: vijftienduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 50 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het [slachtoffer], daarmee de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien veroordeelde aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, A.F. Gerding en M.J. Oostveen, rechters, bijgestaan door mr. E.A.B. de Jong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 maart 2015.